ECLI:NL:RBAMS:2015:5563

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2015
Publicatiedatum
27 augustus 2015
Zaaknummer
3731266 CV EXPL 15-88
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggave voorschot aan advocaat afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 september 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.G. Doornbos, en gedaagde, de maatschap, vertegenwoordigd door mr. M. Moszkowicz. Eiser vorderde de terugbetaling van een voorschot van € 10.000,00 dat hij had betaald aan de maatschap voor rechtsbijstand. Eiser stelde dat dit voorschot betrekking had op een afzonderlijke overeenkomst voor advies, terwijl de maatschap betwistte dat er sprake was van twee aparte overeenkomsten en stelde dat het voorschot enkel betrekking had op de bijstand in een strafzaak.

De procedure begon met de indiening van de dagvaarding op 12 december 2014, gevolgd door een conclusie van antwoord. Na een tussenvonnis op 20 februari 2015 vond op 8 juli 2015 een bijeenkomst van partijen plaats. De kantonrechter oordeelde dat eiser niet voldoende had onderbouwd dat er geen werkzaamheden waren verricht door de advocaat, en dat er geen bewijs was voor de stelling dat er twee afzonderlijke overeenkomsten bestonden. De kantonrechter verwierp het beroep van eiser op onverschuldigde betaling en wees de vordering af.

Eiser werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de maatschap tot € 600,00 werden begroot. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en documentatie in de relatie tussen cliënten en hun advocaten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer \ rolnummer: 3731266 CV EXPL 15-88
Uitspraak: 4 september 2015

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:

[eiser]

wonende te [plaats] ,
eiser,
nader te noemen [eiser] ,
gemachtigde mr. M.G. Doornbos,
t e g e n

[gedaagde]

gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
nader te noemen de maatschap,
gemachtigde mr. M. Moszkowicz.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 12 december 2014, met producties,
  • de conclusie van antwoord.
Ingevolge tussenvonnis van 20 februari 2015 heeft op 8 juli 2015 een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. Tijdens de bijeenkomst van partijen zijn verschenen:
- mr. M.G. Doornbos voornoemd,
- mr. M. Moszkowicz voornoemd.
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1.
Op [datum] is [eiser] door de politie aangehouden en in verzekering gesteld.
1.2.
Kort na [datum] heeft [eiser] zich voor rechtsbijstand gewend tot [naam 1] (hierna: [naam 1] ), destijds lid van de maatschap.
1.3.
Tegen afgifte van een kwitantie van 18 september 2008 is aan [naam 1] op 17 september 2008 als voorschot betaald een bedrag van € 15.000,00 onder vermelding van zaaknummer 08.9450 en € 10.500,00 onder vermelding van zaaknummer 08.9451. € 500,00 van laatstgenoemd bedrag is aangemerkt als zakgeld en aan [eiser] ter hand gesteld.
1.4.
Op 12 september 2011 heeft [naam 1] na aandringen door de Deken een specificatie van de gewerkte uren in de zaak met nummer 08.9450 opgesteld ten bedrage van in totaal € 40.153,50.
1.5.
Onder meer bij brief van 29 september 2014 heeft de advocaat van [eiser] de maatschap verzocht het bedrag van € 10.500,00 terug te betalen.
1.6.
De maatschap is niet tot betaling over gegaan.

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert – kort gezegd – dat de maatschap bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 10.000,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2011, althans 29 september 2014;
b. € 1.500,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. de proceskosten.
3. De maatschap voert verweer.
4. Op de stellingen van partijen zal, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna worden ingegaan.

Beoordeling

5. [eiser] heeft zich ter onderbouwing van zijn vordering op het standpunt gesteld dat de door hem betaalde voorschotten van respectievelijk € 15.000,00 en € 10.500,00 zagen op twee afzonderlijk aan de maatschap verstrekte opdrachten, te weten één betreffende bijstand in een strafzaak (zaaknummer 08.9450) en één betreffende een door [naam 1] te geven advies (zaaknummer 08.9451). [naam 1] heeft hem alleen bijstand verleend in de strafzaak, maar een advies heeft hij nimmer mogen ontvangen. [naam 1] dient derhalve het door [eiser] betaalde voorschot van € 10.000,00 (€ 10.500,00 minus het als zakgeld door [eiser] ontvangen bedrag van € 500,00) terug te betalen, aldus [eiser] .
6. De maatschap heeft dit betwist en aangevoerd dat er slecht één overeenkomst bestond tussen de maatschap en [eiser] , op grond waarvan [naam 1] [eiser] bijstand zou verlenen in een strafzaak. Volgens de maatschap zagen beide voorschotten op het verlenen van die bijstand. Er bestond tussen partijen geen afzonderlijke overeenkomst tot het verlenen van advies (los van de bijstand in de strafzaak). Uit de overgelegde urenspecificatie blijkt dat [naam 1] werkzaamheden voor [eiser] heeft verricht voor een bedrag van in totaal € 40.153,50 (zie 1.4). Gelet hierop bestaat er geen grond tot terugbetaling van het voorschot van € 10.000,00, aldus [naam 1] .
7. De kantonrechter oordeelt als volgt. Gelet op het beroep van [eiser] op – naar de kantonrechter begrijpt – onverschuldigde betaling is het aan hem om te stellen en (gelet op de gemotiveerde betwisting door de maatschap) te onderbouwen dat er door [naam 1] ter zake van het door hem betaalde voorschot van € 10.000,00 geen, dan wel niet de afgesproken, werkzaamheden zijn verricht. [eiser] is hier niet in geslaagd.
8. Dat er sprake was van twee afzonderlijke overeenkomsten tussen [eiser] en de maatschap is niet komen vast te staan. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat er tussen hem en [naam 1] de afspraak bestond dat [naam 1] hem – naast de bijstand en eventueel advies in een strafzaak – van enig ander advies zou voorzien. Bovendien heeft [eiser] , ook nadat hierom uitdrukkelijk is gevraagd ter terechtzitting, in het geheel niet onderbouwd waarop een dergelijk (aanvullend) advies dan betrekking zou hebben. Het enkele feit dat er door de maatschap twee verschillende zaaknummers zijn aangemaakt, is daartoe onvoldoende.
9. Derhalve is niet komen vast te staan dat de betaling van het voorschot van [eiser] van € 10.000,00 betrekking had op een afzonderlijke (tweede) overeenkomst. Aangezien [eiser] niet heeft betwist dat [naam 1] – conform de door hem opgestelde urenspecificatie – ter zake van de tussen hen geldende overeenkomst werkzaamheden heeft verricht voor een bedrag van in totaal € 40.153,50, dient het beroep van [eiser] op onverschuldigde betaling als onvoldoende onderbouwd te worden verworpen. De vordering van [eiser] wordt afgewezen. Dit betekent dat het beroep van [naam 1] op verjaring onbesproken kan blijven.
10. Bij deze uitkomst van de procedure wordt [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de maatschap.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de maatschap tot op heden begroot op
salaris gemachtigde € 600,00
______
totaal € 600,00
inclusief eventueel verschuldigde btw;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Aldus gewezen door mr. B.T. Beuving, kantonrechter, bijgestaan door mr. C.E. Ganzeboom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2015.
De griffier De kantonrechter
**