In deze zaak heeft eiser, een individu, een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van namen en functieaanduidingen van niet-gehoorde getuigen, evenals de tijdvakken waarin verdachten of getuigen werkzaam zijn geweest op of voor een school waar de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) onderzoek naar heeft verricht. De rechtbank Amsterdam heeft op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de namen en functieaanduidingen van niet-gehoorde getuigen konden worden geweigerd op grond van de Wob, omdat het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid. Dit was een vervolg op eerdere uitspraken in de zaak, waarbij de rechtbank eerder had geoordeeld dat de openbaarmaking van bepaalde gegevens niet mogelijk was vanwege de bescherming van persoonsgegevens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gegevens die eiser heeft verzocht, politiegegevens zijn in de zin van de Wet politiegegevens (Wpg) en dat de openbaarmaking daarvan niet is toegestaan. De rechtbank heeft ook overwogen dat de openbaarmaking van de namen van rechtspersonen, die in het kader van het onderzoek zijn genoemd, ook zou leiden tot identificatie van natuurlijke personen, wat eveneens in strijd is met de Wpg. De rechtbank heeft de zaak grondig beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de weigering van de openbaarmaking door verweerder terecht was.