ECLI:NL:RBAMS:2015:5390

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2015
Publicatiedatum
21 augustus 2015
Zaaknummer
CV 14-32538
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens fraude met bankrekening; onzorgvuldige omgang met pas en pincode; verzoek tot forse verhoging dagelijkse opnamelimiet

In deze zaak vorderde ABN AMRO Bank N.V. schadevergoeding van de gedaagde, die betrokken was bij een frauduleuze overboeking van zijn bankrekening. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 april 2012, waarbij bedragen van de rekening van een derde partij naar de rekening van de gedaagde werden overgeboekt. De gedaagde stelde dat hij slachtoffer was van pinpasfraude en had geen toestemming gegeven voor de overboekingen. De rechtbank moest beoordelen of de gedaagde onzorgvuldig was omgegaan met zijn bankgegevens, wat leidde tot de frauduleuze handelingen.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde inderdaad onzorgvuldig was geweest, omdat hij niet tijdig zijn pinpas had laten blokkeren en geen aangifte had gedaan van de vermissing. Echter, de rechtbank concludeerde ook dat ABN AMRO onvoldoende bewijs had geleverd dat de gedaagde opzettelijk had meegewerkt aan de frauduleuze handelingen. De bank had bovendien de dagelijkse opnamelimiet van de gedaagde verhoogd zonder voldoende verificatie, wat bijdroeg aan de situatie.

Uiteindelijk werd de gedaagde aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 500,00, maar na verrekening van reeds afgeschreven bedragen, werd de te betalen hoofdsom vastgesteld op € 389,59. De rechtbank compenseerde de proceskosten, aangezien beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk waren gesteld. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter mr. E.D. Bonga-Sigmond op 6 augustus 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: CV 14-32538
vonnis van: 6 augustus 2015
fno.: 178

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

ABN AMRO Bank N.V.,

gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
nader te noemen ABN-Amro,
gemachtigde: Incassade Leeuwarden B.V.,
t e g e n

[naam gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
nader te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A. Anakhrouch.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 12 november 2015 met producties;
- conclusie van antwoord;
- instructievonnis 26 februari 2015;
- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 12 mei 2015. ABN-Amro is verschenen bij [naam 1] namens de gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen met zijn gemachtigde. ABN-Amro heeft voorafgaand aan de comparitie nog stukken ingediend. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
Op 4 april 2012 zijn door ABN-Amro twee bedragen van respectievelijk € 2.000,00 en € 2.500,00 overgeboekt van een bij ABN-Amro aangehouden rekening ten name van [naam 2] , ten gunste van de eveneens bij ABN-Amro aangehouden rekening van [gedaagde] . Op dezelfde dag zijn er kort na elkaar voor bedragen van respectievelijk € 2.000,00 en € 370,00, van de rekening van [gedaagde] pinopnames gedaan uit een geldautomaat te [plaats] .
1.2.
Op 3 april 2013 had ABN-Amro de dagelijkse opnamelimiet van de rekening van [gedaagde] verhoogd van € 500,00 tot € 3.000,00.
1.3.
Het saldo van de rekening van [gedaagde] bedroeg na de onder 1.1 genoemde bij- en afschrijvingen € 2.240,41. Dit bedrag is door ABN-Amro kort daarop afgeboekt van de rekening van [gedaagde] .
1.4.
Door voornoemde [naam 2] is in verband met de onder 1.1 bedoelde overschrijvingen op 5 april 2012 aangifte gedaan van oplichting.
1.5.
Bij aktes van 13 april 2012 heeft [naam 2] een tweetal vorderingen op [gedaagde] uit onverschuldigde betaling ter hoogte van € 2.000,00 respectievelijk € 2.500,00 overgedragen aan ABN-Amro.
1.6.
Bij brief van 11 april 2012 aan ABN-Amro heeft [gedaagde] gereageerd op een brief van 6 april 2014 van ABN-Amro aangaande overboekingsfraude waarbij de pinpas en pincode van [gedaagde] zou zijn gebruikt. Daarin deelt [gedaagde] onder meer mee dat hij op 4 april 2012 erachter kwam dat er teveel geld op zijn rekening stond en er grote bedragen waren afgeschreven. Hij ontdekte toen de vermissing van zijn pinpas. De volgende dag heeft hij telefonisch geprobeerd zijn pinpas te laten blokkeren, maar hij werd toen naar een ABN-Amro kantoor gestuurd, waar men zei dat hij een brief van het hoofdkantoor zou ontvangen. Die ontving hij op 6 april 2012. Op 7 april 2012 ontving hij een brief waarin een verzoek tot het verhogen van zijn paslimiet werd ingewilligd. [gedaagde] verklaart vervolgens dat hem noch de pintransacties noch de overboekingen bekend zijn en dat hij daarvoor geen toestemming heeft gegeven. Zijn pincode heeft hij nooit aan iemand bekend gemaakt en een verzoek tot het verhogen van zijn paslimiet heeft hij nooit gedaan.
1.7.
Bij brief van 17 juli 2012 heeft ABN-Amro onder meer het volgende aan [gedaagde] geschreven:
Wij hebben uw brief van 11 april 2012 ontvangen. In onze eerdere brief van 5 april 2012 geven wij aan dat uit onderzoek is gebleken dat uw rekening is betrokken bij (een poging tot) witwassen.Uit uw brief blijken geen nieuwe feiten. Hierdoor blijven wij bij ons standpunt dat wij onze systemen niet voor dergelijke handelingen beschikbaar wensen te stellen. Daarom zullen wij, onder verwijzing naar artikel 35 van de algemene voorwaarden van de bank, de relatie met u per 31 juli 2012 beëindigen.
1.8.
Bij brief van 8 april 2013 heeft Lindorff Credit Management [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor een schadebedrag van € 2.955,34 (inclusief afwikkelingskosten van € 695,75) en gesommeerd om dit bedrag binnen 10 dagen te betalen.

