ECLI:NL:RBAMS:2015:4958

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
KG ZA 15-844 CB/MV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Publicatieverbod in kort geding tegen De Volkskrant wegens reputatieschade en privacy-inbreuk

In deze zaak vorderde eiser, een docent en artistiek leider aan de Amsterdamse Theaterschool, een publicatieverbod tegen De Volkskrant. Eiser stelde dat een voorgenomen publicatie door de krant een ernstige inbreuk op zijn reputatie en privacy zou vormen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de voorgenomen publicatie, die betrekking had op gedragingen van eiser uit de jaren '80, niet in zodanige mate inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer van eiser dat een publicatieverbod gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter weegt hierbij de belangen van de pers en het recht op vrije meningsuiting zwaarder dan de privacy van eiser. Eiser had erkend dat hij in het verleden relaties met studenten had, en de voorzieningenrechter oordeelde dat De Volkskrant voldoende zorgvuldig journalistiek onderzoek had verricht. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/590195 / KG ZA 15-844 CB/MV
Vonnis in kort geding van 15 juli 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser bij dagvaarding op verkorte termijn van 13 juli 2015,
advocaat mr. M.Ch. Kaaks te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE VOLKSKRANT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[gedaagden 2],
kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.P. van den Brink te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ook [eiser] , De Volkskrant en [gedaagden 2] worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 13 juli 2015 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. In overleg met partijen heeft de voorzieningenrechter besloten de zitting voort te zetten op 15 juli 2015. Bij die gelegenheid heeft [eiser] zijn eis gewijzigd, zoals opgenomen in de eveneens in fotokopie aan dit vonnis gehechte brief van 15 juli 2015, en hebben gedaagden verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en hun standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota.
Ter zitting van 13 juli 2015 was [eiser] aanwezig met mr. Kaaks. Ter zitting van 15 juli 2015 was [eiser] aanwezig met mr. J.G.J. van Groenendaal (kantoorgenoot van mr. Kaaks).
Namens gedaagden waren op beide zittingen aanwezig [naam 1] , plaatsvervangend hoofdredacteur, mr. M.J. van Breda, bedrijfsjurist, [journalist 1] en [journalist 2] , journalisten, en [journalist 3] , chef verslaggeving, met mr. Van den Brink.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 15 juli 2015 de beslissing in verkorte vorm gegeven. Het onderstaande vormt hiervan de uitwerking die op 29 juli 2015 aan partijen is afgegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren in 1955, is sinds 1983 docent aan de Amsterdamse Theaterschool (voorheen de Kleinkunstacademie), een faculteit van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (hierna de AHK). Vanaf 1986 is [eiser] artistiek leider van die opleiding.
2.2.
Op 8 juli 2015 is [eiser] geïnterviewd door twee journalisten van De Volkskrant, te weten [journalist 1] en [journalist 2] .
2.3.
Bij brief van 9 juli 2015 heeft de raadsman van [eiser] De Volkskrant (ter attentie van [gedaagden 2] , hoofdredacteur van De Volkskrant en ter attentie van
[naam 1] , plaatsvervangend hoofdredacteur) onder meer het volgende medegedeeld:
Sinds begin van dit jaar graven Volkskrant journalisten [journalist 2] en [journalist 1] actief in het persoonlijke en professionele leven van cliënt.Ex-geliefden, oud leerlingen en collega’s werden – en worden nog steeds – benaderd met de vraag of zij eventuele negatieve ervaringen met de persoon [eiser] willen delen. Anonimiteit wordt hun daarbij toegezegd. De belangstelling van beide journalisten richt zich in het bijzonder op liefdesrelaties tussen cliënt en studenten. Leidraad voor dit journalistieke onderzoek is de hypothese dat het aan cliënt toegeschreven handelen conform de seksuele moraal van de jaren ’80, ook vandaag de dag, dertig jaar later, nog onderdeel zou zijn van de cultuur van de Theaterschool.(…)In hun queeste om gedateerde feiten en geruchten uit een oud sigarenkistje te verbinden aan een niet-bestaande actuele misstand, dreigen voornoemde journalisten de reputatie van mijn cliënt en de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten grote schade toe te brengen. De vrees van cliënt dat de voorgenomen publicatie smadelijk en afbrekend zal zijn, met gebruik van anonieme en rancuneuze bronnen, is bevestigd door het gesprek dat cliënt woensdag jl. met [journalist 2] en [journalist 1] heeft gevoerd.(…)Namens cliënt verzoek ik u daarom met klem om te waken over de zorgvuldigheid en waarheidsgetrouwheid van deze publicatie en daarbij eenzijdige, tendentieuze berichtgeving over cliënt te vermijden. (…)
2.4.
Bij e-mail van 9 juli 2015 heeft De Volkskrant gereageerd op de onder 2.3 genoemde brief. In de e-mail is onder meer opgenomen:
We zijn ons bewust van de gevoeligheid van de publicatie en zullen daarom nog meer dan anders waken over zorgvuldigheid en waarheidsgetrouwheid. (…)
2.5.
Op 10 juli 2015 ontving [eiser] via de directeur van de AHK ( [directeur AHK] ) een conceptartikel dat De Volkskrant voornemens was te publiceren op 14 juli 2015. [eiser] is in de gelegenheid gesteld op dit conceptartikel te reageren.
2.6.
Ter zitting in dit kort geding van 13 juli 2015 heeft De Volkskrant verklaard het onder 2.5 genoemde conceptartikel aan te passen – mede naar aanleiding van het commentaar van [eiser] – en pas op zijn vroegst op 16 juli 2015 tot publicatie over te gaan. Naar aanleiding hiervan is de behandeling van dit kort geding voortgezet ter terechtzitting van 15 juli 2015.
2.7.
Ten behoeve van de kortgedingzitting van 15 juli 2015 heeft De Volkskrant als producties 6, 7 en 8 een aangepast concepthoofdartikel, een aangepast concept kader en een aangepast conceptnieuwsartikel in het geding gebracht. De Volkskrant is voornemens deze artikelen op 16 juli 2015 te publiceren.
2.8.
In het aangepaste conceptnieuwsartikel (productie 8) is het volgende opgenomen:
Oud-studenten van de Amsterdamse theaterschool beschuldigen twee prominente
docenten ervan dat ze zich schuldig hebben gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag. De mannen,
die beide ook belangrijke posities in de theaterwereld bekleden, knoopten volgens de oud-studenten
amoureuze relaties aan met leerlingen van de school. Dit zeggen ex-studenten en docenten in
gesprekken met de Volkskrant.
