ECLI:NL:RBAMS:2015:514

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
3 februari 2015
Zaaknummer
13-731027-13 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in mensenhandelzaak wegens gebrek aan bewijs van gedwongen verblijf en seksuele uitbuiting

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Nigeria, heeft de rechtbank Amsterdam op 30 januari 2015 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van het doen van een valse aangifte van mensenhandel, gepleegd tussen 2008 en 2010. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen, na het onderzoek op de terechtzitting op 16 januari 2015. De officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, had de verdachte aangeklaagd, maar de rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden.

De verdachte had verklaard dat zij in 2008 door een persoon uit Nigeria naar Nederland was gehaald en tegen haar wil in de prostitutie moest werken. Ze beweerde dat ze twee jaar lang in een appartement in Amsterdam was opgesloten. De rechtbank vond de aangifte echter niet geloofwaardig, omdat de verdachte geen concrete informatie kon geven ter ondersteuning van haar verhaal. Ondanks dat de verdachte valselijk had verklaard over haar verblijf in Europa, kon de rechtbank niet uitsluiten dat zij slachtoffer was van mensenhandel in de genoemde periode.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de valse aangifte te bewijzen en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit. De rechtbank weigerde ook het verzoek van de raadsman om getuigen te horen, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/731027-13 (Promis)
Datum uitspraak: 30 januari 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA-adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 16 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. H.G.A.M. Halfers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
zij in of omstreeks 23 augustus 2010 tot en met 09 december 2010 te Amsterdam en/of Rotterdam, althans in Nederland, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [persoon 1] (brigadier bij bureau Zedenpolitie, team mensenhandel) opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van mensenhandel.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak van het ten laste gelegde

Anders dan de officier van justitie en met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde niet kan worden bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft aangifte gedaan van mensenhandel gepleegd in de periode tussen 2008 en 2010. Verdachte heeft verklaard dat zij in 2008 door ene [persoon 2] uit Nigeria naar Nederland is gehaald en vervolgens tegen haar wil in de prostitutie moest werken. Verdachte is naar eigen zeggen twee jaar lang in de woning van [persoon 2] in Amsterdam opgesloten en werd door een Marokkaanse en Nigeriaanse bewapende man naar klanten gebracht.
De rechtbank acht de aangifte weinig geloofwaardig, onder meer omdat verdachte de politie geen enkele concrete informatie heeft gegeven die haar verhaal kon ondersteunen. Zo stelt verdachte twee jaar lang in een appartement te hebben verbleven, dat zij zeer regelmatig heeft verlaten omdat zij naar klanten of clubs werd gebracht, maar kan zij niet vertellen wat het appartementsnummer is, of op welke verdieping het appartement was gelegen. Daarmee is evenwel niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een valse aangifte heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel dat zich in het dossier geen bewijs bevindt op grond waarvan kan worden vastgesteld dat in de door verdachte genoemde periode geen sprake kan zijn geweest van een gedwongen verblijf van verdachte bij [persoon 2] en seksuele uitbuiting en daarmee van mensenhandel. Op grond van het dossier kan slechts worden vastgesteld dat verdachte valselijk heeft verklaard dat zij voor 2008 nooit in Europa is geweest. Uit onderzoek blijkt immers dat verdachte in 2003 in Italië asiel heeft aangevraagd. Deze onjuiste informatie, dat verdachte niet voor 2008 in Europa is geweest, is evenwel onvoldoende om het relaas van verdachte dat zij het slachtoffer van mensenhandel was in de periode tussen 2008 en 2010 te ontkrachten. De rechtbank kan dan ook, ondanks dat verdachte gelogen heeft over wat zich in 2003 heeft afgespeeld, niet uitsluiten dat zij niet heeft gelogen over wat haar is overkomen in de periode tussen 2008 en 2010.
De verklaring zoals door de verbalisanten opgenomen van getuige [getuige] – inhoudende dat verdachte in 2006 of 2007 in een flat in Rotterdam zou zijn komen wonen – maakt dat niet anders, nu [getuige] deze verklaring bij de rechter-commissaris heeft weersproken. Ook de zogenaamde ‘klikbrief’ waarin wordt beweerd dat verdachte tegen de politie heeft gelogen, kan niet voor het bewijs worden gebezigd, nu deze brief niet op betrouwbaarheid en juistheid kan worden getoetst.
Gelet op het voorgaande kan niet worden bewezen dat sprake is van een valse aangifte van mensenhandel en zal verdachte van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Aan het verzoek van de raadsman om [getuige] en de twee opsporingsambtenaren als getuigen op zitting te horen, komt de rechtbank – met goedkeuring van de raadsman – niet toe, nu verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. N.A.J. Purcell en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Bouwhuis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 januari 2015.