In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. T.P.A. Weterings, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. A. van Rossum. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van de gemeente, waarbij verzoeker een last onder dwangsom was opgelegd voor het aanbieden van passagiersvaartochten zonder exploitatievergunning. De gemeente had de vooraankondiging en het dwangsombesluit naar een verkeerd adres gestuurd, waardoor verzoeker deze niet had ontvangen. Hierdoor zijn zijn bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat de besluiten niet op de juiste wijze bekend zijn gemaakt, omdat de gemeente had moeten uitgaan van de gegevens in de Basisregistratie Personen (BRP) en het Handelsregister, waaruit bleek dat verzoeker op een ander adres was ingeschreven. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herroept de primaire besluiten. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 2.940,00.