Een van de docenten, de Vlaamse acteur [docent theaterschool] , stapte begin 2014 op. Dat gebeurde nadat een
groep jonge docenten een onderzoek naar hem had ingesteld. Zij concludeerden dat hij met veel
studenten seksuele relaties had gehad. Volgens bronnen gaat het om tussen de tien en twintig
studenten. Een aantal vrouwen zei zich door hem geïntimideerd te voelen.
[docent theaterschool] werd volgens ingewijden door directeur [directeur AHK] voor de keuze gesteld: of hij moest
opstappen, of er zou een diepgravend onderzoek komen naar zijn gedragingen. Hij koos voor een
‘vrijwillig’ vertrek. Naar buiten toe werd gecommuniceerd dat hij opstapte omdat hij zich meer wilde
richten op zijn carrière als acteur. Zijn vertrek werd ‘een verlies’ voor de theaterschool genoemd. Zelf
ontkent [docent theaterschool] seks te hebben gehad met studentes.
De andere docent is [eiser] , artistiek leider van de Theaterschool en vermaard
theaterregisseur. [eiser] erkent desgevraagd dat hij in de jaren ‘80 relaties met studenten had,
maar zegt zichzelf begin jaren ‘90 tot de orde te hebben geroepen. ‘Op een dag realiseerde ik me dat
mijn positie dat niet toeliet. Maar in de jaren ‘80 gebeurde dat gewoon, relaties met studenten. Mijn
leidinggevenden deden dat ook. 1k wil het niet goedpraten, maar dat was het klimaat.’
[eiser] bezweert daarna nooit meer in de fout te zijn gegaan. Hij zegt dat het bij drie relaties is
gebleven. De Volkskrant sprak met vier vrouwen die zelf zeggen als student in de jaren ‘80 een relatie met [eiser] te hebben gehad. Andere bronnen zeggen dat het om meer relaties ging. ‘1k weet zeker dat de mensen met wie jullie gesproken hebben niet de mensen zijn die succes hebben gehad. Dat weet ik zeker’, aldus [eiser] .
Op de school is het ook de afgelopen jaren onrustig rand [eiser] , In 2012 stuurt een docente een
brandbrief aan de vertrouwenscommissie naar aanleiding van recente geruchten over hem. Na
overleg met de school dient de docent geen officiële klacht in omdat ze geen juridisch houdbare
bewijzen heeft.
In 2014 stapt cabaretière en zangeres [artiest 1] met verklaringen van zes vrouwen over
[eiser] naar de schoolleiding. De vrouwen, waaronder in ieder geval twee van de drie waarvan
[eiser] erkent dat hij daar in de jaren ‘80 een ‘verhouding’ mee had, vinden dat [eiser] zijn
positie heeft misbruikt door relaties met hen aan te gaan.
Omdat het geen formele klachten betrof, de brieven anoniem waren en omdat het ging om feiten
van tussen de 20 en 30 jaar geleden, deed de school er verder niks mee. [eiser] noemt het
dossier van [artiest 1] bet dieptepunt van zijn leven. ‘Het zit vol met leugens.’
Verschillende oud-studenten zijn de afgelopen jaren met verkapte onthullingen naar buiten
gekomen. Zo schreef actrice [artiest 2] , bekend van Medisch Centrum West, een sleutelroman over
een studente die gek werd van haar relatie met een docent. Cabaretière [artiest 3] sprak in
comedyclub Toomler over haar affaire met [eiser] op de school. In september komt een roman
uit van [artiest 4] , de dochter van [artiest 5] , geïnspireerd op haar ervaringen op de
theaterschool. In dat boek lijdt een studente onder haar relatie met een Vlaamse docent.
De theaterschool laat in een schriftelijke reactie weten dat ‘intieme relaties tussen docenten en
studenten, alsmede tussen medewerkers, die in studie of werk in een onderlinge
afhankelijkheidsrelatie verkeren, niet acceptabel en dus niet geoorloofd zijn’.
De Volkskrant sprak vijftien oud-studenten, drie (oud)-docenten en andere ingewijden. Volgens hen
heerste er jarenlang een cultuur waarin grensoverschrijdend gedrag van docenten zonder
consequenties bleef. De school claimt dat met die cultuur is afgerekend. ‘Alle klachten en signalen
die door de leiding van de Theaterschool worden opvangen, worden opgevolgd door nader
onderzoek en gesprekken. Indien nodig worden er conclusies getrokken en maatregelen genomen.
Recente ervaringen binnen de Theaterschool illustreren het vermogen van de organisatie hierin het
juiste pad te bewandelen.’
Vanwege privacybescherming wil de school niet op individuele gevallen ingaan.
2.9.
In het aangepaste concepthoofdartikel (productie 6) is het volgende opgenomen:
Een 21-jarige studente loopt over de gang van de Amsterdamse theaterschool. Een mooi, frêle meisje
met grote, donkere ogen. Het is zomer 2004, de laatste maanden is ze sterk vermagerd. Ze slaapt
nauwelijks meer. Ze ziet bleek.
Ineens voelt ze een hand op haar schouder.
‘En nou is het genoeg’, zegt de vrouw naast haar, en trekt haar mee. Verdwaasd loopt het meisje
achter de vrouw aan, een administratief medewerkster. Even later klopt ze op de deur van de
artistiek leider van de Kleinkunstacademie, [eiser] , één van de beroemdste regisseurs van
Nederland.
‘ [eiser] ’, zegt de vrouw, wijzend op de studente. ‘Dit heeft urgentie. Praat met haar.’
In zijn kamer komt de [eiser] snel ter zake. ‘Wat is dit allemaal?’, vraagt hij.
Het meisje aarzelt. Ze heeft dit zo lang voor iedereen verborgen gehouden. Maar nu moet het eruit.
Ze vertelt dat ze anderhalf jaar een affaire heeft gehad met een dertig jaar oudere docent van
de Theaterschool: [docent theaterschool] . Een bekende Vlaamse acteur van [leeftijd] .
Hij heeft haar overladen met complimenten, op een voetstuk geplaatst. Verteld hoe bijzonder ze
was. Het waren de dingen die ze wilde horen als onzekere studente. Het gevoel dat ze hierdoor
kreeg, heeft ze verward met verliefdheid. En nu ziet ze pas in dat [docent theaterschool] daar al die tijd gebruik van
heeft gemaakt.
Even is het stil. ‘Dit is niet goed’, zegt [eiser] .
‘Hij zei dat hij er niets van wist, maar verder ging hij er niet op in’, zegt de oud-studente. ‘Hij zei dat
dit soort dingen gewoon gebeuren in dit milieu en dat je hier als docent blootstaat aan grote
verleidingen. Hij gaf toe dat hij er ook weleens voor was gezwicht. En dat hij daarom niet bij machte
was er iets aan te doen.’
