Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.mr. [verzoeker 1], wonende te [woonplaats], kantoorhoudende te [kantooradres], en
mr. [verzoeker 2], kantoorhoudende te [kantooradres], in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van LHO Beheer B.V., Kraayenstein Monumentenzorg B.V., Crescendo Leisure Concepts B.V., Crescendo Investment Group IX B.V., C.I.G. Holding B.V., BHO Beheer B.V., Crescendo Leisure Concepts Holding B.V. en Brasserie Tante Pietje B.V.,
1.GERARDUS FRANCISCUS JOHANNES LIPS,
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR CASTLE CAPITAL,
[belanghebbende 3], in zijn hoedanigheid van door de rechtbank benoemde tijdelijk bestuurder van Stichting Administratiekantoor Castle Capital,
1. De procedure
- de beschikking van 5 september 2014;
- de (tussen)beschikking van 26 september 2014 (hierna: de tussenbeschikking);
- de op 25 november 2014 gehouden mondelinge behandeling en het daarvan opgemaakte proces-verbaal (met de daarin genoemde stukken).
2.De verzoeken
3.De feiten en de beoordeling
Feitelijke situatie – positie curatoren
imagelaten maken van de digitale gegevensdragers waarop onder meer bescheiden (en administratie) van Kraayenstein en LHO zijn vastgelegd. Op 7 augustus 2014 heeft Dekker q.q. op basis van een machtiging op de voet van artikel 93a Fw onder meer de woning van [naam 3] betreden en papieren en digitale gegevensdragers meegenomen uit diens kantoor. [naam 3] in privé en 101 Lips-vennootschappen (vertegenwoordigd door [naam 3]) hebben Dekker q.q. vervolgens in kort geding gedagvaard om inzage in de door hem zekergestelde gegevensdragers tegen te houden. De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant heeft bij vonnis van 3 november 2014 overwogen dat er geen reden is af te wijken van het uitgangspunt dat de curator in het kader van zijn taakuitoefening een onvoorwaardelijk recht heeft op inzage in de kopieën van de veiliggestelde fysieke en digitale administratie van [naam 3] en de Lips-vennootschappen en heeft de vorderingen van [naam 3] grotendeels afgewezen.
“Ik ben graag bereid en waar mogelijk inlichtingen te verschaffen, maar ik moet bekennen dat ik niet zeer zakelijk ben ingesteld – ik heb mijn belangen steeds laten behartigen door mijn adviseurs, vooral door [naam 1] [voormalig bestuurder van de sub-holdings in de Lips-groep, rb]”. In een e-mail van 14 november 2013 schreef de advocaat van [verweerster] aan een van de curatoren Lips:
“Zoals u weet is mevrouw [verweerster] door de jaren heen niet bij alle zakelijke details betrokken geweest, dat was voornamelijk de taak van de heer [naam 1].”. Anders dan dat in de statuten van Castle Capital nu eenmaal is bepaald dat Lips bij zijn aftreden door [verweerster] wordt opgevolgd, hebben (de advocaten van) [verweerster] en Lips niet toegelicht waarom juist zij bestuurder is geworden en waarom zij voor deze taak geschikt is. Ten slotte blijkt uit de door Dekker q.q. overgelegde e-mailcorrespondentie dat Lips ook na zijn aftreden en het aantreden van [verweerster] per 15 juli 2014 Castle Capital feitelijk blijft besturen en instructies blijft geven aan [naam 3], de bestuurder van de sub-holdings, en dat [verweerster] dit toestaat. Ter illustratie wordt gewezen op de volgende e-mails:
de vennootschap: besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, naamloze vennootschappen en andere rechtspersonen waarin de stichting aandelen houdt ten titel van beheer;
certificaten: de door de stichting uitgegeven certificaten van aandelen;
administratievoorwaarden: de bepalingen waaronder aandelen in het kapitaal van de vennootschap door de stichting ten titel van beheer zijn verworven;
royering: het intrekken van een certificaat van een aandeel tegen afgifte van het geadministreerde aandeel.
“voldoende aannemelijk dat gefailleerde [Lips, rb] in weerwil van wetenschap van inningsonbevoegdheid van zijn levenspartner middels de drie vennootschappen ten onrechte aan zijn levenspartner betalingen heeft verricht.”. Het verweer van [verweerster] tijdens de mondelinge behandeling op 25 november 2014 luidt dat de vennootschappen op het moment van betaling nog van niets wisten, omdat de brieven pas op 15 juli 2014 zijn ontvangen.
“Het is (…) voorshands niet onaannemelijk dat een bodemrechter die daarover moet oordelen de vernietigingen in stand zal laten” (r.ov. 5.9) en “Partijen hebben gedebatteerd over de werkelijke waarde van de in februari 2013 overgedragen aandelen en combinatie van activa en passiva. Hotel Tante Pietje en Haerensteijn Holding hebben een uiteenzetting gegeven waarom de overeengekomen koopsommen van € 1,00 reëel waren, maar stukken om dat mee te staven hebben zij niet in het geding gebracht.”(r.ov. 5.12). In het kader van de onderhavige procedure hebben (de advocaten van) Lips en [verweerster] ook betoogd dat de koopprijs van 1 euro reëel was, maar – wederom – geen stukken in het geding gebracht die dat betoog ondersteunen. Dekker q.q. heeft tevens CLC en CLCH ontbonden en als vereffenaar het faillissement aangevraagd van beide vennootschappen. Tegen de faillietverklaring van CLCH is (mede namens de 33% aandeelhouder die tevens bestuurder was ten tijde van de transacties in februari 2013 en die bevriend is met Lips) zowel verzet, derdenverzet als hoger beroep ingesteld, zonder dat hiervoor een vennootschappelijk belang bestond. De enige reden voor het instellen van verzet en hoger beroep lijken de belangen van [verweerster] en De Vijf Musketiers te zijn, aldus Dekker q.q. Ook deze transacties roepen vraagtekens op en behoeven een nadere toelichting.
continuïteit
4.De beslissing
5 februari 2015voor de akte aan de zijde van curatoren (en desgewenst [belanghebbende 3] q.q.) waarin zij een nadere toelichting kunnen geven (waar mogelijk met bewijsstukken onderbouwd) op de ontslaggronden als bedoeld in rechtsoverweging 3.21 (en hetgeen in rechtsoverweging 3.26 is overwogen), waarna [verweerster] en de belanghebbenden in de gelegenheid zullen worden gesteld daarop bij akte te reageren;