ECLI:NL:RBAMS:2015:5704

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2015
Publicatiedatum
1 september 2015
Zaaknummer
AMS 15/793
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van maatwerkvoorschrift voor geluidbeheersing in een café-restaurant

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen over de rechtmatigheid van een maatwerkvoorschrift dat aan een café-restaurant is opgelegd. De eiseres, woonachtig nabij de inrichting, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 december 2014, waarin het college het bezwaar van de eiseres ongegrond verklaarde. Het maatwerkvoorschrift houdt in dat de inrichting een geluidbegrenzer moet plaatsen en zich moet houden aan bepaalde geluidsnormen, zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inrichting, die deel uitmaakt van een complex met een sportcentrum en sauna, een verzegelde geluidbegrenzer heeft geplaatst en dat er sinds augustus 2013 geen geluidsoverlast meer is geweest. De rechtbank oordeelt dat de gemeente in redelijkheid het maatwerkvoorschrift heeft kunnen opleggen, omdat het voldoet aan de normen van het Activiteitenbesluit en er geen strijd is met het bestemmingsplan. De vrees van de eiseres voor toekomstige geluidsoverlast wordt niet onderbouwd, en de rechtbank wijst het beroep ongegrond. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de eiseres haar schade onvoldoende heeft onderbouwd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 15/793

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 september 2015 in de zaak tussen

[naam] , te Diemen , eiseres

(gemachtigde: mr. B. Parmentier),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen , verweerder

(gemachtigde: mr. D Walraven-Van Vliet).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
‘ [belanghebbende] ’, te Diemen (hierna: de inrichting).

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de inrichting een maatwerkvoorschrift als bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) opgelegd.
Bij besluit van 18 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2015.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [betrokkene] .
Namens derde-partij zijn verschenen [derde belanghebbenden 1] en [derde belanghebbenden 2] , exploitanten van de inrichting.

