“Het gaat om personen die weliswaar in dezelfde woning als belanghebbende wonen maar
desondanks buiten beschouwing worden gelaten bij de berekening van het totaal aantal
personen dat in die woning hoofdverblijf heeft. (…) In de tweede plaats kan zich de situatie
voordoen dat tevens andere bewoners dan de belanghebbende op basis van een schriftelijke
overeenkomst met de verhuurder als (onder)huurder of kostganger in dezelfde woning wonen
als de belanghebbende (onderdeel b van het vijfde lid). Of tussen de (onder)huurders en
kostgangers onderling de kostendelersnorm geldt, hangt er van af: medebewoners die op basis
van een individueel contract een commerciële prijs aan de verhuurder betalen, worden bij de
vaststelling van het aantal personen dat in dezelfde woning als de belanghebbende zijn
hoofdverblijf heeft, niet meegerekend. Voor zover bewoners op basis van een commerciële
overeenkomst met dezelfde verhuurder in de woning hun hoofdverblijf hebben, hebben zij
ook onderling een zakelijke relatie. Daarom is ook voor deze situatie een uitzondering
gemaakt op de kostendelersnorm. Het feit dat de bewoners eventueel bepaalde voorzieningen
delen (bijvoorbeeld hal, keuken en/of badkamer) en er dus van enige kostendeling sprake kan
zijn, doet hier niet aan af: dit voordeel is verdisconteerd in de commerciële huurprijs. Van een
onderlinge zakelijke relatie waarvoor de kostendelersnorm niet geldt, is bijvoorbeeld sprake
indien gehandicapten in een groepswoning wonen en op basis van een schriftelijke
overeenkomst daarvoor een commerciële prijs betalen. In het licht van de hervorming van de
langdurige zorg acht de regering het van belang dat mensen in eerste instantie zelf en met hun
sociale omgeving een oplossing proberen te vinden voor hun behoefte aan hulp en
ondersteuning. Het langer zelfstandig kunnen wonen, kan worden bewerkstelligd door
verschillende woonvormen. Indien sprake is van het wonen in groepsverband, waarbij ieder
hoofdverblijf heeft in zijn eigen woning of indien leden van een woongroep in één woning
wonen en ieder een commercieel contract heeft met de verhuurder, zal de kostendelersnorm
niet van toepassing zijn. Voor zover er weliswaar sprake is van een individueel contract, maar
er in feite één prijs wordt opgebracht door de bewoners gezamenlijk, met als gevolg dat het
deel van elk van hen onder het niveau van een commerciële prijs zakt, wordt niet meer voldaan
aan de criteria voor de commerciële relatie, en geldt de kostendelersnorm. Dat geldt ook als
de belanghebbende die op basis van een schriftelijke overeenkomst een commerciële prijs aan
de (onder)verhuurder of kostgever betaalt, de woning deelt met een of meer personen die niet
een dergelijk contract met deze (onder)verhuurder of kostgever hebben afgesloten. Bij deze
uitzonderingen op de kostendelersnorm kan het alleen gaan om personen die geen bloed- of
aanverwant in de eerste of tweede graad zijn. Dit betekent dat indien de belanghebbende huurt
of verhuurt van respectievelijk aan een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad, dan
wel indien hij de kost geeft aan of in de kost is bij een dergelijk familielid, de
kostendelersnorm van toepassing is, zelfs indien er een commerciële prijs is afgesproken.
Uitgangspunt hierbij is dat de relatie tussen dergelijke bloed- en aanverwanten nimmer een zakelijke kan zijn. Er moet sprake zijn van een commerciële prijs; de prijs moet in verhouding staan tot de geleverde prestaties en datgene dat in het commerciële verkeer gebruikelijk is. Dit laatste veronderstelt tevens periodieke aanpassing van de prijs. Als slechts een bijdrage in de kosten of een tegenprestatie voor het mede bewonen wordt geleverd, zoals boodschappen doen of schoonmaken, is geen sprake van een commerciële prijs, en is de kostendelersnorm van
toepassing. Het bestaan van de overeenkomst en de commerciële prijs moet aan de hand van
schriftelijke stukken kunnen worden aangetoond; ook moet belanghebbende
betalingsbewijzen kunnen overleggen.”