ECLI:NL:RBAMS:2015:4433

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
HA ZA 14-950
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering en tegeneis in verband met niet-nakoming van een vaststellingsovereenkomst en verbeurde boetes

In deze zaak vorderde eiser, een eenmanszaak die actief is in de installatie- en verlichtingsbranche, dat Philips Lighting B.V. toerekenbaar tekort zou zijn geschoten in de nakoming van een vaststellingsovereenkomst. Deze overeenkomst was gesloten na een geschil over leveringen van lampen voor de hennepteelt. Eiser stelde dat hij had gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst, omdat hij ervan uitging dat Philips Lighting zou stoppen met de leveringen aan de hennepteelt. De rechtbank oordeelde echter dat de vaststellingsovereenkomst een zakelijke overeenkomst betrof, waarbij eiser bijgestaan was door juristen en dat er geen bewijs was dat Philips Lighting haar verplichtingen niet was nagekomen. De vorderingen van eiser werden afgewezen. In reconventie vorderde Philips Lighting betaling van verbeurde boetes wegens overtredingen van een contactverbod en geheimhoudingsbedingen, die eiser ten minste 146 keer had geschonden. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Philips Lighting toewijsbaar was, omdat eiser de overtredingen niet had betwist. De rechtbank veroordeelde eiser tot betaling van € 14,6 miljoen aan boetes, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden ook aan eiser opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/573469 / HA ZA 14-950
Vonnis van 8 juli 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A.G.P. van der Baan te Almere,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PHILIPS LIGHTING B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. B. Winters te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Philips Lighting genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 december 2014,
  • de conclusie van antwoord in onvoorwaardelijke en voorwaardelijke reconventie met producties van 21 mei 2015,
  • de akte houdende vermeerdering van eis in reconventie en overlegging aanvullende producties van 21 mei 2015,
  • het proces-verbaal van comparitie van 21 mei 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Philips Lighting biedt verlichtingsoplossingen aan.
2.2.
[eiser] drijft een eenmanszaak onder de naam [eenmanszaak] en is werkzaam binnen de groothandel in de installatie- en verlichtingsbranche. Op enig moment is [eiser] via een derde partij begonnen met de inkoop van Philips lampen en voorschakelapparaten ten behoeve van levering aan de hennepteelt, door partijen ook aangeduid als alternatieve tuinbouw.
2.3.
Op 31 augustus 2011 heeft [eiser] Philips Lighting gefactureerd voor een bedrag van € 3.200.000,00 exclusief BTW. Deze factuur vermeldt:
“Wij zijn genoodzaakt om de volgende kosten door het niet nakomen van de afspraken met [naam 1] en de [naam 2] volledig in rekening te brengen t.b.v. Philips VSA [
naar de rechtbank begrijpt: voorschakelapparatuur] 400w en 600w. [..]”
Als beschrijving is op de factuur opgenomen:
“Acquisitie / Investeringen / ontwikkelingskosten / Expertise in de branche / Rente en kosten / Inkomstenderving”.
Deze factuur is door Philips Lighting niet betaald.
2.4.
Op 12 april 2013 hebben Philips Lighting en [eiser] een vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: “Vaststellingsovereenkomst”). [eiser] is tijdens de onderhandeling over deze Vaststellingsovereenkomst bijgestaan door zijn toenmalige advocaat en een juridisch adviseur. Philips Lighting werd vertegenwoordigd door haar advocaat.
2.5.
De Vaststellingsovereenkomst bepaalt onder meer dat Philips Lighting tegen een gereduceerd tarief maximaal 10.000 stuks 400 Watt en maximaal 90.000 stuks 600 Watt-lampen zal leveren aan Eminent Impex International B.V. ten behoeve van [eiser]. In het kader van deze Vaststellingsovereenkomst heeft Philips Lighting 100.000 lampen (indirect) geleverd aan [eiser] met in totaal € 547.500,- korting.
2.6.
In de Vaststellingsovereenkomst is bij de overwegingen het volgende opgenomen:
“[eiser] is van mening dat hij in het verleden afspraken heeft gemaakt met Philips Lighting en/of andere vennootschappen die deel uitmaken van de groep waarvan Koninklijke Philips Electronics N.V. de tophoudstermaatschappij is (de
“Philips groep”) over VSA’s/geartrays en/of 600/400 WATT lampen en/of andere Philips producten.
