ECLI:NL:RBAMS:2015:4334

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2015
Publicatiedatum
10 juli 2015
Zaaknummer
13/73306-14 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging tot het overdragen van wapens en munitie, en het voorhanden hebben van valse documenten

Op 3 juli 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich als medeplichtige schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het overdragen van wapens van categorie II en munitie van categorie II en III. De verdachte, geboren in Joegoslavië in 1981 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vals rijbewijs en een vervalst identiteitsbewijs. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 5, 8, 9, 11 en 26 juni 2015, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren hebben gebracht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van de poging tot verkoop van wapens, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid. De verdachte heeft immers afspraken gemaakt over de plaats van de ontmoeting met een medeverdachte in verband met de verkoop van wapens aan undercoveragenten en heeft hen ontvangen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, waaronder het gebruik maken van een vals rijbewijs en een vervalste identiteitskaart, omdat niet bewezen kon worden dat hij deze documenten daadwerkelijk heeft gebruikt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen beoordeeld en bepaald dat het inbeslaggenomen geldbedrag verbeurd wordt verklaard, terwijl andere goederen aan het verkeer worden onttrokken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 3 juli 2015.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/73306-14 (Promis)
Datum uitspraak: 3 juli 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedatum] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5, 8, 9, 11 en 26 juni 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.Th. Sta en van wat de gemachtigd raadsman van verdachte mr. G.Th. Offreins naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij:
1. primair: in de periode van 17 februari 2014 tot en met 18 februari 2014 tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, heeft gepoogd wapens en/of munitie van categorie II en/of III over te dragen;
subsidiair: medeplichtigheid bij of tot het primair ten laste gelegde;
meer subsidiair: in de periode van 17 februari 2014 tot en met 18 februari 2014 tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, wapens en/of munitie van categorie II en/of III voorhanden heeft gehad;
2. op 18 februari 2014 een vals rijbewijs voorhanden heeft gehad en/of daarvan gebruik heeft gemaakt;
3. op 18 februari 2014 een vervalste identiteitskaart voorhanden heeft gehad en/of daarvan gebruik heeft gemaakt.
2.2
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich, kort gezegd, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 primair ten laste gelegde, nu geen sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte]). Verdachte heeft geen wezenlijke bijdrage geleverd aan de verkoop van wapens aan de undercoveragenten. De rol van verdachte kan gekwalificeerd worden als medeplichtigheid, zodat het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft immers afspraken gemaakt over de plaats van de ontmoeting met [medeverdachte] in verband met de verkoop van wapens aan de undercoveragenten, hij heeft de undercoveragenten ontvangen en is aanwezig bij de bespreking en demonstratie van de wapens. De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte hiermee gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft en dat hij [medeverdachte] behulpzaam is geweest bij de poging tot verkoop van wapens.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, kort gezegd, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 primair en subsidiair en het in feit 2 en 3 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde. De raadsman heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte] heeft samengewerkt bij het verhandelen van de wapens die zijn opgenomen in de tenlastelegging of dat verdachte daaraan medeplichtig is geweest. De raadsman heeft betoogd dat het dossier wel bewijs bevat voor de overige ten laste gelegde feiten, te weten het voorhanden hebben van wapens en munitie, een vals rijbewijs en een vervalst reisdocument.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Partiële vrijspraak
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank is, met de raadsman en de officier van justitie, van oordeel dat verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van de ten laste gelegde poging tot verkoop van wapens. Niet gebleken is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] welke hierop was gericht. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van het in feit 1 onder d
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem in feit 1 onder d ten laste gelegde, nu uit het dossier niet blijkt dat de aldaar genoemde munitie onder verdachte in beslag is genomen. Er ontbreekt een kennisgeving van inbeslagneming met betrekking tot deze munitie, zodat het feit niet bewezen kan worden.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 en 3 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 2 en 3 tweede cumulatief alternatief ten laste gelegde, te weten het gebruik maken van een vals rijbewijs en een vervalste identiteitskaart. Uit de beschikbare bewijsmiddelen volgt dat verdachte in het bezit was van deze documenten, maar niet dat hij daarvan ook daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt, zodat het feit niet bewezen kan worden. Het feit dat verdachte tegen de politie gezegd heeft dat hij [naam] is, zonder dat hij dit actief heeft ondersteund door het valse rijbewijs en/of de vervalste identiteitskaart op die naam te tonen, te benoemen of anderszins erbij te betrekken, is daartoe onvoldoende.
4.3.2
Het bewijs
De rechtbank acht bewezen dat verdachte, op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen, zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair en de onder 2 en 3 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten zoals in rubriek 5 weergegeven.