‘Ik dacht: zegt hij hier nou dat hij dit goedkeurt? Eigenlijk wilde ik horen dat het niet okay was. Ik
wilde erkend worden. Ik wilde dat hij het voor mij als leerling zou opnemen. Maar op dat moment
begreep ik dat hij er niets aan zou doen. Ik stond perplex.’
Zonder een woord te zeggen verlaat ze zijn kamer. Ze trekt de deur achter zich dicht.
Dit is het verhaal van een oud-studente op wie de gebeurtenissen grote indruk maakten. Volgens
[eiser] heeft dit voorval zich nooit voorgedaan.
De Amsterdamse Theaterschool is de bekendste opleiding voor acteurs en cabaretiers in Nederland.
Van de school komen beroemde artiesten zoals [X] , [X] , [artiest 1] ,
[X] , [X] , [X] , [X] , [X] , en [X] en [X] .
Het verhaal van de 21-jarige studente is tekenend voor wat zich hier jarenlang afspeelde.
De Volkskrant sprak met vijftien oud-studenten, drie docenten en andere ingewijden over de cultuur
op de Amsterdamse theaterschool. In die gesprekken vertellen ze dat docenten van de theaterschool
jarenlang amoureuze relaties aanknoopten met studenten.
En dat mag niet, volgens de huidige gedragsregels op veel universiteiten en hogescholen. Die zijn de
afgelopen jaren wereldwijd aangescherpt om relaties tussen docenten en studenten in de ban te
doen. In de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening, die geldt voor docenten aan
universiteiten, staat: ‘Een wetenschapsbeoefenaar vermijdt persoonlijke relaties die een redelijke
twijfel zouden kunnen wekken aan de objectiviteit van zijn beslissingen, of die tot enige vorm van
dwang of uitbuiting van een hiërarchisch ondergeschikte zouden kunnen leiden.’
De Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, waarvan de theaterschool onderdeel is, heeft in haar
integriteitscode relaties tussen docenten en studenten niet verboden. Wel staat in bet reglement dat
medewerkers hun leidinggevenden op de hoogte moeten stellen van ‘persoonlijke of zakelijke
relaties met derden die mogelijk tot (de schijn van) belangenverstrengeling kunnen leiden’.
In een reactie laat de school weten dat ‘intieme relaties tussen docenten en studenten, alsmede
tussen medewerkers, die in studie of werk in een onderlinge afhankelijkheidsrelatie verkeren, niet
acceptabel en dus niet geoorloofd zijn’.
De studentes zelf hielden de relaties vaak jarenlang geheim. Uit schaamte, schuldgevoel, ter
bescherming van de docenten of uit angst voor hun carrière. Een deel van de vrouwen zegt nog
steeds last te hebben van wat er destijds is gebeurd.
Daarom willen ze nu praten. Dat is volgens hen de enige manier om af te rekenen met het verleden
en de studenten van nu te beschermen. Vaak spreken ze anoniem, uit angst voor represailles. Maar
allemaal vinden ze hetzelfde: het geheim van de theaterschool moet in de openbaarheid komen.
Eén voor een worden de tweedejaarsstudentes het klaslokaal van de Theaterschool ingeroepen.
Vandaag zijn ze uitgenodigd voor een ‘medische keuring’. In het lokaal zitten vier mannen: een
dokter, een directeur, en twee prominente docenten.
Alle meisjes die naar binnen worden gehaald, moeten zich onder toeziend oog van de vier mannen
uitkleden. Met ontblote borsten staan ze daar. In hun onderbroek of zelf helemaal naakt. Volgens
de dokter zijn hun stemmen geblokkeerd in hun lichaam en moeten ze worden ‘bevrijd’. Hij heeft
oefeningen die hij hun ter plekken laat uitvoeren. De andere mannen kijken toe.
Het is eind jaren tachtig en de studentes zijn wel wat gewend. Op de opleiding zoeken ze hun
grenzen op, maar wat er vandaag gebeurt, gaat wel erg ver. Als ze weer naar buiten komen, kijken ze
bedrukt. Sommige meisjes huilen.
Op de theaterschool heerst in die tijd een vrije seksuele moraal. Verschillende docenten hebben
relaties met studenten. Het wordt door de leidinggevenden gedoogd. Ze realiseren zich dan nog niet
hoeveel schade ze aanrichten bij de studenten, die zich nooit veilig wanen op hun eigen school.
Het is [datum] als cabaretière en zangeres [artiest 3] zenuwachtig het podium
opklimt. Vandaag treedt ze op in Toomler, de Amsterdamse comedyclub. Haar voorstelling maakt
deel uit van de serie ‘echt gebeurd’.
Ze heeft niet lang hoeven denken. De voorvallen die ze wil beschrijven, zijn eind jaren tachtig
gebeurd, maar ze raken haar nog steeds.
Haar verhaal gaat over [eiser] . Een gevierd regisseur. Een man met charisma. Charmant. Slim. Hij
is niet alleen docent, zijn macht strekt zich uit tot ver in de theaterwereld. Onlangs heeft ze hem nog
op tv gezien, omdat hij de [naam 2] [musical] regisseerde, over het leven
van [artiest 6] .
Ook als [artiest 3] op de theaterschool zit is [eiser] al een man met invloed. Studenten van de
theaterschool willen hem absoluut niet als vijand.
‘Hij snapte alles, leek het wel’, zegt [artiest 3] tegen het publiek in Toomler. ‘Soms hadden we les van
hem. En dan was iedereen heel zenuwachtig.’
Als piepjonge, onzekere studente is ze verbijsterd dat hij oog voor haar heeft. ‘Hij zei echt leerzame
dingen, vond ik. Maar dan nam hij me apart en zei ineens: jij bent heel speciaal weet je dat? Jij neemt
iets met je mee. Iets waardoor je naar jou blijft kijken. Iets wat buiten jezelf om gaat. Jij hebt talent.’
Ze beschrijft hoe ze samen kwamen. ‘We dronken wijn, we wandelden nog even romantisch door het
Vondelpark by night, en daarna belandden we toch echt op mijn matras op de vloer. Je begrijpt wel
dat dit tussen ons moet blijven? Ja ja tuurlijk. Dat waren zo ongeveer de dialogen’, aldus [artiest 3] in
Toomler.
De relatie duurt een jaar. Het is nog maar net uit als ze hem op een dag in een ‘innige omhelzing’ ziet
staan. Met een andere studente.
‘Ik was zo kwetsbaar toen dit gebeurde’, zegt [artiest 3] er nu over. ‘Het heeft mijn persoonlijke leven
beïnvloed. Ik heb er nog jaren last van gehad, ook in mijn carrière. Hij had gewoon geen misbruik van
me mogen maken. Er was geen sprake van gelijkwaardigheid.’