Philips Lighting is van oordeel dat dergelijke afspraken niet zijn gemaakt. [eiser] en Philips Lighting hebben een schikking bereikt over het tussen hen bestaande geschil, waarbij Philips Lighting er zorg voor zal dragen dat een in deze Vaststellingsovereenkomst opgenomen maximaal aantal lampen op de in deze Vaststellingsovereenkomst vastgelegde voorwaarden met een korting zal worden geleverd […] Deze schikking is vastgelegd in deze Vaststellingsovereenkomst.
[eiser] verklaart met de schikking zoals deze is vastgelegd in deze Vaststellingsovereenkomst op de voorwaarden zoals opgenomen in deze Vaststellingsovereenkomst helemaal tevreden te zijn en nooit meer bij Philips Lighting en/of enige andere vennootschap binnen de Philips groep terug te komen over (beweerde) afspraken uit het verleden die Philips Lighting en/of enige andere vennootschap binnen de Philips groep niet zouden hebben nageleefd.”
2.7.
Artikel 7 van de Vaststellingsovereenkomst luidt:
“Philips Lighting is niet verplicht om er zorg voor te dragen dat de in artikel 1 bedoelde lampen nog door Philips Lighting aan Eminent worden geleverd na 31 augustus 2013.
[…]
Indien Wetsvoorstel 32 842, betreffende de Wijziging van de Opiumwet in verband met de strafbaarstelling van handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt (“
Wetsvoorstel 32 842”) eerder dan 1 september 2013 als wet in werking treedt, is Philips Lighting vanaf de inwerkingtreding van de met Wetsvoorstel 32 642 samenhangende wet niet meer verplicht om er zorg voor te dragen dat de in artikel 1 bedoelde lampen door Philips Lighting aan Eminent worden geleverd;
[…]”
2.8.
Verder zijn in de Vaststellingsovereenkomst een contactverbod en geheimhoudingsbedingen opgenomen. Artikel 9.1 van de Vaststellingsovereenkomst luidt:
“[eiser] zal na ondertekening van deze Vaststellingsovereenkomst:
a. […]
b. op geen enkele wijze, direct of indirect (via derden), contact meer zoeken met Philips Lighting en/of andere vennootschappen binnen de Philips groep en/of met (oud-)bestuurders, (oud-)commissarissen, (oud-)werknemers van Philips Lighting en/of andere vennootschappen binnen de Philips groep;
c. te allen tijde en jegens een ieder, daaronder mede begrepen (maar niet beperkt tot) de media, geheimhouding betrachten ten aanzien van het bestaan en de inhoud van deze Vaststellingsovereenkomst en daarover ook geen contact hebben met wie dan ook;
d. te allen tijde en jegens een ieder, daaronder mede begrepen (maar niet beperkt tot) de media, geheimhouding betrachten ten aanzien van (i) de relatie die (volgens [eiser]) heeft bestaan tussen [eiser] en Philips Lighting en/of andere vennootschappen binnen de Philips groep en (ii) de directe en/of indirecte verkoop en/of levering door Philips Lighting en/of andere vennootschappen binnen de Philips groep van producten aan de alternatieve tuinbouw en/of wietteelt en/of hennepteelt, en daarover ook geen contact hebben met wie dan ook;
zulks steeds op straffe van verbeurte van een boete door [eiser] aan Philips Lighting van EUR 100.000 per overtreding. De boete als bedoeld in dit artikel 9.1 komt Philips Lighting toe onverminderd alle andere rechten of vorderingen, daaronder mede begrepen (maar niet beperkt tot) de vordering tot nakoming van deze Vaststellingsovereenkomst en elk recht op schadevergoeding naast de boete.
[…]”
2.9.
In artikel 10 van de Vaststellingsovereenkomst heeft [eiser] finale kwijting aan Philips Lighting verleend:
“Behoudens de aanspraken die [eiser] aan deze Vaststellingsovereenkomst jegens Philips Lighting ontleent op de in deze Vaststellingsovereenkomst genoemde voorwaarden, heeft [eiser] niets meer te vorderen van Philips Lighting en/of andere vennootschappen binnen de Philips groep en verleent [eiser] aan Philips Lighting en alle andere vennootschappen binnen de Philips groep finale kwijting ter zake van alle bekende en onbekende (pretense) vorderingen en (pretense) rechten, nu en in de toekomst, en onverschillig uit welke hoofde deze (zijn) ontstaan.”
2.10.
