Op 4 augustus 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige, die eerder was veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de maatregel met zes maanden, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank baseerde haar beslissing op het feit dat de jeugdige niet in staat was om te resocialiseren, aangezien de aanvraag voor verlof door de Individuele Jeugdzaken (IJZ) was afgewezen. Dit betekende dat er geen mogelijkheid was voor de jeugdige om deel te nemen aan een resocialisatietraject, wat essentieel is voor zijn ontwikkeling.
De rechtbank heeft de adviezen van deskundigen in overweging genomen, die aangaven dat de PIJ-maatregel weinig meerwaarde had zonder de mogelijkheid tot resocialisatie. De getuigen ter zitting bevestigden dat de jeugdige in een andere zaak onder toezicht van de reclassering stond, maar dat dit toezicht was opgeschort vanwege de PIJ-maatregel. De rechtbank concludeerde dat de verlenging van de maatregel niet in het belang was van de jeugdige, omdat hij geen behandeling ontving en er geen vooruitgang was geboekt in zijn resocialisatie.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en benadrukt dat de jeugdige nu de kans krijgt om in een andere instelling te verblijven, waar hij de nodige begeleiding kan ontvangen. De beslissing van de rechtbank is genomen in het belang van de jeugdige, met de hoop dat hij met de juiste ondersteuning kan terugkeren in de maatschappij.