Overwegingen

1.1.
De inrichting, een café-restaurant, is gevestigd aan de [adres 1] te [plaats] , en maakt onderdeel uit van een gebouwencomplex met tevens een sportcentrum en een sauna. De inrichting en het sportcentrum worden beheerd door en zijn eigendom van de gemeente [plaats] . De sauna is eigendom van [derde belanghebbenden 1] en [derde belanghebbenden 2] en wordt af en toe door de inrichting gebruikt voor het houden van een feest, al dan niet met versterkte (live) muziek. Eiseres woont op het adres [adres 1] te [plaats] . Deze woning ligt hemelsbreed op meer dan 60 meter afstand van de inrichting.
1.2.
In opdracht van de gemeente [plaats] heeft akoestisch adviesbureau Peutz B.V. (Peutz) een onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn neergelegd in de rapportage van 29 juni 2012. Uit dit onderzoek blijkt dat, gelet op de geluidsoverdracht, zonder bouwkundige maatregelen alleen exploitatie van de inrichting als rustig café-restaurant mogelijk is.
1.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan de inrichting een maatwerkvoorschrift opgelegd op grond van artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit, bestaande uit in acht te nemen gedragsvoorschriften en het plaatsen van een door een akoestisch deskundige af te stellen en te verzegelen geluidsbegrenzer, met aangepaste geluidsnormen voor het niveau van het binnengeluid. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag het advies van de algemene commissie voor de bezwaarschriften (de commissie) van 28 november 2014. Dit advies houdt in, kort gezegd, dat op grond van het akoestisch onderzoek van Peutz bij een restaurant / rustig café wordt uitgegaan van een binnengeluidniveau van 75 à 80 dB(A) in de nacht en dat op grond van het aan de inrichting opgelegde maatwerkvoorschrift het binnengeluidniveau in de nacht niet mag uitkomen boven 80 dB(A). Met een verzegelde geluidbegrenzer wordt voldaan aan de in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit neergelegde buitennorm voor de meest dichtbij gelegen woningen, in dit geval op 25 meter afstand van de inrichting. Het maatwerkvoorschrift bevat ook dB(C) normen om basgeluiden te reguleren, en gaat daarmee verder dan het Activiteitenbesluit, dat zelf geen dB(C) normen stelt.
3. Op grond van artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit, voor zover hier van belang, mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer bedragen dan 50, 45 en 40 dB(A), in onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode als bedoeld in tabel 2.17a.
In artikel 2.20, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit is bepaald dat het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift kan bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen.
4. Eiseres heeft haar beroepsgrond dat de gemeente in 2013 de inrichting ten onrechte als een type B-inrichting heeft aangemerkt, ter zitting ingetrokken. Deze beroepsgrond behoeft daarom geen bespreking meer.
5. Blijkens de gedingstukken en hetgeen ter zitting is besproken, is tussen partijen niet in geschil dat in de inrichting een verzegelde geluidbegrenzer is geplaatst en dat sinds augustus 2013 geen sprake meer is van door de inrichting veroorzaakte geluidsoverlast.
6.1.
Eiseres voert aan, kort weergegeven, dat verweerder pas een maatwerkvoorschrift mag opleggen in het geval het treffen van verdere akoestische voorzieningen onmogelijk is. Dat is hier niet het geval. Het maatwerkvoorschrift maakt het mogelijk dat de inrichting een hogere geluidsbelasting veroorzaakt dan op grond van het Activiteitenbesluit is toegestaan voor een rustig café-restaurant. Het pand is daarvoor in de bestaande bouwkundige en akoestische staat niet geschikt. Eiseres vreest dat de geluidsoverlast zal terugkeren naar het oude niveau. Bovendien houdt het maatwerkvoorschrift geen rekening met het type activiteit, omdat volgens het akoestisch onderzoek van Peutz voor muziek vanwege de herkenbaarheid een toeslag van 10 dB(A) geldt bovenop het toegestane binnengeluidniveau van 80 dB(A) in de nachtperiode. Verder heeft bij een binnengeluidniveau van de muziek van 80 dB(A) het openen van de deur van de inrichting een geluidniveau op de gevels van eveneens 80 dB(A) tot gevolg, aldus eiseres.
6.2.
Verweerder betwist dat de inrichting meer geluid kan produceren dan op grond van het Activiteitenbesluit is toegestaan, omdat in het maatwerkvoorschrift is bepaald dat het binnengeluidniveau niet boven 80 dB(A) in de nachtperiode (23.00-07.00) mag komen, welke norm gelijk is aan het binnengeluidniveau van 75 à 80 dB(A) in de nachtperiode, als weergegeven in tabel 3 van het akoestisch onderzoek van Peutz. Het Activiteitenbesluit bevat geen specifieke normen voor een muziekcafé, dan wel een rustig café-restaurant. De geluidbegrenzer zorgt ervoor dat wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit. De buitennorm genoemd in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit geldt voor de meest dichtbij gelegen woningen, in dit geval op 25 meter afstand van de inrichting, terwijl de woning van eiseres op meer dan 60 meter afstand van de inrichting ligt. Het maatwerkvoorschrift leidt dus tot een lagere geluidbelasting op de gevel van de woning van eiseres dan op grond van het Activiteitenbesluit is toegestaan, aldus verweerder.
6.3.
Met maatwerkvoorschriften wordt beoogd degene die de inrichting drijft te laten voldoen aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit (beschermen van het milieu). Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft verweerder beleidsvrijheid bij de beslissing om maatwerkvoorschriften te stellen. Indien wordt besloten tot het stellen van maatwerkvoorschriften, heeft verweerder verder een zekere beoordelingsvrijheid bij de vaststelling van wat nodig is ter bescherming van het milieu (zie onder andere de uitspraak van 8 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010: BO6612). Het voorgaande heeft tot gevolg dat de rechter het bestreden besluit slechts terughoudend toetst.
6.4.
In het akoestisch onderzoek heeft Peutz de representatieve bedrijfssituatie van de inrichting in kaart gebracht.
Bij een bedrijfsvoering als
restaurant of rustig caféheerst een binnengeluidniveau van 75 à 80 dB(A) op basis van het standaard popspectrum, met via de bedrijfseigen geluidsinstallatie gedraaide muziek, mits de boxen niet op maximaal volume worden ingesteld. In dat geval zal bij de dichtstbij gelegen woningen aan de [adres 2] in de nachtperiode nog juist aan de standaardgrenswaarde van het Activiteitenbesluit worden voldaan, inclusief 10 dB toeslag voor muziekgeluid.