In artikel 14 van de Vaststellingsovereenkomst doet [eiser] afstand van het recht om de Vaststellingsovereenkomst te ontbinden of te vernietigen:
“[eiser] doet afstand van het recht c.q. de mogelijkheid om deze Vaststellingsovereenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, geheel of gedeeltelijk aan te (doen) passen en/of geheel of gedeeltelijk te vernietigen, daaronder mede begrepen (maar niet beperkt tot) gehele of gedeeltelijke vernietiging wegens dwaling en/of misbruik van omstandigheden.”
2.11.
Artikel 15 van de Vaststellingsovereenkomst luidt:
“[eiser] verklaart deze Vaststellingsovereenkomst te hebben gelezen, de inhoud ervan volledig te begrijpen, daarover onafhankelijk juridisch advies te hebben ingewonnen en de Vaststellingsovereenkomst in volledige vrijheid aan te gaan en te ondertekenen. [eiser] verklaart met de schikking zoals deze is vastgelegd in deze Vaststellingsovereenkomst op de voorwaarden zoals opgenomen in deze Vaststellingsovereenkomst helemaal tevreden te zijn en nooit meer bij Philips Lighting en/of enge andere vennootschap binnen de Philips groep terug te komen over (beweerde) afspraken uit het verleden die Philips Lighting en/of enige andere vennootschap binnen de Philips groep niet zou hebben nageleefd.”
2.12.
Bij email van 16 oktober 2013 schreef [eiser] aan de advocaat van Philips Lighting:
“[…] Ik zal philips een imago schade verzorgen waarvan ze later zullen zeggen, hadden wij het maar opgelost.
[…]”
2.13.
Bij email van 9 februari 2014 schreef [eiser] aan de advocaat van Philips Lighting:
“[…]
Ik wil u even laten weten dat ik maandag middag de pers tewoord ga staan na aanleiding van het persbericht van philips.
Onthoud vast een ding dat ik alles zal gaan verklaren betreffende het zwijgcontract en de bevestiging om mijn vader en mijn broer het zwijgen op te leggen!
Dit zal philips nog veel meer imago schade geven dan de laatste reportage.
[…] philips kan dit nog voorkomen om mijn factuur te voldoen.
Als ik morgen voor 14.00 uur niets heb vernomen, zal ik alles van a tot z uitleggen.
[…]”
2.14.
[eiser] heeft na het aangaan van de Vaststellingsovereenkomst in totaal 146 keer het contactverbod en de geheimhoudingsbedingen overtreden.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
- te verklaren voor recht dat Philips Lighting toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de Vaststellingsovereenkomst;
- Philips Lighting te veroordelen tot vergoeding van de als gevolg daarvan door [eiser] geleden schade, op te maken bij staat;
subsidiair:
- te verklaren voor recht dat [eiser] jegens Philips Lighting heeft gedwaald en dat Philips Lighting aldus jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld, als gevolg waarvan [eiser] schade heeft geleden;
- de Vaststellingsovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling;
- Philips Lighting te veroordelen tot vergoeding van de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van de dwaling c.q. het onrechtmatig handelen van Philips Lighting, op te maken bij staat.
primair en subsidiair:
- Philips Lighting te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
Hiertoe stelt [eiser] dat hij nauw heeft samengewerkt met Philips Lighting. [eiser] kocht, via derden, lampen en voorschakelaars van Philips Lighting bestemd voor de hennepteelt. Van de leveringen en de bestemming van deze apparatuur was Philips Lighting volledig op de hoogte. [eiser] heeft in 2003 met ondersteuning van Philips Lighting voorschakelapparaten ten behoeve van de lampen bestemd voor de hennepteelt ontwikkeld. Philips Lighting leverde voor deze voorschakelapparaten de componenten die vervolgens door [eiser] werden geassembleerd. Philips Lighting kende [eiser] een voorkeurspositie toe door middel van financiële kortingen. Voor de productie van voorschakelapparaten ontving [eiser] van Philips Lighting een alleenrecht ten aanzien van de hennepbranche.
3.3.
Op enig moment heeft Philips Lighting laten weten geen zaken meer te doen met bedrijven die gelieerd zijn aan de hennepteelt. Hierdoor kon Philips Lighting geen voorschakelapparaten meer leveren aan [eiser]. Dit heeft [eiser] ertoe bewogen om in gesprek te gaan met Philips Lighting over de gevolgen van de beëindiging van hun zakelijke relatie. Dit heeft geresulteerd in de Vaststellingsovereenkomst. Philips Lighting levert echter tot op de dag van vandaag (indirect) componenten bestemd voor de hennepteelt. Dit doet Philips Lighting door componenten aan een Pools bedrijf te verkopen dat hier voorschakelapparaten van assembleert die dan weer terechtkomen bij (voormalige) klanten van [eiser]. Door deze handelswijze lijdt [eiser] schade.
