In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in het Verenigd Koninkrijk, heeft de rechtbank Amsterdam op 3 juli 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en van verblijf in Nederland als ongewenst vreemdeling. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 5, 8, 9, 11 en 26 juni 2015. De officier van justitie, mr. G.Th. Sta, vorderde veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. F.J. Soriano, pleitte voor vrijspraak.
Ten aanzien van het eerste feit, het voorhanden hebben van een vuurwapen, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was. De verklaringen van undercoveragenten over het wapen waren niet voldoende om te concluderen dat het daadwerkelijk een wapen van categorie III betrof, omdat er geen technisch onderzoek was verricht. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging, maar sprak de verdachte vrij van dit feit.
Wat betreft het tweede feit, het verblijf als ongewenst vreemdeling, stelde de verdediging dat de vervolging in strijd was met de beginselen van een goede procesorde, aangezien de verdachte EU-onderdaan was en er geen actuele bedreiging voor de samenleving was aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de beschikking tot ongewenstverklaring niet voldeed aan de eisen van de EU-richtlijn, omdat de toetsing van de actuele bedreiging niet expliciet was uitgevoerd. De rechtbank sprak de verdachte ook vrij van dit feit, omdat niet bewezen was dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard.