ECLI:NL:RBAMS:2015:519

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2015
Publicatiedatum
3 februari 2015
Zaaknummer
AMS 13-2885, AMS 13-2889, AMS 13-2887, AMS 13-2891
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vergunningverlening voor terrassen op het Rembrandtplein in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 februari 2015 uitspraak gedaan over de vergunningverlening voor terrassen op het Rembrandtplein. Het geschil betreft de vraag of de burgemeester van Amsterdam heeft kunnen volstaan met de vergunning voor terrassen die kleiner zijn dan eerder vergund. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester zijn beleid, vastgelegd in het Terrassenplan Rembrandtplein 2009, niet kennelijk onredelijk heeft toegepast. De eisers, exploitanten van horecazaken aan het Rembrandtplein, hebben bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun aanvragen voor grotere terrassen. De rechtbank overweegt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van het beleid af te wijken. De rechtbank concludeert dat de vergunningverlening conform het beleid is verlopen en dat de eisers gelijk zijn behandeld ten opzichte van andere ondernemers op het plein. De beroepen van de eisers worden ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 13/2885, AMS 13/2889, AMS 13/2887 en AMS 13/2891

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 februari 2015 in de zaken tussen

[naam], te Amsterdam, eiser 1

[naam 1],te Amsterdam, eiser 2
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid The Victory Rembrandtplein B.V.,te Amsterdam, eiseres
(gemachtigde in alle zaken: mr. M.I. Houben),
en

de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H.M. Buijs).

Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2011 (het primaire besluit I) heeft verweerder aan eisers 1 en 2 een vergunning verleend voor het exploiteren van het horecabedrijf met een serre en ongebouwd terras gevestigd aan het [adres 3] te Amsterdam.
Bij besluit van 22 december 2011 (het primaire besluit II) heeft (lees:) verweerder de aanvraag van eisers 1 en 2 om een groter terras dan is vergund voor het horecabedrijf aan[adres 1]te Amsterdam afgewezen.
Bij besluit van 23 december 2011 (het primaire besluit III) heeft (lees:) verweerder de aanvraag van eiseres om een groter terras dan is vergund voor het horecabedrijf aan[adres 2] te Amsterdam afgewezen.
Bij besluit van 11 september 2012 (het primaire besluit IV) heeft verweerder aan eiseres een vergunning verleend voor het exploiteren van het horecabedrijf met een serre en ongebouwd terras gevestigd aan[adres 2] te Amsterdam.
Bij besluit van 25 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 16 april 2013, het bezwaar van eisers 1 en 2 en eiseres (hierna gezamenlijk: eisers) ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Deze beroepen staan geregistreerd onder de hierboven vermelde procedurenummers.
Verweerder heeft in alle zaken een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn gevoegd behandeld op de zitting van 21 januari 2015. Eisers 1 en 2 zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, die tevens eiseres heeft vertegenwoordigd. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Voorts was ter zitting namens verweerder aanwezig [betrokkene]. Ook waren ter zitting aanwezig [betrokkene 1] namens eiseres en pleinmanager[naam 2]. Heden wordt in alle zaken uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het Rembrandtplein heeft een herprofilering ondergaan die eind 2009 is afgerond. Onderdeel van deze herprofilering is dat aan de westzijde van het plein in het voetgangersgebied grote verhoogde boombakken zijn aangebracht, die dienst kunnen doen als openbare zitelementen. De horecazaken van eisers zijn aan de westzijde van het plein gelegen.
2. Eisers 1 en 2 zijn exploitanten van de[bedrijf] en bijbehorend ongebouwd terras met serre, gevestigd aan het [adres 1] te Amsterdam en van [bedrijf] en bijbehorend ongebouwd terras met serre, gevestigd aan het[adres 1] te Amsterdam. Bij besluit van 15 januari 2010 heeft verweerder aan eisers 1 en 2 een exploitatievergunning verleend voor het exploiteren van het restaurant met een serre en ongebouwd terras. Het ongebouwd terras heeft een grootte van 48,07 m2 met een diepte van 9,28 meter. Deze vergunning was geldig tot 1 augustus 2012.
3. Op 8 juli 2011 hebben eisers 1 en 2 een exploitatievergunning aangevraagd voor hun café met een serre en ongebouwd terras. Naar aanleiding daarvan is bij het primaire besluit I de verzochte vergunning verleend. De verleende vergunning was geldig tot 1 september 2014.
4. Op 3 mei 2012 hebben eisers 1 en 2 een exploitatievergunning aangevraagd voor hun restaurant met een serre en ongebouwd terras. Bij besluit van 4 oktober 2012 heeft verweerder met ingang van 1 augustus 2012 voor de duur van drie jaren een vergunning verleend voor het exploiteren van het restaurant met een serre en ongebouwd terras. De grootte van het ongebouwd terras is 24 m2 met een diepte van 6 meter. Hiertegen is geen bezwaar gemaakt.
5. Naar aanleiding van een daartoe door eisers 1 en 2 op 2 juli 2014 ingediende verlengingsaanvraag heeft verweerder bij besluit van 28 augustus 2014 een exploitatievergunning verleend voor het exploiteren van het restaurant met een serre en ongebouwd terras. De vergunning is geldig tot 1 september 2019. De grootte van het ongebouwd terras is 65,16 m2 met een diepte van 6 meter. Hiertegen is geen bezwaar gemaakt.
6. Eiseres is de exploitante van [bedrijf 1], gevestigd aan[adres 2]. In het verleden is aan eiseres een vergunning verleend voor het exploiteren van het café met een serre en ongebouwd terras met een diepte van 10 meter.
7. Bij brief, ontvangen op 21 november 2011, heeft [betrokkene 1] een aanvraag ingediend om vergunning van een diepte van het terras behorend bij het [bedrijf 1] tot 10 meter. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft verweerder het primaire besluit III tot afwijzing van deze aanvraag genomen.
8. Bij het primaire besluit IV heeft verweerder aan eiseres een vergunning verleend voor het exploiteren van het [bedrijf 1] met een serre en ongebouwd terras. Het ongebouwd terras heeft een grootte van 50,4 m2 met een diepte van 6 meter. Deze vergunning is geldig van 1 mei 2012 tot 1 mei 2015.
9. Eisers komen in beroep op tegen – kort gezegd – de omvang van de aan hen vergunde terrassen.
10. Artikel 3.17 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam (hierna: de APV 2008) luidt als volgt:
1. Als een vergunningaanvraag tevens betrekking heeft op de exploitatie van één of meer terrassen beslist de burgemeester, voorzover deze terrassen zich op de weg bevinden, ook over de ingebruikneming van de weg ten behoeve van het terras, dit in afwijking van het bepaalde in artikel 4.3. van deze verordening.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.11, tweede lid kan de burgemeester de in het eerste lid bedoelde ingebruikneming van de weg weigeren als:
a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
b. het beoogde gebruik een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg of
c. het beoogde gebruik afbreuk doet aan andere publieke functies van de weg, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan.
11. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eisers 1 en 2 belang hebben bij hun beroepen. De geldigheidsduur van de bij het primaire besluit I verleende exploitatievergunning voor het café is immers verstreken. Voorts is van belang dat bij besluit van 28 augustus 2014 de geldigheidsduur van de exploitatievergunning voor hun café verlengd is tot 1 september 2019 en dat hiertegen geen bezwaar is gemaakt, zodat dit besluit in rechte is komen vast te staan.
12. Uit vaste jurisprudentie volgt dat er sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang. Een procesbelang kan nog zijn gelegen in het verkrijgen van een veroordeling tot vergoeding van schade. Eisers 1 en 2 hebben in beroep aangevoerd dat zij schade hebben geleden door de besluitvorming van verweerder, bestaande uit omzetderving. Zij hebben ter zitting verklaard dat zij met een groter terras een hogere omzet kunnen behalen. Gelet hierop acht de rechtbank procesbelang van de zijde van eisers 1 en 2 voldoende aanwezig om tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil te komen.