[eiser] kon door deze handelswijze van Philips Lighting zijn investeringen in de door hem ontwikkelde voorschakelapparaten niet winstgevend exploiteren.
3.4.
Bij het aangaan van de Vaststellingovereenkomst is [eiser] afgegaan op de mededelingen van Philips Lighting dat zij de leveringen bestemd voor de hennepteelt geheel zou staken. Indien [eiser] zich er van bewust was geweest dat Philips Lighting dergelijke leveringen in weerwil van haar toezegging niet zou staken, dan was hij met de Vaststellingsovereenkomst nooit akkoord gegaan. [eiser] heeft derhalve gedwaald bij het aangaan van de Vaststellingsovereenkomst.
3.5.
Philips Lighting voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie en voorwaardelijke reconventie
3.7.
In reconventie vordert Philips Lighting, uitvoerbaar bij voorraad, na vermeerdering van eis bij akte, en - naar de rechtbank begrijpt - vermindering van eis ter terechtzitting, [eiser] te veroordelen tot betaling van € 14,6 miljoen euro, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW) over het bedrag van iedere boete van € 100.000,- per individuele overtreding vanaf de datum van die overtreding, althans vanaf de dag dat de akte vermeerdering eis is genomen (21 mei 2015).
3.8.
Hiertoe stelt Philips Lighting dat [eiser] tenminste 146 keer het contactverbod en de geheimhoudingsbedingen heeft overtreden. Per overtreding is een boete van € 100.000,- verschuldigd.
3.9.
Voor het geval de Vaststellingsovereenkomst in conventie zou worden vernietigd vordert Philips Lighting, in voorwaardelijke reconventie, de teruggave van de uit hoofde van die Vaststellingsovereenkomst geleverde lampen, of - voor zover dat feitelijk niet meer mogelijk is - veroordeling van [eiser] tot betaling van € 14,50 (excl. BTW) voor iedere 600 Watt en € 9,75 (excl. BTW) voor iedere 400 Watt lamp die niet kan worden teruggegeven.
3.10.
Zowel in conventie als reconventie vordert Philips Lighting veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding, inclusief nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum vonnis.
3.11.
[eiser] voert verweer.
3.12.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
geen wanprestatie
4.1.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat Philips Lighting tekort is geschoten in de nakoming van de Vaststellingsovereenkomst. De bedoeling van de Vaststellingsovereenkomst was om [eiser] te compenseren voor een beleidswijziging van Philips Lighting. Door in strijd met deze beleidswijziging toch nog producten te leveren ten behoeve van de hennepteelt, lijdt [eiser] schade, aldus [eiser]. Door Philips Lighting wordt gemotiveerd betwist dat het doel van de Vaststellingsovereenkomst was om [eiser] schadeloos te stellen naar aanleiding van de beleidswijziging.
4.2.
De rechtbank overweegt dat de Vaststellingsovereenkomst een zakelijke overeenkomst betreft, gesloten tussen professioneel opererende partijen die over de inhoud van de overeenkomst hebben onderhandeld, terwijl de overeenkomst ertoe strekte de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te leggen. Bij de totstandkoming van de overeenkomst is [eiser] bijgestaan door een juridisch adviseur en een advocaat. Onder deze omstandigheden komt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen grote betekenis toe.
4.3.
Bij lezing van de Vaststellingsovereenkomst kan geen enkel taalkundig aanknopingspunt worden gevonden voor de stelling van [eiser] dat partijen de door [eiser] gestelde bedoeling voor ogen hadden. Er wordt op geen enkele wijze gerefereerd aan een beleidswijziging, dan wel aan een verplichting van Philips Lighting jegens [eiser] om te stoppen met het leveren van producten bestemd voor de hennepteelt of aan een compensatie van [eiser] vanwege een beleidswijziging. De stelling van [eiser] dat dit expliciet staat vermeld in artikel 7 van de Vaststellingsovereenkomst is feitelijk onjuist.
4.4.
Ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft immers welke zin partijen onder de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de betreffende bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In dit verband is door [eiser] gesteld dat partijen overleg met elkaar hebben gehad over de beleidswijziging en de gevolgen hiervan voor [eiser]. Dit wordt door Philips Lighting betwist.
4.5.