Met haar verhaal stapte ze destijds naar de toenmalige mededirecteur: [X] , een man die
zelf getrouwd was met een leerlinge. ‘Hij zei: “Oh nee he, wat erg voor je. O god, weer een.” En dat
was het. Het was heel verwarrend.’
Een half jaar na haar optreden in Toomler, in de zomer van 2013, komt er een nieuwe zaak aan het
licht. Ditmaal gaat het over [docent theaterschool] , Vlaams acteur en artistiek leider van de regie-opleiding. En
de zaken waarover het gaat, zijn veel recenter dan die van [eiser] .
[docent theaterschool] is een zestiger. Een man met een markant gezicht. Een man wiens leven volledig wordt
beheerst door acteren. Als spreker op congressen, houdt hij verhalen over de parallellen tussen
toneel en het leven.
Als docent heeft hij al jaren verhoudingen en flirts met studentes. Het is een publiek geheim. In de
wandelgangen gaan de wildste geruchten. Maar in dat jaar escaleert het. Een groep jonge docenten
besluit iets te doen omdat ze merken dat de geruchten niet stoppen. Ze doen onderzoek en vinden
dat de school moet weten wat er waar is van de verhalen. Ze bellen studentes en oud-studentes uit
verschillende jaargangen en vragen naar hun ervaringen met [docent theaterschool] .
Een aantal vrouwen zegt zich door [docent theaterschool] gemanipuleerd, gebruikt en geïntimideerd te voelen. Het
gaat om tussen de tien en twintig voormalig studentes.
‘Hij had een strategie’, vertelt een oud-studente. ‘Eerst werd hij close met een student, dan ontstond
er contact naast school, via sms’jes. Daarna nam hij meisjes mee naar het café en probeerde hij ze te
zoenen of aan te raken. Hij nodigde ze uit op zijn hotelkamer. Als ze hem afwezen, reageerde hij heel
heftig. Hij zei tegen hen: ik kan je maken of breken.’
‘Ik heb altijd wel tegen mezelf gezegd: tot daar had het nooit moeten komen’, vertelt een andere
oud-studente. ‘Maar op een avond belandden we in het café. Op een gegeven moment bleven we
met zijn tweeën over. Hij zei tegen me: dit wil jij ook. Alle twijfel die ik had, die gezonde weerstand,
werd omgebogen naar spanning. Die signalen van jezelf die heel zuiver zijn, gaf hij een andere kleur.
Hij draaide ze, waardoor ik erin ging geloven.
‘Zelfs zijn collega’s zeiden tegen mij: goh, hij is echt verliefd he? En zijn secretaresse zei: jeetje, hij
heeft het wel van je te pakken he? Alsof het allemaal heel gewoon was. Juist door dat klimaat dacht
ik jarenlang dat het normaal was.’
[docent theaterschool] was tientallen jaren ouder. ‘Maar hij was eloquent. Zeer belezen. Charismatisch. Voor hem had
ik eigenlijk nog nooit een serieus vriendje gehad. Hij was een van mijn eerste liefdes.’
‘1k schaam me dat ik het zo ver met hem heb laten komen’, zegt weer een andere oud-studente. ‘Dat
hij toch in mijn hoofd is gekropen.’
Met de verzamelde klachten komen twee docenten uit de groep uiteindelijk bij directeur [directeur AHK] .
[directeur AHK] is pas drie maanden in dienst van de school. Hij is geschokt en vraagt of de meisjes onder
naam een verklaring willen indienen. De groep docenten heeft hen juist anonimiteit beloofd en zegt
nee. Wel leveren ze een lijst met anonieme verhalen over [docent theaterschool] . Die liegen er niet om. Bovendien
meldt zich tegelijkertijd een studente bij [directeur AHK] die hetzelfde met [docent theaterschool] heeft meegemaakt.
[directeur AHK] voelt zich gedwongen in actie te komen. Hij stelt [docent theaterschool] voor de keus: er komt een onderzoek
naar zijn gedragingen of hij moet opstappen. Het wordt het laatste. In de zomer van 2013 maakt de
school bekend dat [docent theaterschool] in januari van het volgend jaar vertrekt als artistiek leider van de regie
opleiding. Midden in het schooljaar.
In het persbericht staat geen woord over de ware reden voor zijn vertrek. Alleen dat [docent theaterschool] zich meer
wil richten op zijn carrière als acteur. Volgens het bericht heeft hij de regie-opleiding tien jaar lang
‘met veel verve’ geleid. Directeur [directeur AHK] meldt in het stuk dat zijn vertrek ‘een verlies’ betekent. In
werkelijkheid is hij opgelucht dat de Vlaming weg is.
Maar [docent theaterschool] is de deur nog niet uit of er ontstaat een nieuw probleem.
Begin 2014 komt opnieuw een oud-studente met een verkapte onthulling. Actrice en schrijfster [artiest 2]
, bekend van de tv-serie Medisch Centrum West, schrijft een sleutelroman: [musical]
.
Daarin beschrijft ze een meisje op de theaterschool, [X] , dat een gecompliceerde relatie krijgt met
een docent. Het meisje is ‘een gemakkelijke prooi’ voor de man die haar tot middernacht privélessen
geeft op school, piano voor haar speelt, tijdens avondlessen op de grond gaat liggen en zegt: ‘Je mag
alles met me doen’.
De man heeft een aantal keer seks met de studente. Hij prijst haar de hemel in, kleineert haar,
bemoeit zich met haar spel. De relatie brengt het meisje volledig in de war: ze functioneert niet
meer, ontwikkelt anorexia, en wordt opgenomen in een psychiatrische kliniek. Het is een verhaal
over machtsmisbruik en intimidatie.
[artiest 2] zelf wil alleen kwijt dat de roman ‘autobiografisch’ is, bronnen rond haar bevestigen dat het
over [eiser] gaat.
‘Bijna alle leerlingen die in dit soort affaires belandden, hadden last van de onvrijheid en de
ongelijkwaardigheid binnen dit soort relaties’ stelt [artiest 2] . ‘Daarnaast schaamden ze zich en hadden
ze schuldgevoelens. Niemand heeft de docent geconfronteerd met zijn daden, ikzelf ook niet. Omdat
iedereen bang voor hem was of een belang had om bij hem in de gunst te blijven.’
[eiser] erkent dat hij een relatie had met [artiest 2] tijdens haar schooltijd. Hij herkent zich in het
boek, maar slechts als ‘een kwaadaardige karikatuur van zichzelf’. ‘Toen ik hoorde dat [artiest 2] een boek
over mij geschreven had, was ik zo naïef om te denken dat het een leuk boek was. Het was een rare
klap in mijn gezicht.’
