In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 september 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.G. Doornbos, en gedaagde, de maatschap, vertegenwoordigd door mr. M. Moszkowicz. Eiser vorderde de terugbetaling van een voorschot van € 10.000,00 dat hij had betaald aan de maatschap voor rechtsbijstand. Eiser stelde dat dit voorschot betrekking had op een afzonderlijke overeenkomst voor advies, terwijl de maatschap betwistte dat er sprake was van twee aparte overeenkomsten en stelde dat het voorschot enkel betrekking had op de bijstand in een strafzaak.
De procedure begon met de indiening van de dagvaarding op 12 december 2014, gevolgd door een conclusie van antwoord. Na een tussenvonnis op 20 februari 2015 vond op 8 juli 2015 een bijeenkomst van partijen plaats. De kantonrechter oordeelde dat eiser niet voldoende had onderbouwd dat er geen werkzaamheden waren verricht door de advocaat, en dat er geen bewijs was voor de stelling dat er twee afzonderlijke overeenkomsten bestonden. De kantonrechter verwierp het beroep van eiser op onverschuldigde betaling en wees de vordering af.
Eiser werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de maatschap tot € 600,00 werden begroot. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en documentatie in de relatie tussen cliënten en hun advocaten.