De rechtbank overweegt dat niet geheel is uit te sluiten dat [eiser] heeft begrepen dat Philips Lighting op korte termijn zou stoppen met de levering van producten bestemd voor de hennepteelt. Ook is het denkbaar dat dit voor [eiser] aanleiding is geweest om in te stemmen met de Vaststellingsovereenkomst. Dit kan Philips Lighting echter niet worden tegengeworpen. Onweersproken is door Philips Lighting gesteld dat deze beweegredenen gedurende de totstandkoming van de Vaststellingsovereenkomst op geen enkele wijze door [eiser] of zijn adviseurs zijn genoemd. Als dit punt voor [eiser], zoals hij stelt, van zo een essentieel belang was dat hij hierom de Vaststellingsovereenkomst wenste aan te gaan, dan had [eiser] dit op enigerlei wijze kenbaar moeten maken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] onvoldoende concrete omstandigheden gesteld, laat staan te bewijzen aangeboden, die de door haar verdedigde uitleg van de Vaststellingsovereenkomst kunnen dragen. Uit het voorgaande volgt dat niet is gebleken dat Philips Lighting haar verplichtingen op basis van de Vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. Dit betekent dat de primaire vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
geen dwaling
4.6.
Door [eiser] is een beroep gedaan op dwaling (artikel 6:228 BW) door te stellen dat als hij had geweten of kon vermoeden dat Philips Lighting toch doorging met leveringen bestemd voor de hennepteelt, hij de Vaststellingsovereenkomst niet zou hebben gesloten. Philips Lighting heeft gesteld dat zij met het aangaan van de Vaststellingsovereenkomst van [eiser] af hoopte te komen omdat [eiser] al geruime tijd (werknemers van) Philips Lighting en hieraan gelieerde ondernemingen lastig viel. [eiser] wenste, zo meende Philips Lighting onder meer op basis van de factuur uit 2011 te begrijpen, met de Vaststellingsovereenkomst een regeling te treffen voor volgens hem niet nagekomen afspraken in het verleden.
4.7.
De rechtbank overweegt dat om een beroep op dwaling te laten slagen het noodzakelijk is dat de wederpartij begreep of moest begrijpen dat het punt waarover gedwaald wordt voor de ander van doorslaggevend belang is. Hetgeen Philips Lighting heeft gesteld komt overeen met hetgeen is opgenomen in de overwegingen in de Vaststellingsovereenkomst (zie r.o. 2.6). Zoals al overwogen heeft Philips Lighting voorts onweersproken gesteld dat [eiser] op geen enkele wijze aan haar kenbaar heeft gemaakt dat het zijn bedoeling was om compensatie te krijgen voor de beleidswijziging van Philips Lighting. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] dan ook onvoldoende concrete feiten gesteld op grond waarvan Philips Lighting had moeten begrijpen dat de beleidswijziging voor [eiser] de reden is geweest om de Vaststellingsovereenkomst te sluiten.
4.8.
Overigens kan het beroep van [eiser] op dwaling evenmin slagen nu [eiser] in artikel 14 van de Vaststellingsovereenkomst afstand heeft gedaan van zijn recht om een beroep te doen op vernietiging wegens dwaling. Het door [eiser] in dit verband gedane beroep op de artikelen 6:233 BW, 6:236 BW en 6:237 BW treft geen doel. Deze artikelen zien immers uitsluitend op onredelijk bezwarende bedingen opgenomen in algemene voorwaarden. De Vaststellingsovereenkomst bevat geen algemene voorwaarden maar is het specifieke resultaat van onderhandelingen van [eiser] en zijn juristen met de advocaat van Philips Lighting.
conclusie
Uit het voorgaande volgt dat van dwaling geen sprake is. Ook de subsidiaire vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
in reconventie
4.9.
Ten aanzien van de reconventionele vordering overweegt de rechtbank dat door Philips Lighting is gesteld dat [eiser] tenminste 146 keer heeft gehandeld in strijd met het in artikel 9 van de Vaststellingsovereenkomst opgenomen contactverbod en de geheimhoudingsbedingen. Philips Lighting heeft hiervan ook bewijs overgelegd. Door [eiser] worden deze overtredingen op zichzelf niet betwist. Wel wordt door [eiser] gesteld dat artikel 9 van de Vaststellingsovereenkomst in strijd is met artikel 6:248 lid 2 BW. Ook het feit dat Philips Lighting nu pas deze vordering instelt, en dus de hoogte van het gevorderde boetebedrag heeft laten oplopen, is volgens [eiser] hiermee in strijd. Naar de rechtbank begrijpt bedoelt [eiser] met deze laatste stelling dat Philips Lighting zich bij de uitvoering van de Vaststellingsovereenkomst opstelt op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.10.