Als cabaretière en zangeres [artiest 1] het boek van [artiest 2] leest, wordt ze woedend. Ze is zelf in
haar jeugd misbruikt en kan zich levendig voorstellen hoe een jong meisje zwicht voor de druk van
een docent. Ze was in de jaren tachtig een klasgenoot van [artiest 2] . ‘Ik ben me doodgeschrokken van
het boek van [artiest 2] ’, zegt ze.
Eigenlijk heeft ze maar één gedachte: ‘Ik wil dat dit tot de bodem wordt uitgezocht.’
Ze begint te bellen, en schrikt. Vrouwen zeggen hetzelfde als [artiest 2] te hebben meegemaakt, maar
als [artiest 1] hen vraagt hun ervaringen expliciet op te schrijven, deinst een deel terug. Anderen
zeggen wel een relatie met hem te hebben gehad, maar net buiten schooltijd. Uiteindelijk schrijven
zes vrouwen een verklaring over [eiser] . Onder hen drie ex-studentes die tijdens hun
studententijd een ‘relatie’ met hem hadden.
Volgens [eiser] zelf heeft hij tot 1990 inderdaad drie keer iets met een student gehad en daarna
nooit meer. ‘In die tijd gebeurde dat. Mijn leidinggevenden hadden ook relaties met studenten. Het
was gewoon het klimaat. En ik heb binnen dat klimaat ook jeugdzondes gehad.’ Hij sluit uit dat het na
1990 vaker is voorgekomen. ‘Het is echt onmogelijk. Het is op mijn kinderen niet waar. Er zijn nooit
officiële klachten over mij ingediend.’
In één van de verklaringen schrijft een ex-studente dat ze hier al jaren mee rondloopt. ‘Ik heb er de
hele opleiding last van gehad’, vertelt ze achteraf. ‘Het was niet gezond. Ik voelde me geremd. Ik kon
niet mezelf zijn.’
‘Ik denk niet dat hij verliefd op me was. Ik was gewoon een bevestiging van zijn macht. Het duurde
ook maar twee weken, daarna kon hij me afstrepen op zijn lijstje. Ik heb het nooit tegen iemand
gezegd. Dat was een soort stilzwijgende afspraak. Het was natuurlijk wel de artistiek leider.’
Om hen te beschermen maakt [artiest 1] de getuigenissen anoniem. De vrouwen zijn bekende
Nederlanders, ze moeten hun geld nog wel verdienen in de kleinkunstwereld. Ze vrezen dat ruzie
met [eiser] het wel eens lastiger kan maken werk te vinden, aldus [artiest 1] .
[artiest 1] maakt een afspraak met [directeur AHK] , de directeur van de Theaterschool. Op 19 maart 2014
loopt ze met de anonieme verklaringen onder haar arm zijn kamer binnen. Ze vertelt hoe bezorgd ze
is. ‘Jonge meisjes moeten hier veilig zijn’, stelt ze.
[directeur AHK] reageert verbaasd, vertelt [artiest 1] achteraf. ‘Hij zei dat hij hier niets van wist en dat hij hiervan
schrok.’ Het is voor [directeur AHK] al het tweede hoofdpijndossier dat hij op zijn bord krijgt. Hij is nog geen jaar
in dienst van de school. [eiser] is op de opleiding een soort halfgod. Bovendien gaan de
verklaringen van oud-studentes over een ver verleden,
‘Hij zat in een lastig parket’, zegt [artiest 1] daarover. ‘Maar het moest gebeuren. Meisjes praten er
niet makkelijk over door schaamte. Ze vinden dat ze zelf schuldig zijn. Het vervelende is dat mensen
van school worden gestuurd en je niet weet of dat is omdat ze niet genoeg talent hebben of omdat
ze niet willen wat hij wil. De school moet haar verantwoordelijkheid nemen. Het is bizar dat dit al
bijna dertigjaar doorettert op de Theaterschool. Echt bizar.’
[directeur AHK] zegt tegen [artiest 1] dat hij alles zal onderzoeken. Hij laat advocaten kijken naar het dossier.
In dezelfde tijd krijgt [artiest 1] op haar antwoordapparaat een boodschap van [eiser] . ‘Hij zei:
“Waar ben jij mee bezig? Karin, je wil me vermóórden.”
[eiser] : ‘Het dossier van [artiest 1] is het dieptepunt in mijn leven. Het zit vol met leugens. Toen
het binnenkwam heeft [directeur AHK] het ongelooflijk serieus genomen. Ik ben helemaal binnenstebuiten
gekeerd, wat ongelooflijk gênant is geweest. En er was helemaal niets. Helemaal niets.’
Al een paar weken later blijkt dat [directeur AHK] inderdaad niets zal ondernemen. Begin mei krijgt [artiest 1]
een mail met zijn antwoord: er komt geen officieel onderzoek naar [eiser] . In de mail, ingezien
door de Volkskrant, staat dat onderzoek ‘op juridische en feitelijke gronden niet mogelijk is’.
De verklaringen die [artiest 1] heeft aangeleverd liggen twintig tot dertig jaar achter ons, schrijft de
directeur. ‘Gesteld al dat een eventuele klacht gegrond verklaard zou worden, dan kan dat op grond
van verjaring toch nog geen aanleiding zijn tot een strafrechtelijk verwijt’, aldus [directeur AHK] .
Op de school leiden de geruchten rond [docent theaterschool] en [eiser] tot onrust onder de andere docenten, die
niet willen worden geassocieerd met een onveilige school. In 2012 verwoordt stemdocente [naam 3]
dat gevoel in een brandbrief aan de vertrouwenscommissie.
Ze heeft binnen één week drie concrete geruchten gehoord over [eiser] . Ze kan niets bewijzen,
maar ze zegt zich wel grote zorgen te maken.
In de brief schrijft [naam 3] over recente geruchten: ‘Als ik tot drie maal toe van anderen hoor dat
een collega het aanlegt met meisjes uit zijn opleiding, vind ik dat zeer beschamend voor mijn
opleidingsinstituut en voor mij en de rest van mijn collega’s. Ik vind het zeer belangrijk dat een
student op onze school zich in een beschermde omgeving moet kunnen ontwikkelen.’
De stemdocente vreest dat de man [eiser] zijn positie in de theaterwereld misbruikt. ‘Ik wil daar
niets mee te maken hebben! Ik vind dat niet kunnen, ook niet met de smoes, het zijn toch
volwassenen. Dit jaar zijn er relatief jonge mensen bij de theaterschool aangenomen en ik ben daar
zeer bezorgd over.’
Na overleg met de school dient de docent geen officiële klacht in omdat ze geen juridisch houdbare
bewijzen heeft.
