Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 februari 2014, met producties 1 tot en met 46;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 88;
- het tussenvonnis van 18 juni 2014, waarbij de zaak is verwezen naar de rol voor re- en dupliek;
- de conclusie van repliek tevens houdende wijziging van eis, met producties 47 tot en met 66;
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
- Knight Hood Services ^ 2.447.590
- Lenore Commercial ^ 1.993.000
3.Het geschil
4.De beoordeling
ongeoorloofdeuitgeoefende druk op SBC. Dit is onvoldoende toegelicht door [eiser]. De telefoongesprekken van SBC zijn vanaf 11 november 2003 getapt, in verband met een door [naam 1] gemelde bedreiging. Uit deze tapgesprekken kan niet worden afgeleid dat de bank
op ongeoorloofde wijzedruk heeft uitgeoefend op SBC. De bij de FIOD afgelegde getuigenverklaringen zijn niet eenduidig, onder meer niet over de vraag of de uitgeoefende druk (mede gelet op de zekerheden van de bank en de al dan niet bestaande wetenschap van de bank met betrekking tot een naderende insolventie)
ongeoorloofdwas, over de vraag in hoeverre druk van de bank resultaat zou hebben gehad dan wel over de vraag door wie, waarom en wanneer bij SBC (al dan niet in samenspraak met de bank) is besloten tot het doen van uitbetalingen in strijd met het één-op-één-systeem. Met de verwijzing naar deze verklaringen heeft [eiser] zijn stellingen dan ook onvoldoende onderbouwd. Ook de (algemene) verwijzing naar het HIG-rapport kan [eiser] niet baten. Allereerst kan aan dit (partij)rapport weinig waarde worden toegekend aangezien het is opgesteld in opdracht van het Fonds ten behoeve van de in een andere procedure aangesproken bestuurders van en andere betrokkenen bij het Fonds. Bovendien zijn de conclusies in dit rapport gebaseerd op dezelfde afgeluisterde telefoongesprekken en getuigenverklaringen. Ten slotte heeft [eiser] – zoals de bank terecht opmerkt – niet duidelijk gemaakt welke schade [eiser] zou hebben geleden door de door de bank (beweerdelijk) uitgeoefende ongeoorloofde druk en de (daardoor) gedane selectieve betalingen. In dit verband heeft de bank onweersproken gesteld dat [bedrijf 3], een vennootschap waarvan [eiser] de enig aandeelhouder is, ruim € 2 miljoen uit het Fonds uitbetaald heeft gekregen. De stelling van [eiser] dat hij benadeeld is door de druk die de bank in het kader van de uitbetaling heeft uitgeoefend, is dan ook onvoldoende onderbouwd om tot toewijzing van de vordering van [eiser] te kunnen leiden.
6.422,00(2 punten × tarief € 3.211,00)