In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 juli 2015 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in beslag genomen was van zijn auto, een Volkswagen Polo. De auto was in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de handel in verdovende middelen, waarbij klager werd verdacht van het handelen in heroïne en cocaïne tussen 1 januari 2014 en 20 maart 2015. Het conservatoir beslag was gelegd om de betaling van een mogelijke geldboete en een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel veilig te stellen, tot een maximum van € 4.764,00.
Klager heeft in zijn klaagschrift verzocht om teruggave van de auto, waarbij hij een zekerheidsstelling heeft aangeboden van € 4.081,30, samen met een in beslag genomen geldbedrag van € 682,70. De Landelijke Autoriteit had echter aangegeven dat de zekerheid moest worden gesteld tot de getaxeerde waarde van de auto, zijnde € 9.550,00, wat klager betwistte. De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen de teruggave van de auto, mits de zekerheid voor het hogere bedrag werd gesteld.
De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat de door klager aangeboden zekerheid van € 4.081,30 voldoende was, gezien het feit dat het conservatoir beslag was gelegd tot een maximum van € 4.764,00. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van het beslag niet gerechtvaardigd was, omdat klager voldoende zekerheid had aangeboden en dat de eis van subsidiariteit niet werd nageleefd. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond en gelastte de teruggave van de auto aan klager, onder voorwaarde dat de LBA het bedrag van de zekerheid had ontvangen.
Deze beslissing is openbaar uitgesproken door rechter T.T. Hylkema, in aanwezigheid van griffier G. Jenuwein. Klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.