ECLI:NL:RBAMS:2015:5244

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2015
Publicatiedatum
17 augustus 2015
Zaaknummer
13-457945-06
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige in een inrichting

Op 4 augustus 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige, die eerder was veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de maatregel met zes maanden, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank baseerde haar beslissing op het feit dat de jeugdige niet in staat was om te resocialiseren, aangezien de aanvraag voor verlof door de Individuele Jeugdzaken (IJZ) was afgewezen. Dit betekende dat er geen mogelijkheid was voor de jeugdige om deel te nemen aan een resocialisatietraject, wat essentieel is voor zijn ontwikkeling.

De rechtbank heeft de adviezen van deskundigen in overweging genomen, die aangaven dat de PIJ-maatregel weinig meerwaarde had zonder de mogelijkheid tot resocialisatie. De getuigen ter zitting bevestigden dat de jeugdige in een andere zaak onder toezicht van de reclassering stond, maar dat dit toezicht was opgeschort vanwege de PIJ-maatregel. De rechtbank concludeerde dat de verlenging van de maatregel niet in het belang was van de jeugdige, omdat hij geen behandeling ontving en er geen vooruitgang was geboekt in zijn resocialisatie.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en benadrukt dat de jeugdige nu de kans krijgt om in een andere instelling te verblijven, waar hij de nodige begeleiding kan ontvangen. De beslissing van de rechtbank is genomen in het belang van de jeugdige, met de hoop dat hij met de juiste ondersteuning kan terugkeren in de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/457945-06
BESCHIKKING
op de op 16 juli 2015 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam d.d. 16 juli 2015 in de zaak tegen:

