ECLI:NL:RBAMS:2015:4735

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2015
Publicatiedatum
24 juli 2015
Zaaknummer
AMS 15/5
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake herafgifte kentekenbewijs en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 juli 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de herafgifte van een kentekenbewijs. Eiseres, een bedrijf uit Amsterdam, had een aanvraag ingediend voor de herafgifte van een kentekenbewijs voor een Landrover, waarvan het voertuigidentificatienummer (VIN) niet fabrieksmatig was ingeslagen. De aanvraag was eerder door de Directie van de Dienst Wegverkeer afgewezen, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank had eerder in een uitspraak van 30 oktober 2014 geoordeeld dat de verweerder inhoudelijk op de bezwaren van eiseres moest ingaan. Echter, in het bestreden besluit van 22 december 2014 verklaarde verweerder het bezwaar ongegrond, wat eiseres noopte tot het indienen van beroep.

Tijdens de zitting op 12 juni 2015 werd duidelijk dat de identificatie van het voertuig dwingendrechtelijk moet plaatsvinden op basis van het fabrieksmatig aangebrachte VIN. De rechtbank oordeelde dat, aangezien het VIN niet kon worden geïdentificeerd, het voertuig niet kon worden herkend en dat eiseres derhalve geen procesbelang had. De rechtbank concludeerde dat zelfs een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel niet zou leiden tot de gewenste identificatie van het voertuig en de afgifte van een nieuw kentekenbewijs. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 15/5

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2015 in de zaak tussen

[bedrijf], te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M. Mees),
en
de Directie van de Dienst Wegverkeer, verweerder
(gemachtigde: mr. C.G.J. Maenhout).

Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor de herafgifte van een kentekenbewijs afgewezen.
Bij brief van 28 januari 2014 heeft eiseres daarop gereageerd.
Bij brief van 26 maart 2014 heeft verweerder gereageerd op de brief van eiseres van
28 januari 2014.
Het hiertegen ingestelde beroep is door de rechtbank bij uitspraak van 30 oktober 2014 (AMS 14/2685) gegrond verklaard. Verweerder dient alsnog inhoudelijk in te gaan op de door eiseres gemaakte bezwaren.
Bij besluit van 22 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Met het primaire besluit is impliciet ook de tenaamstelling voor het kenteken [kenteken] komen te vervallen waardoor het kentekenbewijs voor voormeld kenteken zijn geldigheid heeft verloren.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2015. Eiseres is vertegenwoordigd door [betrokkene], bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. De eerste afgiftedatum van het Nederlands kentekenbewijs voor het kenteken [kenteken] is
17 oktober 1967. Dit kenteken is destijds opgegeven voor een (van fabriekswege ongewijzigd) voertuig van voertuigfabrikant Landrover waarop door haar het voertuigidentificatienummer (VIN) [voertuigidentificatienummer] is aangebracht.
1.2
Sinds 8 juli 2011 is eiseres de tenaamgestelde van het kenteken [kenteken]. Bij de aankoop is een APK-keuringsrapport van 1 juli 2011 aan eiseres ter hand gesteld, dat geldig was tot 1 juli 2013. Na de aankoop heeft eiseres de benzinemotor van de Landrover laten vervangen door een elektrische motor. Daarbij heeft eiseres ook de gastank laten verwijderen. Eiseres heeft hierom de onderhavige aanvraag tot afgifte van een nieuw kentekenbewijs gedaan.
2. De rechtbank stelt vast dat uit de artikelen 36, vijfde lid, 48 en 52 van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 25 van het Kentekenreglement en artikel 5, vierde lid, van Bijlage 1 daarbij, blijkt dat voor toewijzing van de aanvraag het voertuig geïdentificeerd moet kunnen worden en dat die identificatie niet kan plaatsvinden als een van de hoofdonderdelen niet kan worden geïdentificeerd. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder op 14 januari 2014 het volgende heeft geconstateerd: “Aangetroffen VIN niet fabrieksmatig ingeslagen, voorsnippen zijn vernieuwd, org. VIN niet aanwezig.”
3.1
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag voor de afgifte van een Nederlands kentekenbewijs daarom afgewezen. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en zijn primaire besluit gehandhaafd.
3.2
Eiseres voert in beroep, kort weergegeven, aan dat haar het toekennen van een nieuw kenteken en de afgifte van een bijbehorend kentekenbewijs niet geweigerd mocht worden op grond van het vertrouwensbeginsel. Een eventueel mankement in het chassisnummer, althans twijfel aan de identiteit, had bij de eerste keuring gesignaleerd en gemeld kunnen en moeten worden en verweerder is nu gebonden aan de bij de eerste drie keuringen gedane vaststelling van de identiteit van het voertuig. Er is ook geen zodanig zwaarwegend algemeen publiek belang dat deze bijna vijftig jaren oude Landrover van de openbare weg geweerd moet worden, dat het opgewekte vertrouwen opzij gezet moet worden.
4.1
De rechtbank ziet zich, voordat aan een inhoudelijke bespreking van de gronden kan worden toegekomen, allereerst voor de vraag gesteld of het beroep ontvankelijk is. Dit vanwege de vraag of eiseres met een eventueel geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan bereiken wat zij wenst, namelijk identificatie van het voertuig en afgifte van een nieuw kentekenbewijs. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
4.2
Identificatie van het voertuig geschiedt dwingendrechtelijk op grond van het fabrieksmatig op de hoofdonderdelen aangebrachte VIN. Indien dat niet mogelijk is, kan het voertuig dus niet worden geïdentificeerd. Een eventuele toezegging van verweerder kan dat niet anders maken. Mogelijk kan dan wel sprake zijn van onrechtmatige toezeggingen, waarvan de vaststelling in de onderhavige bestuursrechtelijke procedure niet aan de orde is, maar tot een identificatie zal dat niet kunnen leiden. Dat betekent dat zelfs een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel eiseres niet kan brengen wat zij wenst, zodat zij bij de onderhavige procedure ook geen belang heeft. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
4.3
Het verzoek om schadevergoeding leidt naar het oordeel van de rechtbank ook niet tot procesbelang, nu dit verzoek blijkens de verklaring ter zitting juist ziet op de eventuele onjuistheid van de drie technische beoordelingen voorafgaand aan de technische beoordeling van 14 januari 2014 en derhalve niet aan de beoordeling die aan onderhavig bestreden besluit ten grondslag ligt.
4.4
Nu anderszins ook niet is gebleken dat eiseres door het beroep in een gunstiger positie kan geraken, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
5. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bode, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.E. van Bruggen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.