Medeplichtigheid
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte zich wat het onder 1 ten laste gelegde betreft schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de poging tot het overdragen van wapens en munitie. Voor de strafbaarheid van medeplichtigheid dient de medeplichtige opzet te hebben op zijn eigen bijdrage en op het misdrijf dat hij ondersteunt, aldus het bepaalde in artikel 48 Sr. Uit de bewijsmiddelen kan het volgende worden afgeleid.
[medeverdachte] heeft vanaf 13 februari 2014 vanuit de Spyshop contact onderhouden met de Britse undercoveragenten over het aan hen leveren van wapens en munitie. Hij heeft deze agenten op 14 februari 2014 diverse wapens en munitie aangeboden en met hen daarvoor een prijs afgesproken. [medeverdachte] heeft vervolgens met de agenten afgesproken op een adres aan de [adres] te Amsterdam, alwaar de agenten de wapens op 15 februari 2014 konden ophalen. De undercoveragenten hebben verklaard dat verdachte en [medeverdachte] in de woning aanwezig waren en dat verdachte tegen ze heeft gezegd dat ze de tas waarin de wapens werden vervoerd af moesten vegen omdat zijn vingerafdrukken erop zaten. [medeverdachte] heeft de undercoveragenten vervolgens gezegd dat hij ervoor zou zorgen dat hij maandag veel wapens in huis zou hebben die zij konden kopen. [1] Op maandag 17 februari 2014 worden de undercoveragenten gebeld door verdachte en spreken zij af dat ze elkaar die avond zullen ontmoeten in de [adres]. Wanneer de undercoveragenten die avond op het opgegeven adres verschijnen worden zij opgewacht door verdachte die ze naar de woning brengt, ze een biertje en cocaïne aanbiedt en met wie ze vervolgens over wapens en cocaïne spreken. Uit de verklaring van de undercoveragenten blijkt dat [medeverdachte] kort daarop arriveert en twee tassen met wapens en munitie bij zich heeft. [medeverdachte] spreekt met de undercoveragenten af dat ze de wapens de volgende dag op komen halen en zegt daarbij dat hij en verdachte om die reden in de flat blijven slapen. [2]
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, worden afgeleid, dat verdachte het opzet heeft gehad op zijn eigen bijdrage aan de poging tot het overdragen van wapens en munitie alsmede op zijn ondersteuning van [medeverdachte] bij dit feit. Verdachte heeft immers telefonisch contact onderhouden met de undercoveragenten over het moment en de locatie van levering van de wapens en heeft de undercoveragenten vervolgens op die locatie ontvangen en in afwachting van [medeverdachte] met hen een gesprek gevoerd. Verdachte was erbij aanwezig op het moment dat [medeverdachte] de wapens demonstreerde aan de agenten. Voorts heeft verdachte in de nacht van 17 op 18 februari 2014 met [medeverdachte] in de woning geslapen, omdat de daar aanwezige wapens pas de volgende dag aan de agenten zouden worden geleverd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een ondersteunende rol heeft gehad bij de poging tot het overdragen van wapens. Verdachte is [medeverdachte] immers ‘behulpzaam geweest bij’ en heeft ‘gelegenheid en inlichtingen verschaft tot’ het plegen van dit misdrijf. Verdachte heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan medeplichtigheid bij en tot de poging tot het overdragen van wapens en munitie.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.2 vervatte bewijsmiddelen en overwegingen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
[adres] in de periode van 17 februari 2014 tot en met 18 februari 2014 te Amsterdam, telkens ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om te handelen in strijd met artikel 31 van de Wet Wapens en Munitie, een plaats en tijd voor de overdracht van de wapens en munitie heeft afgesproken met het doel om de volgende wapens en munitie over te dragen, te weten:
twee wapens van categorie II, te weten twee pistoolmitrailleurs, merk Auto-Ordnance en model Thomson M1A1 en
twee wapens van categorie II, te weten twee schietpennen, merkloos en kaliber 6.35 mm Browning en
een onderdeel en hulpstukken die specifiek bestemd waren voor een wapen van categorie II en van wezenlijke aard was, te weten twee patroonhouders, merk Auto-Ordnance en model Two-piece Construction Backstrap en bestemd voor een machinegeweer, een wapen van categorie II en een patroonmagazijn, kaliber 9 x 19 mm en geschikt voor een machinepistool van het merk IMI model Uzi, een wapen van categorie II en
munitie van categorie III, te weten 21 patronen, kaliber 6.35 Browning en
munitie van categorie III, te weten 50 patronen, kaliber .32 S&W Long en
munitie van categorie III, te weten 7 patronen, kaliber 7.65 mm Browning en
munitie van categorie III, te weten 25 patronen, kaliber 6.35 mm Browning en
munitie van categorie III, te weten 24 patronen, 7.65 mm Browning en
munitie van categorie III, te weten 300 patronen, kaliber .45 AUTO en
munitie van categorie II, te weten 48 patronen, kaliber .44 Remington Magnum en merk CBC en
munitie van categorie III, te weten 50 patronen, kaliber 7.65 mm Browning en merk CBC en
munitie van categorie III, te weten 50 patronen, kaliber 9 mm Browning en merk G.F.L. en
