In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, stond de vraag centraal of de ontbindingsverklaring van een overeenkomst tussen KAV HOLDING B.V. en VERHUURT HET HOLDING B.V. ingetrokken kon worden en of er boetes verschuldigd waren voor het vermarkten van software. De zaak begon met een ontbindingsverklaring van KAV op 8 augustus 2013, die later door beide partijen werd besproken. De rechtbank oordeelde dat er overeenstemming was bereikt over het intrekken van de ontbinding, maar dat dit niet betekende dat de contractuele bepalingen automatisch herleefden. De rechtbank stelde vast dat beide partijen wisten dat de software al vermarkt werd op het moment van de afspraken, waardoor KAV niet zonder meer kon vertrouwen op de herleving van de contractuele verplichtingen. De rechtbank concludeerde dat het zeer onaannemelijk was dat VERHUURT HET HOLDING B.V. instemde met het betalen van boetes voor het verleden en de toekomst. De vorderingen van KAV werden afgewezen, en KAV werd veroordeeld in de proceskosten van VERHUURT HET HOLDING B.V. en 24RENTAL B.V. Het vonnis werd uitgesproken op 19 augustus 2015.