[naam 1] ,

geboren te [plaats] ( [land] ) op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in [naam inrichting] te [plaats] ,
die bij vonnis van deze rechtbank d.d. 20 september 2010 werd veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, welke maatregel laatstelijk bij beschikking van deze rechtbank d.d. 28 januari 2015 voor de tijd van zes maanden werd verlengd.
De inhoud van de vordering
De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde maatregel met zes maanden.
De procesgang
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het op
23 juli 2015op grond van artikel 14 van het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994 uitgebrachte advies, inhoudende het advies dat een verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen niet meer opportuun is, nu IJZ de verlofaanvraag heeft afgewezen en een resocialisatietraject derhalve niet kan worden uitgevoerd;
- het op
24 juni 2015op grond van artikel 14 van het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht 1994 uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, met zes maanden, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen;
- You Turn, derde perspectiefplan, van 15 juni 2015, rapportageperiode 4 maart 2015 tot 27 mei 2015;
- de beschikkingen van deze rechtbank van 10 november 2014 en 28 januari 2015 en de bij die terechtzittingen behorende processen-verbaal.
De rechtbank heeft op 4 augustus 2015 de officier van justitie, de tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen veroordeelde (hierna: veroordeelde) en diens raadsvrouw mr.
M. Ketting, advocaat te Amsterdam, de getuige/deskundige [naam 2] , verbonden aan de Justitiële Jeugdinrichting [naam inrichting] te [plaats] en de getuige/deskundige [naam 3] , verbonden aan de Reclassering Nederland regio Zuid Limburg, en [naam 4] , namens Stichting ZIAB, in de raadkamer met gesloten deuren gehoord.
De standpunten
Ter terechtzitting heeft getuige/deskundige [naam 2] verklaard dat Individuele Jeugdzaken (hierna: IJZ) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie de aanvraag voor een verlofstatus heeft afgewezen, waardoor het resocialisatietraject van de baan is. Derhalve is het scholings- en trainingsprogramma (hierna: STP) niet aangevraagd. Nu veroordeelde niet op verlof kan, kan de behandeling geen vorm worden gegeven en heeft een PIJ-maatregel weinig meerwaarde.
Ter terechtzitting heeft getuige/deskundige [naam 3] verklaard dat de reclassering, gelet op de geleidelijke uitstroom, de voorkeur heeft voor het STP.
Naast de huidige begeleiding in het kader van de voorbereiding op het STP, heeft veroordeelde in een andere zaak reclasseringstoezicht voor de duur van twee jaren opgelegd gekregen. Dit toezicht is opgeschort wegens de PIJ-maatregel.
Ter terechtzitting heeft [naam 4] verklaard dat veroordeelde voor een plaatsing in een instelling te [plaats] een CIZ-indicatie heeft gekregen, inhoudend dat hij 16 tot 20 uren per week individuele begeleiding krijgt. Er is direct plek voor veroordeelde in de instelling te Linne. Hij kan hier een aantal jaar verblijven.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van zes maanden. De officier van justitie verwacht, conform een recente door de IJZ aan haar gerichte email, dat het ministerie in de komende periode wel toestemming voor verlof zal verlenen.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van veroordeelde zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat vanaf 2014 om verlenging van de PIJ-maatregel wordt verzocht vanwege resocialisatie, dat al lange tijd geen sprake meer is van een behandeling van veroordeelde, de verlofaanvraag te lang op zich heeft laten wachten en dat de verlofaanvraag door het ministerie is afgewezen. Het doel van de maatregel, een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van veroordeelde, wordt niet bereikt nu veroordeelde niet wordt behandeld, maar ook niet in vrijheid wordt gesteld. In vrijheid- stelling komt beter tegemoet aan het doel van de maatregel dan veroordeelde nog langer zinloos en doelloos vast te houden. Veroordeelde zou op basis van een AWBZ-indicatie in [plaats] kunnen verblijven op basis waarvan hij recht heeft op wekelijkse individuele begeleiding voor de duur van 16 tot 20 uren en alwaar hij voorts woonruimte en een dagbesteding krijgt. De resocialisatie kan vervolgens onder de hoede van de reclassering (die veroordeelde in het kader van een andere strafzaak begeleidt) plaatsvinden.
De beoordeling
De rechtbank wijst de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van zes maanden af. De rechtbank komt tot deze beslissing op grond van het volgende.
Het criterium voor het verlengen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is dat zowel de veiligheid van personen het voortduren van de maatregel noodzakelijk moet maken, als dat het voortduren van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van veroordeelde.
Bij beschikking van 28 januari 2015 heeft deze rechtbank bepaald dat de maatregel voor de duur van zes maanden, onder afwijzing van het meer verzochte te weten zes maanden, dient te worden verlengd. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat het niet verantwoord is de maatregel nu al te beëindigen en dat de rechtbank zich aansluit bij de adviezen van de deskundigen dat een stapsgewijs en strak ingekaderd resocialisatieprogramma van belang is voor een succesvolle terugkeer van veroordeelde in de maatschappij. Eerst dient onder strak toezicht en begeleiding verlof vanuit de inrichting te worden opgebouwd, aldus de rechtbank, waarna het STP ingezet moet worden. De rechtbank heeft de termijn van verlenging beperkt tot zes maanden om de voortgang van het resocialisatietraject te bespoedigen en veroordeelde gemotiveerd te houden om hieraan te blijven meewerken.
Uit de schriftelijke aanvulling op het PIJ verlengingsadvies van 23 juli 2015 en de verklaring van getuige/deskundige [naam 2] ter terechtzitting van 4 augustus 2015 blijkt dat de IJZ de verlofaanvraag van veroordeelde heeft afgewezen, hoewel uit de voornoemde beschikking duidelijk het belang naar voren komt dat de rechtbank hecht aan resocialisatie van veroordeelde. Nu de verlofaanvraag is afgewezen is de veroordeelde in het afgelopen half jaar niet in de gelegenheid geweest een aanvang te maken met zijn resocialisatie.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 4 augustus 2015 de toezegging gedaan dat IJZ nu wel goedkeuring zal geven aan een verlofaanvraag van veroordeelde. De rechtbank heeft er evenwel onvoldoende vertrouwen in dat IJZ een toekomstige verlofaanvraag zal goedkeuren. IJZ heeft ondanks voornoemde beslissing van de rechtbank de verlofaanvraag van veroordeelde immers ook afgewezen, terwijl er sinds voormelde uitspraak van nieuwe feiten of omstandigheden het gedrag van veroordeelde betreffende niet is gebleken.
Nu veroordeelde niet kan resocialiseren en hij ook geen behandeling meer krijgt in [naam inrichting] , is een verlenging van de PIJ-maatregel niet meer in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van veroordeelde. Dit brengt met zich mee dat niet wordt voldaan aan de gronden van een verlenging van de PIJ-maatregel (artikel 77t Wetboek van Strafrecht). De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie strekkende tot verlenging van de termijn van de PIJ-maatregel niet toewijzen.
Uit het ter terechtzitting van 4 augustus 2015 verhandelde blijkt dat er voor veroordeelde direct een woonplek is in een instelling in [plaats] en hij een CIZ-indicatie heeft gekregen op grond waarvan hij in de instelling individuele begeleiding kan krijgen. Tevens zal veroordeelde op grond van een rechterlijke uitspraak voor de duur van twee jaren reclasseringstoezicht krijgen. De rechtbank heeft de hoop dat veroordeelde met deze hulp en begeleiding op een goede wijze kan terugkeren in de maatschappij.
Beslissing
De rechtbank:
Wijstde vordering van de officier van justitie strekkende tot verlenging van de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van zes maanden van [naam 1]
af.
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. H.P.H.I. Cleerdin en R.H.G. Odink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.J.A. van der Velde, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 augustus 2015.