Bij een bedrijfsvoering als
café met versterkte muziek op een drukke avondheerst een binnengeluidniveau van 90 dB(A). In dat geval is de volgende combinatie van maatregelen noodzakelijk om in de nachtperiode aan de standaardgrenswaarde van het Activiteitenbesluit te kunnen voldoen:
- het plaatsen van voorzetramen;
- het uitvoeren van de toegangsdeur als sluis;
- het aanbrengen van een vrijhangend verlaagd plafond tussen het aanwezige systeemplafond en het dak, dan wel een omgekeerd plafond aan de buitenzijde van het dak, waarbij de gevel zal moeten worden opgehoogd tot ten minste de hoogte van de nieuwe bovenkant van het dak.
Bij een bedrijfsvoering als
café met live-muziek,
dan wel tijdens feesten en partijenkan een binnengeluidniveau optreden tot circa 95 dB(A). De maatregelen die in dat geval nodig zijn om in de nachtperiode aan de standaardgrenswaarde van het Activiteitenbesluit te voldoen, zijn uit bouwkundig en economisch oogpunt dusdanig ingrijpend dat deze als niet-realistisch kunnen worden aangemerkt.
6.5.
Op basis van het akoestisch onderzoek van Peutz en bouwkundig onderzoek heeft de gemeente [plaats] geconcludeerd dat, zonder maatregelen te treffen, alleen een exploitatie als restaurant / rustig café mogelijk is en dat voor het houden van extra activiteiten, muziekcafé of voor live muziek aanzienlijke (bouwkundige) maatregelen nodig zijn, die bovendien onvoldoende garanderen dat afdoende geluidreductie optreedt. De investeringen staan daardoor niet in verhouding tot het te verwachten resultaat. Ook is uit het akoestisch onderzoek naar voren gekomen dat in de avond- en nachtelijke uren op de [adres 3] sprake is van (een hoog niveau van) achtergrondgeluid dat niet van de inrichting afkomstig is. Daardoor is niet met zekerheid te stellen dat de ondervonden geluidsoverlast door de bewoners ook altijd van de inrichting afkomstig was. Gelet hierop en vanwege het feit dat tijdens het treffen van bouwkundige maatregelen exploitatie van de inrichting niet mogelijk is, heeft de gemeente als eigenaar van het pand besloten geen grootschalige investeringen in geluidwerende voorzieningen te plegen.
6.6.
De rechtbank acht de in 6.5. gegeven motivering van verweerder niet onredelijk of onjuist en ziet in hetgeen eiseres aanvoert geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het opleggen van het maatwerkvoorschrift voor, onder andere, het plaatsen van een geluidbegrenzer. Deze beroepsgrond faalt.
6.7.
Uit het akoestisch onderzoek van Peutz volgt dat met het maatwerkvoorschrift het binnengeluidniveau in de nachtperiode (23.00-07.00) niet boven 80 dB(A) komt, inclusief 10 dB toeslag voor muziekgeluid. De inrichting voldoet daarmee aan de normen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit voor geluid op de gevels van de meest dichtbij gelegen woningen aan de [adres 2] . De stelling van eiseres dat het openen van de deur van de inrichting een geluidniveau op de gevels van die woningen van eveneens 80 dB(A) tot gevolg heeft, vindt geen steun in het akoestisch onderzoek van Peutz en is ook anderszins niet onderbouwd. De rechtbank acht daarbij nog van belang dat tijdens het akoestisch onderzoek indicatief is vastgesteld dat het optredende geluidniveau circa 10 tot 15 dB(A) lager is bij de verder weg gelegen woning [adres 3] Deze woning is evenals die van eiseres op meer dan zestig meter afstand van de inrichting gelegen. Daarmee is aannemelijk dat op de gevel van de woning van eiseres een lagere geluidwaarde zal worden bereikt dan op de gevels van de meest nabij gelegen woningen op 25 meter afstand van de inrichting. Uit het bestreden besluit volgt bovendien dat met het maatwerkvoorschrift ook regulering van de basgeluiden, dB(C), wordt beoogd. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het Activiteitenbesluit daarvoor geen normen stelt. Het maatwerkvoorschrift gaat daarmee dan ook verder dan het Activiteitenbesluit. Op grond van het voorgaande ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor de door eiseres gestelde vrees voor toename van de geluidsoverlast. Deze beroepsgronden falen.
7.1.
Eiseres stelt dat het gebruik van de inrichting in strijd is met het bestemmingsplan en dat verweerder een handhavingsplicht heeft. Verweerder stelt zich op het standpunt dat van strijd met het bestemmingsplan geen sprake is.
7.2.
De rechtbank overweegt dat in deze procedure in geschil is de rechtmatigheid van het door verweerder opgelegde maatwerkvoorschrift. Een vermeende strijd met het bestemmingsplan kan in een procedure over het stellen van een maatwerkvoorschrift niet aan de orde komen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de in 6.3. genoemde uitspraak van de Afdeling van 8 december 2010.
8. Nu verweerder in redelijkheid heeft kunnen komen tot het opleggen van het maatwerkvoorschrift, behoeft hetgeen eiseres overigens op dit punt heeft aangevoerd geen bespreking meer.
9. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is.
10.1.
Voor zover eiseres aanvoert dat zij schade lijdt door de grenzen die het maatwerkvoorschrift stelt, in de vorm van gederfd woongenot en een geschatte daling van de waarde van haar huis bij verkoop van € 20.000,- tot € 30.000,-, overweegt de rechtbank dat eiseres haar gestelde vermogensrechtelijke schade onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank acht hiertoe van belang dat op grond van hetgeen hiervoor is overwogen het maatwerkvoorschrift aan de in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit neergelegde geluidsnormen voldoet en dat eiseres ter zitting heeft verklaard dat zij sinds augustus 2013 geen geluidsoverlast van de inrichting meer ervaart. De enkele vrees voor toekomstige overlast is onvoldoende. Voor de stelling dat zij schade lijdt als gevolg van gederfd woongenot voorafgaand aan augustus 2013, moet eiseres zich wenden tot de civiele rechter.
10.2.
Voor zover eiseres verzoekt om vergoeding van schade als gevolg van een onrechtmatig besluit, wijst de rechtbank dit verzoek af. Het beroep zal immers ongegrond worden verklaard en het bestreden besluit blijft in stand.
11. Bij deze uitkomst bestaat voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, voorzitter, en mr. J.W. Vriethoff en mr. S.E. Reichert, leden,
in aanwezigheid van mr. R.M.N. van den Hazel, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2015.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.