In september 2015 zal er een nieuw boek verschijnen: [Boek] , van [artiest 4] - -
de dochter van [artiest 5] . Hoofdpersoon: een 18-jarig meisje dat wordt toegelaten tot de
toneelacademie en al snel wordt opgemerkt door haar Vlaamse docent, een zonderlinge, charmante
vijftiger.
Het boek is een roman, geïnspireerd op haar tijd aan de Theaterschool, zegt [artiest 4]
desgevraagd.
Volgens de beschrijving van het boek raakt het meisje ‘in de ban’ van de docent. Totdat de boel
volledig escaleert.
2.10.
In het aangepaste concept kader (productie 7) is het volgende opgenomen:
Reactie [eiser] :
In de jaren 80 gebeurde dat gewoon, relaties met studenten. Mijn leidinggevenden deden dat ook. Ik
wil het niet goedpraten, maar dat was het klimaat. Er stonden ook docenten met drankjes voor de
klas. Ik vind van mijzelf dat ik, binnen dat klimaat, ook jeugdzondes heb gehad. Je moet geloven dat
die relaties niks te maken hadden met agressiviteit. Ik ben een romantische jongen, het was gewoon
lief. Ik dacht dat het veel vrolijker, veel onschuldiger was dan het blijkt te zijn. Ik had de wijsheid
moeten hebben wat mijn impact was. Maar dat had ik niet. Ik had echt geen idee.’
‘In de jaren tachtig ben ik drie keer verliefd geweest op studentes. Vergeet niet dat ik destijds
generatiegenoot van hen was. Ik vind dat de leeftijd ook meetelt. Ik ben nu zestig, ik zou nu toch wel
een ongelooflijk gore gek zijn als ik nu nog iets met studentes had. Na 1990 is het nooit meer
gebeurd. Echt niet. Dat kan ik overal onder ede verklaren.’
‘Op een gegeven moment heb ik mezelf bij elkaar geraapt en gezegd: ja maar [eiser] , eigenlijk kan dit
niet in jouw positie. Ik ben altijd blijven praten met die meisjes en heb altijd gedacht dat het goed
was. Maar ik kan natuurlijk niet in iemands ziel kijken. Als ik nu hoor dat een meisje daar last van had,
dan spijt me dat. Dat raakt me. Er was ook een vrouw die achteraf tegen me zei: wij waren ook een
stelletje ratten eigenlijk.’
‘Nu vind ik dat relaties, als het gaat om docenten die beoordelingen geven, lesgeven, noem het
machtsverhoudingen - niet kunnen. En als het wel gebeurt, moet je het bespreken met je
leidinggevende.’
‘Er is nooit een studente bij mij geweest met een verhaal over [docent theaterschool] . Dat is gewoon niet waar.
Ik heb wel ooit een gerucht over hem opgevangen en dat doorgegeven aan de toenmalige directeur.
Daarnaast zijn er jongens bij me geweest die klaagden dat [docent theaterschool] in zijn lessen vooral aandacht voor
de meisjes had.’
Reactie [docent theaterschool] :
Een theaterschool is een school waar de student leert de fictie om te buigen tot de werkelijkheid. Zo
wordt een goede acteur ondermeer opgeleid zijn rol te ‘zijn’ en niet te ‘spelen’. Het is een
doorgedreven confrontatie tussen realiteit en fictie. De fictie moet evenwel werkelijkheid worden.
Maar moet ook fictie blijven.
Jonge mensen worden getraind deze werelden te beheersen en te transponeren. Theater gaat over
drama, tragedie en al de diepste gevoelens van het leven zelf. Jonge mensen worden in deze
gevoelswereld dag in dag uit getraind en worden er mee geconfronteerd. Dat maakt deze school dan
ook uniek en de studenten kwetsbaar.
Kwetsbaar in die zin dat de ze het onderscheid moeten blijven zien tussen de fictieve, hen
aangeleerde, wereld en de echte. En sommigen slagen daar niet in.
Sommige persoonlijkheden kunnen deze overgang en confrontatie niet aan.
Sommige worden dan bijvoorbeeld verliefd op hun docent. Er komt een student bij me op kantoor
met de mededeling ik ben verliefd op jou. Dat is meermalen gebeurd. Mijn reactie was: “gebruik het
bij het toneelspelen”.
Ik denk dat een en ander te maken heeft met mijn ‘stijl’, ik weet dat ik nogal direct en confronterend
kan zijn in het lesgeven.
Vaak gingen we inderdaad wat drinken ‘s avonds met de studenten. De directeur was daar vaak ook
zelf bij en ik ben ook een paar keer gaan eten met studenten. Daar was de directeur ook altijd van op
de hoogte. Ik heb evenwel nooit seks gehad met een student. De verhalen over toiletten,
hotelkamers en zinnen als ik kan je maken of breken’ zijn volstrekt onwaar. Daar is niet een concreet
voorbeeld van te geven en het is pure laster.
Reactie Theaterschool:
“Alle in de publicatie genoemde voorbeelden spelen zich af in de jaren ‘80, op één uitzondering na,
namelijk de door AHK in de zomer van 2013 ontvangen klacht, die door de AHK direct is opgepakt en
afgehandeld. Die kwestie kan niet dienen als illustratie voor een doorlopende permissieve cultuur. In
tegendeel, die kwestie bevestigt juist dat die cultuur al lang niet meer bestaat binnen de AHK.’
‘De AHK hanteert als norm dat intieme relaties tussen docenten en studenten, alsmede tussen
medewerkers, die in studie of werk in een onderlinge afhankelijkheidsrelatie verkeren, niet
acceptabel en dus niet geoorloofd zijn. In het kunstonderwijs, waar nabijheid, zowel geestelijk als
fysiek, vaak onderdeel is van het studie- en werkproces, vraagt dat om aandacht voor en bewustzijn
van een veilige leer- en werkomgeving.’
‘Terugkijkend kan er vastgesteld worden dat er enkele tientallen jaren geleden in tal van sectoren
van de samenleving, ook in het kunstonderwijs, een andere cultuur in de omgang tussen docenten en
studenten en tussen collega’s onderling was. In die cultuur bestond een grotere tolerantie ten
aanzien van intiemere omgangsvormen dan nu terecht als norm voor geaccepteerd gedrag wordt gehanteerd.’