Vordering en verweer

2. ABN-Amro vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.517,87 aan hoofdsom, rente, onderzoekskosten en incassokosten.
3. ABN-Amro stelt hiertoe dat er door een frauduleuze handeling geld op de rekening van [gedaagde] is overgeboekt en daarna opgenomen. Deze handeling kon slechts worden voltooid door gebruikmaking van bankrekening, pinpas en pincode van [gedaagde] . Dat betekent dat [gedaagde] of aan de frauduleuze handeling heeft meegewerkt, ofwel niet met de normaal gebruikelijke zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid met genoemde bankgegevens is omgegaan, aldus ABN-Amro.
4. [gedaagde] voert verweer en voert daarbij - kort samengevat - aan dat hij zelf het slachtoffer is van pinpasfraude hetgeen hij bij brief van 11 april 2012 ook aan ABN-Amro heeft meegedeeld. Hij heeft adequate actie ondernomen door contact op te nemen met ABN-Amro om zijn pinpas te laten blokkeren en daarbij ABN-Amro geïnformeerd dat onbekende derden op 3 april 2013 de bestedingsruimte van zijn pinpas hebben verhoogd. De pinpasfraude kan hem niet worden toegerekend, aldus [gedaagde] .

Beoordeling

5. Tussen partijen staat vast dat er als gevolg van een frauduleuze handeling voor een bedrag van in totaal € 4.500,00 een overboeking heeft plaatsgevonden van de rekening van [naam 2] naar de rekening van [gedaagde] . Voor de conclusie van ABN-Amro dat [gedaagde] aan deze overboeking en de erop volgende opnames bewust en opzettelijk heeft meegewerkt heeft ABN-Amro onvoldoende gesteld. In ieder geval volgt dit niet vanzelf uit het niet betwiste feit dat de opnames hebben plaatsgevonden met behulp van rekeningnummer, pas en pincode van [gedaagde] .
6. Op grond van dat laatste niet betwiste feit, namelijk dat de fraude alleen heeft kunnen plaatsvinden met behulp van pas en pincode van [gedaagde] , staat echter wel voldoende vast dat [gedaagde] onzorgvuldig met zijn bankgegevens is omgegaan. [gedaagde] heeft onvoldoende aangevoerd om het tegendeel te mogen aannemen. Daarbij komt dat hij geen aangifte heeft gedaan van de vermissing en dat hij, nadat hij ontdekte dat er bedragen op zijn rekening werden bijgeschreven en daarna weer opgenomen, pas de volgende dag contact met ABN-Amro opnam, althans dat schrijft [gedaagde] zelf in zijn brief van 11 april 2014 aan ABN-Amro.