13. Verweerder heeft zijn besluitvorming over de diepte van de vergunde terrassen gebaseerd op zijn beleid, dat is neergelegd in het Terrassenplan Rembrandtplein 2009 (hierna: het Terrassenplan). Eisers hebben zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat dit beleid kennelijk onredelijk is. Zij hebben daartoe onder meer aangevoerd dat toepassing van het Terrassenplan alleen voor de ondernemers aan de westzijde van het Rembrandtplein tot gevolg heeft dat minder diepe terrassen worden vergund dan eerder het geval was. Voorts hebben zij de noodzaak van enkele uitgangspunten van het Terrassenplan betwist, waaronder het vrijhouden van een strook van 1,5 meter aan elke kant van de aan de westzijde van het Rembrandtplein geplaatste boombakken. In dit verband hebben eisers tevens aangevoerd dat de boombakken tot overlast leiden en om die reden verwijderd moeten worden. Subsidiair hebben eisers zich op het standpunt gesteld dat verweerder op grond van bijzondere omstandigheden van het beleid had dienen af te wijken en diepere terrassen had moeten vergunnen.
14. De rechtbank stelt vast dat genoemd beleid een uitwerking vormt van de in artikel 3.17, tweede lid, van de APV 2008 aan verweerder toegekende discretionaire bevoegdheid. De rechtbank zal daarom terughoudend moeten toetsen en dienen te beoordelen of verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot vaststelling van dit beleid heeft kunnen komen. De rechtbank beschouwt de op het Rembrandtplein geplaatste boombakken in dit verband als een vaststaand gegeven. Ter toetsing ligt niet voor de vraag of deze mochten worden geplaatst. Voorts is niet in geschil dat de exploitatievergunningen conform het beleid zijn verleend en de aanvragen tot een groter terras conform het beleid zijn afgewezen.
15. Voor het Rembrandtplein is de elders in de stad van toepassing zijnde Terrassennota 2008 niet van toepassing verklaard, maar geldt het Terrassenplan. In het beleid staat een aantal redenen vermeld om voor het Rembrandtplein een terrassenplan te maken. Zo wordt onder meer genoemd de herprofilering van het Rembrandplein, de mogelijkheid om parasolvoeten in de bestrating op te nemen en de rommelige uitstraling als gevolg van het gebrek aan samenhang tussen de afmetingen van de diverse terrassen, zoals die tot dan toe vergund zijn. Uit het dossier blijkt dat een van de belangrijkste uitgangspunten van het Terrassenplan is dat de afmetingen van de terrassen zo worden aangepast dat deze op één lijn staan. Hierdoor ontstaan duidelijke en heldere grenzen die bijdragen aan de kwaliteit van het verblijfsklimaat van het plein en die de doorlooproute van de voetgangers verbeteren. Tevens is een uitgangspunt van het beleid geweest dat sprake is van een voetgangersgebied met een laad- en losregime en dat de bereikbaarheid van nood- en hulpdiensten altijd gewaarborgd moet zijn, alsmede dat de toegangs- en vluchtwegen van bovenverdiepingen en hotel, waaronder [bedrijf 2], niet mogen worden belemmerd. In het Terrassenplan is bepaald dat voor de westzijde van het Rembrandtplein tussen de boombakken en de grens van de terrassen minimaal 1,50 meter doorloopruimte vrij moet blijven, waardoor er een maximale diepte voor de terrassen gemeten vanaf de gevellijn van de hoofdbebouwing (deels serre) van 10 meter resteert.
16. De rechtbank is van oordeel dat deze uitgangspunten en de daaraan in het beleid verder gegeven invulling, zoals deze ter zitting door verweerder zijn toegelicht, niet in strijd komen met enig voorschrift en voorts de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten gaan. Hoewel de rechtbank niet uitsluit dat ook andere oplossingen mogelijk waren, dan die waarvoor verweerder blijkens zijn beleid heeft gekozen, maakt dat het beleid van verweerder niet onredelijk. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat als gevolg van toepassing van dit beleid de terrassen van eisers minder diep mogen zijn dan voorheen het geval was.
17. Voor zover eisers met hun stelling dat alleen de ondernemers aan de westzijde van het Rembrandtplein door toepassing van het beleid een minder diep terras vergund hebben gekregen, bedoelen te stellen dat zij ongelijk worden behandeld. overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt vast dat de toepassing van het beleid voor eisers tot kleinere of kwalitatief mindere terrassen heeft geleid. Gesteld noch gebleken is echter dat ten aanzien van eisers andere criteria zijn toegepast dan die uit het beleid of dat voor de overige ondernemers op het Rembrandtplein de criteria uit het Terrassenplan niet zijn toegepast. Voor alle terrassen op het Rembrandtplein geldt immers dat zij zo zijn aangepast dat zij één rechte lijn vormen. Eisers zijn dan ook gelijk behandeld als de andere ondernemers op het Rembrandplein. De enkele omstandigheid dat de toepassing van het beleid voor eisers ongunstiger uitpakt dan voor andere ondernemers op het Rembrandtplein maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het beleid de grenzen van een redelijke beleidsbepaling te buiten gaat.
18. De rechtbank zal vervolgens de vraag beantwoorden of verweerder wegens bijzondere omstandigheden op grond van het bepaalde in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht van zijn beleid had dienen af te wijken. De rechtbank stelt vast dat in het beleid per adres op het Rembrandtplein de gevolgen van het toepassen van het beleid op een eventueel terras zijn opgesomd. Nu met de terrassen van eisers in het beleid rekening is gehouden, is ten aanzien van eisers dan ook geen sprake van bijzondere omstandigheden die niet in het beleid zijn verdisconteerd. Ook overigens is niet gebleken van bijzondere omstandigheden waarmee bij de totstandkoming van het beleid geen rekening is gehouden. Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om van zijn beleid af te wijken.
19. De beroepen zijn ongegrond.
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Bakker, voorzitter, en mr. L.H. Waller en mr. K. Oldekamp-Bakker, leden
in aanwezigheid van mr. E.M. de Buur, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2015.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoge beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.