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – kort gezegd – en na wijziging van eis het volgende:
I. gedaagden hoofdelijk te verbieden het artikel dan wel de artikelen, zoals door gedaagden in het geding gebracht als producties 6, 7 en 8 te publiceren, meer in het bijzonder publicatie te verbieden van de volgende aantijgingen dan wel verdachtmakingen:
(i) dat [eiser] zich jarenlang schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag;
(ii) dat [eiser] zijn positie heeft misbruikt om relaties met studenten aan te gaan;
(iii) dat [eiser] verantwoordelijk is voor een onveilig klimaat binnen de Amsterdamse Theaterschool;
alsmede de volgende passage in het nieuwsbericht:
(iv) Op school is het ook de afgelopen jaren onrustig rond [eiser] . In 2012 stuurde een docente een brandbrief aan de vertrouwenscommissie naar aanleiding van recente geruchten over hem. Na overleg met de school dient de docente geen officiële klacht in omdat ze geen juridisch houdbare bewijzen heeft;
althans beweringen en beschuldigingen van soortgelijke strekking als onder (i) tot en met (iv) weergegeven;
II. een en ander op straffe van dwangsommen;
III. met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] stelt hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. De artikelen, waarin hij met naam en toenaam wordt genoemd, vormen een ongerechtvaardigde aanval op zijn reputatie en een grove inbreuk op zijn privacy. Gedragingen uit de jaren ’80, te weten een drietal liefdesrelaties die [eiser] (toen een generatiegenoot) met studenten had, stelt De Volkskrant bijna 30 jaar later scherp aan de kaak. De Volkskrant is vooringenomen en maakt zich kritiekloos spreekbuis van enkele personen die een oude rekening met [eiser] lijken te willen vereffenen. Ook wordt de valse suggestie gewekt dat de (vrije) seksuele moraal, die inherent was aan de cultuur van de Theaterschool in de jaren ’80, mede door toedoen van [eiser] , in 2015 nog altijd in de Theaterschool heerst, en studenten zich om die reden niet veilig voelen. Gedrag van [eiser] wordt ten onrechte gekoppeld aan gedrag van een andere docent ( [docent theaterschool] ) en daarnaast wordt ten onrechte gesuggereerd dat het gedrag van [eiser] tot op heden voortduurt. Het aldus gesuggereerde valse beeld van [eiser] en de Amsterdamse Theaterschool vindt geen steun in de feiten. [eiser] maakt ook bezwaar tegen de conclusie van De Volkskrant dat de vrouwen met wie [eiser] in de jaren ’80 een affaire heeft gehad tot op de dag van vandaag gevaar lopen als ze ruzie maken met de “machtige [eiser] ”. [eiser] bestrijdt voorts de juistheid van de drie geruchten over hem die in 2012 de ronde deden. Die geruchten zijn reeds in 2012 terzijde geschoven door de vertrouwenscommissie van de AHK wegens gebrek aan ieder bewijs. De docente die in 2012 de “brandbrief” heeft geschreven, heeft De Volkskrant bericht dat zij haar bijdrage aan de artikelen wil intrekken. De Volkskrant weigert echter het stuk nog aan te passen en gebruikt de geruchten ten onrechte om zo een suggestie van een actuele misstand (“een onveilige school”) te wekken. Al met al is [eiser] van mening dat zijn recht op privacy (artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, hierna EVRM) voorgaat op het recht van De Volkskrant op vrije meningsuiting (artikel 10 EVRM). Er is in dit geval geen sprake van “nieuws”. Publicatie van de artikelen is dan ook onrechtmatig jegens [eiser] .
3.3.
De Volkskrant en [gedaagden 2] hebben verweer gevoerd tegen de vorderingen van [eiser] . Op dit verweer wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Toewijzing van het door [eiser] gevorderde publicatieverbod zou een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht van De Volkskrant en [gedaagden 2] op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt, indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (zie artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij wet is voorzien is sprake, indien de artikelen van De Volkskrant onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse – in beginsel gelijkwaardige – belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van De Volkskrant is er met name in gelegen dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiser] is er met name in gelegen dat zijn persoon niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen en dat zijn privacy niet onnodig wordt geschonden. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen.
4.2.
Voorts geldt dat [eiser] een verbod vordert van een
voorgenomen,en dus
toekomstigepublicatie. De Volkskrant heeft naar aanleiding hiervan aangevoerd dat een dergelijk verbod op gespannen voet staat met artikel 7 Grondwet (Gw). Het uitgangspunt van dit artikel – te weten dat een uiting alleen achteraf kan worden beoordeeld – is, aldus De Volkskrant, een van de fundamenten van een democratische rechtsstaat. De voorzieningenrechter is hierover van oordeel dat artikel 7 Gw niet per definitie betekent dat een publicatie niet
van tevorenmag worden verboden. Als voldoende bekend is over de voorgenomen publicatie om de onrechtmatigheid hiervan te kunnen vaststellen, kan uit het oogpunt van effectieve rechtsbescherming een verbod vooraf worden uitgesproken. Dit kan echter – zoals ook volgt uit het Mosley-arrest van 10 mei 2011 van het EHRM (EHRC 2011/108) – slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden plaatsvinden. Dit plaatst De Volkskrant op een voorsprong in de onder 4.1 genoemde belangenafweging.
4.3.
Een van de omstandigheden die voorts in die belangenafweging meeweegt, is de mate waarin de inhoud van de publicatie steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. In dit kader heeft De Volkskrant voorshands terecht aangevoerd dat van haar niet hoeft te worden verwacht dat de juistheid van de publicatie onomstotelijk vast is komen te staan. Wel mag van haar worden verwacht dat zij voldoende zorgvuldig journalistiek onderzoek verricht. Onderdeel hiervan is correcte toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor.
4.4.
Over de concrete bezwaren die [eiser] heeft tegen het conceptnieuwsartikel (zie 2.8 van dit vonnis) is de voorzieningenrechter voorshands het volgende van oordeel. [eiser] heeft erkend dat hij in de jaren ’80 drie keer een relatie met een studente heeft gehad. Het staat De Volkskrant op zich vrij hierover te publiceren. Daarnaast staat het De Volkskrant vrij hieraan het waardeoordeel ‘grensoverschrijdend gedrag’ te verbinden. Ook dit wordt in zekere zin erkend door [eiser] omdat hij zichzelf – blijkens het artikel – begin jaren ’90 “tot de orde heeft geroepen” en zich heeft gerealiseerd “dat zijn positie dit niet toeliet”. Dat een docente in 2012 een “brandbrief” heeft verstuurd naar aanleiding van recente geruchten over [eiser] is eveneens waar, zonder dat hierbij een oordeel wordt gegeven over de juistheid van die geruchten. Voorts is juist dat twee oud-studentes de afgelopen jaren naar buiten zijn gekomen met verkapte onthullingen over [eiser] . Tot slot is het zo dat [artiest 1] in 2014 een “dossier” heeft samengesteld en hiermee naar de leiding van de AHK is gestapt.
4.5.