7. Dat betekent dat ABN-Amro [gedaagde] in beginsel kan aanspreken voor de ten gevolge van diens onzorgvuldigheid ontstane schade. Een relevante omstandigheid ten aanzien van de hoogte van de ontstane schade is evenwel dat ABN-Amro op 3 april 2013, een dag voordat de fraude plaatsvond, de dagelijkse opnamelimiet heeft verhoogd van € 500,00 naar € 3.000,00, zoals ABN-Amro ter comparitie heeft erkend, waarbij zij heeft gesteld dat deze verhoging op verzoek van [gedaagde] is doorgevoerd. Reeds in zijn brief van 11 april 2013 heeft [gedaagde] te kennen gegeven hiervoor geen opdracht te hebben gegeven. Aangezien ABN-Amro niets heeft gesteld ten aanzien van de wijze waarop de verhoging van de limiet heeft plaatsgevonden, kan niet als vaststaand worden aangenomen dat [gedaagde] hierbij betrokken is geweest. Immers ABN-Amro heeft niet gesteld dat zij op deugdelijke wijze heeft geverifieerd dat het verzoek tot verhoging van de limiet daadwerkelijk van [gedaagde] afkomstig was. Daarbij komt dat het om een zeer forse verhoging ging, zodat van ABN-Amro temeer had mogen worden verwacht dat zij dit verzoek pas na zorgvuldig onderzoek zou inwilligen, als zij het, gelet op de financiële situatie van [gedaagde] , al had moeten inwilligen. Van een dergelijk zorgvuldig onderzoek is niet gebleken.
8. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het aan onzorgvuldig gedrag van ABN-Amro zelf is te wijten dat er in het onderhavige geval op 4 april 2014 een schade is ontstaan die een bedrag van € 500,00 kon overstijgen. Dat betekent voorts dat [gedaagde] voor een bedrag van € 500,00 aan ontstane schade aansprakelijk is.
9. Bijgeschreven is een bedrag van € 4.500,00, opgenomen is € 2.370,00. Het verschil is € 2.130,00. Dat bedrag is dus na de opnames achtergebleven op de rekening van [gedaagde] van het oorspronkelijk bijgeschreven bedrag van € 4.500,00. Door ABN-Amro is echter een bedrag van € 2.240,41 van de rekening van [gedaagde] afgeschreven. Het verschil is € 110,41. Dat betekent dat ABN-Amro zich reeds voor een bedrag van € 110,41 op [gedaagde] heeft verhaald. Toewijsbaar is daarom thans als hoofdsom een bedrag van € 500,00 minus € 110,41 = € 389,59.
10. De gevorderde onderzoekskosten van € 695,75 zijn niet toewijsbaar, nu niet is komen vast te staan dat [gedaagde] bewust heeft meegewerkt aan de frauduleuze overboekingen naar zijn rekening.
11. Nu slechts een relatief klein deel van de gevorderde hoofdsom voor toewijzing in aanmerking komt worden de buitengerechtelijke kosten afgewezen.
12. De gevorderde rente is toewijsbaar over de hoofdsom vanaf dagvaarding.
13. Nu partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld worden de proceskosten gecompenseerd.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ABN-AMRO van € 389,59 met de wettelijke rente daarover vanaf 12 november 2014 tot de voldoening.
compenseert de proceskosten.
Aldus gewezen door mr. E.D. Bonga-Sigmond, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.