Artikel 6:248 lid 2 BW bepaalt dat een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel niet van toepassing is, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechtbank overweegt in dit verband dat een vaststellingsovereenkomst naar zijn aard een samenstel van afspraken is, bedoeld om onzekerheden en geschillen tussen partijen op te lossen. Het staat partijen in beginsel vrij om te bepalen welke inhoud zij hier aan geven. Vast staat dat [eiser] door twee juristen is bijgestaan gedurende de contractonderhandelingen. Aangenomen kan dus worden dat [eiser] de uiteindelijk gemaakte afspraken weloverwogen is aangegaan. Onderdeel van deze afspraken is dat [eiser] enerzijds een substantiële korting ontvangt en anderzijds een geheimhoudingsverplichting en contactverbod met een aanzienlijk boetebeding aanvaardt. Uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat Philips Lighting haar afspraken volledig is nagekomen en er geen grondslag bestaat voor [eiser] om hierover (publiekelijk) te protesteren. Daar komt bij dat Philips Lighting onweersproken en onder verwijzing naar de in r.o. 2.12 en 2.13 aangehaalde emailberichten heeft gesteld dat [eiser] met zijn uitlatingen de bedoeling had om Philips Lighting reputatieschade te berokkenen met het doel om Philips Lighting ertoe te bewegen een nadere regeling met hem aan te gaan. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesteld dat de overeengekomen afspraken niet van toepassing zijn omdat een beroep daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.11.
Evenmin kan worden aangenomen dat het feit dat Philips Lighting niet eerder een vordering heeft ingesteld naar maatstaven van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Er bestaat geen rechtsregel die maakt dat onmiddellijk overgegaan moet worden tot het verkrijgen van een executoriale titel in het geval in strijd wordt gehandeld met een met een boetebeding gesanctioneerd verbod. Van bijkomende omstandigheden waaruit zou kunnen voortvloeien dat Philips Lighting toch onredelijk heeft gehandeld door de boetes te laten oplopen is niet gebleken. Philips Lighting heeft onweersproken gesteld dat zij (althans haar advocaat) [eiser] vele malen heeft proberen af te houden van schending van artikel 9.1 van de Vaststellingsovereenkomst; zij vele malen expliciet gewezen heeft op het feit dat hij boetes verbeurde; en dat Philips Lighting [eiser] diverse malen heeft aangeboden de schendingen door de vingers te zien als [eiser] zou bevestigen dat hij zich in het vervolg alsnog zou houden aan de afspraken. Onder deze omstandigheden kan Philips Lighting niet worden verweten dat zij uiteindelijk de verbeurde boetes vordert, nota bene bij wijze van een reconventionele vordering in een geschil dat door [eiser] aanhangig is gemaakt.
Dat het totaalbedrag van de gevorderde boetes hoog is maakt het voorgaande niet anders.
wettelijke rente
4.12.
Een en ander leidt tot de conclusie dat de reconventionele vordering van Philips Lighting zal worden toegewezen. De gevorderde rente zal worden toegewezen vanaf 21 mei 2015 nu onvoldoende inzichtelijk is gemaakt wanneer elke individuele overtreding van artikel 9.1 van de Vaststellingsovereenkomst is begaan.
voorwaardelijke reconventie
4.13.
Aan de voorwaardelijk ingestelde eis in reconventie komt de rechtbank niet toe, nu de voorwaarde waaronder deze is ingesteld, te weten vernietiging van de Vaststellingsovereenkomst, niet is vervuld.
proceskosten
4.14.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie en reconventie. Deze kosten worden aan de zijde van Philips Lighting tot op heden begroot op:
in conventie
- griffierecht: € 608,00
- salaris advocaat:
€ 904,00(2 punten × tarief € 452,00)
€ 1.512,00
in reconventie
- salaris advocaat: € 8.027,50 (2,5 punten × tarief € 3.211,00)
4.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Philips Lighting begroot op € 1.512,00, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat als [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW;
in reconventie
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 14.600.000,- (veertien miljoen zeshonderdduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 21 mei 2015 tot aan de dag der voldoening;
5.4.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Philips Lighting begroot op € 8.027,50, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat als [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW;
in conventie en reconventie
5.5.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat als [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis;
5.6.
verklaart de beslissingen onder 5.2 tot en met 5.5 uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus, mr. A.H.E. van der Pol en mr. B.T. Beuving en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2015. [1]

Voetnoten

1.*