Ter zitting heeft [eiser] – waar het gaat om de “brandbrief” en de verkapte onthullingen van de twee-oud studentes – zijn kant van het verhaal belicht. Het komt er – aldus [eiser] – op neer dat de brandbrief (mogelijk uit rancune) is geschreven door een docente die enkel geruchten heeft gehoord, die zij niet kon bewijzen en die niet zijn komen vast te staan. Met de twee oud-studentes die de “onthullingen” hebben gedaan, heeft [eiser] naar eigen zeggen nog jarenlang (en tot redelijk recent) een normaal, vriendschappelijk contact gehad, hetgeen de “onthullingen” in een geheel ander daglicht plaatst. Bovendien heeft [eiser] aangevoerd dat de “onthullingen” in “fictieve” vorm zijn gedaan (binnen de kaders van een roman en een cabaretvoorstelling), waardoor het waarheidsgehalte mogelijk beperkt is. Over de brandbrief overweegt de voorzieningenrechter dat er tot op heden inderdaad alleen sprake is van geruchten. De Volkskrant erkent dit impliciet door in het artikel op te nemen dat de docente (althans volgens de AHK) “geen juridische houdbare bewijzen heeft”. Het op deze wijze melding maken van de brandbrief – te weten door de geruchten niet als waarheid te presenteren – acht de voorzieningenrechter geoorloofd. Hetzelfde geldt voor het melding maken van de “verkapte onthullingen”. Die onthullingen zijn nu eenmaal (publiekelijk) gedaan, weliswaar in fictievorm, maar dat zij zijn gedaan door twee oud-studentes met wie [eiser] een relatie heeft gehad wordt niet bestreden. Dat [eiser] (mogelijk terecht) een andere versie heeft van wat er in de jaren ’80 tussen hem en de twee oud-studentes heeft plaatsgevonden, maakt dit niet anders. Evenmin is ongeoorloofd dat De Volkskrant er melding van maakt dat [artiest 1] een dossier heeft samengesteld en hiermee naar de leiding van de AHK is gestapt. Hierbij is van belang dat [eiser] in het artikel een weerwoord is geboden (“Het zit vol met leugens”). De klachten waarop [artiest 1] haar dossier heeft gebaseerd zijn weliswaar anoniem, en daardoor voor [eiser] moeilijk te weerspreken, maar ook dit maakt het publiceren hierover niet ongeoorloofd. Voldoende is immers komen vast te staan dat de klachten serieus van aard zijn (zonder hiermee ook te oordelen dat zij
terechtzijn).
4.6.
Over het concepthoofdartikel (zie 2.9) overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Afgezien van de punten die hiervoor reeds aan de orde zijn gekomen, omdat ze tevens zijn opgenomen in het conceptnieuwsartikel, richten de concrete bezwaren van [eiser] zich met name op het volgende. Volgens het concepthoofdartikel zou [eiser] in 2004 niet adequaat hebben gereageerd op de klacht van een 21-jarige studente over de docent [docent theaterschool] . De Volkskrant maakt hier echter melding van de persoonlijke ervaringen van de studente, zonder deze als waarheid te presenteren, hetgeen haar vrij moet staan. Wel verbindt De Volkskrant hieraan de conclusie: “
Het verhaal van de 21-jarige studente is tekenend voor wat zich hier jarenlang afspeelde.” De Volkskrant baseert deze conclusie kennelijk op gesprekken met vijftien oud-studenten, drie docenten en andere ingewijden in de cultuur van de Amsterdamse Theaterschool. Volgens het artikel spreken zij vaak anoniem, “uit angst voor represailles”. Ook hier geldt dat [eiser] anonieme verklaringen moeilijk kan weerspreken, waardoor zijn bezwaren tegen de door De Volkskrant getrokken conclusie begrijpelijk zijn. Dit neemt echter niet weg dat De Volkskrant voldoende aannemelijk heeft gemaakt een en ander gebaseerd te hebben op voldoende zorgvuldig uitgevoerd journalistiek onderzoek. Het trekken van die conclusie door De Volkskrant is daarmee voorshands niet ongeoorloofd. Van belang daarbij is dat in de betreffende passage duidelijk is opgenomen dat [eiser] bestrijdt dat een dergelijk incident heeft plaatsgevonden.
4.7.
[eiser] heeft geen concrete bezwaren naar voren gebracht tegen het aangepaste concept kader (zie 2.10), zodat dit onderdeel verder onbesproken zal blijven.
4.8.
Over de meer algemene bezwaren van [eiser] tegen beide conceptartikelen overweegt de voorzieningenrechter het volgende. [eiser] , althans zijn raadsman, heeft ter zitting aangevoerd dat hij niet als een
public figurekan worden aangemerkt en daarom minder mediabelangstelling hoeft te dulden. De voorzieningenrechter volgt [eiser] hierin voorshands niet. [eiser] is actief in de theaterwereld en artistiek leider van een opleiding die tal van bekende acteurs en cabaretier(e)s heeft voortgebracht. [eiser] staat in zijn positie aan het risico bloot dat hij wordt geassocieerd met recente gedragingen van anderen (in het bijzonder van [docent theaterschool] ), waardoor zijn eigen gedragingen uit een ver verleden worden “opgerakeld”. Weliswaar kan de berichtgeving in De Volkskrant hierdoor door [eiser] als tendentieus en suggestief worden ervaren, maar ook hier geldt dat De Volkskrant naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de grenzen van het toelaatbare niet heeft overschreden. Bij dit oordeel is van belang dat De Volkskrant [eiser] een reële mogelijkheid van wederhoor heeft geboden en bereid is geweest de publicatie naar aanleiding hiervan aan te passen (en enkele dagen uit te stellen). Ter terechtzitting van 15 juli 2015 is gebleken dat de aanpassingen die De Volkskrant heeft doorgevoerd met name tot gevolg hadden dat [eiser] en [docent theaterschool] minder “op een hoop werden gegooid” en dat meer benadrukt is dat de gedragingen van [eiser] in een (ver) verleden hebben plaatsgevonden en niet tot recent hebben voortgeduurd. Ook is van belang dat in het kader bij het hoofdartikel (zie 2.10) het weerwoord van [eiser] expliciet is weergegeven.
4.9.
Tegenover al hetgeen hiervoor is overwogen staat dat [eiser] terecht heeft aangevoerd dat de voorgenomen publicatie een ernstige inbreuk op zijn reputatie en privacy vormt. Alles afwegende is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat – mede gezien de misstand die De Volkskrant aan de kaak beoogt te stellen – die voorgenomen publicatie niet in zodanige mate inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] dat een publicatieverbod
voorafgewettigd zou zijn. Dit leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Volkskrant en [gedaagden 2] worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.429,00
Tevens zal [eiser] in de nakosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van De Volkskrant en [gedaagden 2] tot op heden begroot op € 1.429,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2015. [1]

Voetnoten

1.type: MV