Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gedaagden 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 december 2014, met producties,
- de brief van 16 maart 2015 van beide partijen met het verzoek tot (primair) het houden van een regiezitting en (subsidiair) het verzoek eerst te procederen over het toepasselijk recht,
- de rolbeslissing van 25 maart 2015 tot afwijzing van het houden van een regiezitting en verwijzing van de zaak voor akte van gedaagden inzake het toepasselijk recht,
- de akte betreffende het toepasselijk recht van de zijde van [gedaagden 1] , met producties.
2.De feiten voor zover relevant in het incident
3.In de hoofdzaak
- het toestaan van betalingen door Brightwell en/of de handelsentiteiten zonder contractuele of wettelijke grondslag;
- het berekenen van maandelijkse netto waarde (net asset value (NAV)) van de aandelen in BF zonder rekening te houden met de betalingen door Brightwell en/of de handelsentiteiten terwijl [gedaagden 1] en [gedaagden 2] wisten, althans moesten weten, dat de betalingen door Brightwell en/of de handelsentiteiten frauduleus waren;
- het nalaten om [eiser] te waarschuwen voor die betalingen, voor de overeenkomsten van geldlening en voor het feit dat de NAV’s waren gebaseerd op de kennelijk frauduleuze overeenkomsten van geldlening en
- het assisteren bij het aangaan en uitvoeren van de kennelijk frauduleuze overeenkomsten van geldlening.
4.De beoordeling in het incident
zelften gevolge van het (gestelde) onrechtmatig handelen heeft geleden op [gedaagden 1] wenst te verhalen, zodat voor de vraag welk recht van toepassing is op de vordering jegens [gedaagden 1] niet de bepalingen van Boek 10 BW van toepassing zijn.
in persoonaansprakelijk kan worden gesteld op grond van onrechtmatige daad voor de (gestelde) schade van [eiser] . Ook dit ziet niet op de situatie dat een bestuurder intern door de vennootschap wordt aangesproken maar door een derde. Aldus moet het toepasselijke recht op de vordering jegens [gedaagden 2] worden bepaald aan de hand van Rome II. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij heeft overwogen in r.o 4.8 met betrekking tot het recht dat van toepassing is op basis van artikel 4 Rome II. [eiser] wordt in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten omtrent de toepassing van Rome II, dus ook voor wat betreft het toepasselijk recht op de tegen [gedaagden 2] ingestelde vorderingen.
5.De beslissing
26 augustus 2015voor het nemen van een akte door [eiser] zoals omschreven in r.o. 4.8 en 4.11 ten aanzien van het toepasselijke recht,