In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 augustus 2015 uitspraak gedaan over de intrekking van de rijvaardigheidsverklaring van verzoeker. De intrekking volgde na een politieonderzoek naar een examinator die tegen betaling kandidaten ten onrechte liet slagen voor hun rijexamens. Verzoeker had zijn rijexamen afgelegd bij deze examinator en was geslaagd, maar er waren sterke aanwijzingen dat hij niet voldeed aan de wettelijke rijvaardigheidseisen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verkeersveiligheid zwaarder woog dan de individuele belangen van verzoeker, die in de gelegenheid was gesteld om zijn rijvaardigheid te toetsen. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de verklaring van rijvaardigheid gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden waaronder deze was verkregen en de ernst van de fraude. Het beroep van verzoeker werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.