munitie van categorie III, te weten 50 patronen, kaliber 9 mm Browning en merk G.F.L. 380 auto en
munitie van categorie III, te weten 50 patronen, kaliber 9 mm x 19. en merk CBC en
munitie van categorie III, te weten 50 patronen, kaliber 9 mm en merk Giulio Fiocchi Lecco;
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 17 februari 2014 te Amsterdam, opzettelijk gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft en behulpzaam is geweest door telefonisch contact te onderhouden met de mogelijke kopers en met de mogelijke kopers af te spreken in de buurt van de [adres] en vervolgens met de mogelijke kopers naar het pand in de [adres] te gaan en in afwachting van [adres] met de mogelijke kopers een gesprek heeft gevoerd over de invoer van wapens en drugs;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
omstreeks 18 februari 2014 te Amsterdam, opzettelijk voorhanden heeft gehad een vals Sloveens rijbewijs, op naam van [naam] met nummers [nummer 1] en [nummer 2] - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers:
  • is het rijbewijs op naam van [naam] een nabootsing van een echt rijbewijs van dit model inclusief de toegepaste productietechnieken, ogenschijnlijk aanwezige echtheids- en beveiligingskenmerken en gebruikt basismateriaal en
  • is op het rijbewijs op naam van [naam] het documentnummer in tegenstelling tot een origineel exemplaar niet uitgevoerd in een druktechniek maar in een printtechniek en
  • fluoresceert het documentnummer op het rijbewijs op naam van [naam] onder ultraviolet licht niet in tegenstelling tot een origineel exemplaar en
  • bevat het basismateriaal van het rijbewijs op naam van [naam] een nagebootst watermerk en
  • wijkt het formaat van het rijbewijs op naam van [naam] af van het formaat van een origineel exemplaar;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
omstreeks 18 februari 2014 te Amsterdam, in het bezit was van een Sloveense identiteitskaart, op naam van [naam] met nummer [nummer 3], waarvan verdachte wist dat het vervalst was, bestaande die vervalsing hierin dat:
  • op voornoemde identiteitskaart op naam van [naam] over de voorzijde een folie is aangebracht dat origineel geen deel uitmaakt van de identiteitskaart en
  • op voornoemde identiteitskaart op naam van [naam] dit niet originele folie eenvoudig van de identiteitskaart kon worden verwijderd en
  • op voornoemde identiteitskaart op naam van [naam] de originele persoons- en afgiftegegevens nog op het onderliggende basismateriaal aanwezig zijn, maar de origineel aangebrachte pasfoto middels snijden en schuren geheel van de identiteitskaart is verwijderd en
  • op voornoemde identiteitskaart op naam van [naam] de thans aangebrachte pasfoto is aangebracht aan de kleefzijde van het niet originele folie en de beschadigingen die zijn ontstaan bij het verwijderen van de origineel aangebrachte pasfoto aan het zicht onttrekt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder feit 1 subsidiair en 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft voorts de gevangenneming van verdachte gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsman heeft verder verzocht de vordering tot gevangenneming af te wijzen en verdachte een eventuele behandeling van het hoger beroep in vrijheid af te laten wachten.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is heeft zich als medeplichtige schuldig gemaakt aan een poging tot het overdragen van wapens van categorie II en munitie van categorie II en III. Het overdragen/verhandelen van vuurwapens levert een onaanvaardbaar risico op het gebruik daarvan op. Door dergelijk handelen wordt de maatschappelijke veiligheid immers ernstig aangetast, nu deze wapens en de bijbehorende munitie kunnen worden gebruikt voor ernstige criminele activiteiten. Verdachte heeft met de poging tot deze overdracht een onaanvaardbaar risico opgeroepen voor het leven en de veiligheid van personen.
Daarnaast heeft verdachte een vals rijbewijs en een vervalst identiteitsbewijs voorhanden gehad. Met zijn handelen heeft hij schade toegebracht aan het vertrouwen dat burgers in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moeten kunnen stellen.
Vanwege de ernst van de voornoemde feiten kan niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 april 2015, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging mede acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben en/of overdragen van (vuur)wapens varieert van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden tot negen maanden per (vuur)wapen. Voor het voorhanden en/of overdragen van munitie betreft het oriëntatiepunt een geldboete. De rechtbank zal bij het bepalen van de hoogte van de vrijheidsbenemende straf de aangetroffen munitie evenals de patroonhouders als strafvermeerderende factor beschouwen. Voor het bezit van een vals reisdocument wordt een oriëntatiepunt van 2 maanden gevangenisstraf genoemd.
De rechtbank houdt er in strafmatigende zin rekening mee dat het ten aanzien van het eerste feit bij een poging is gebleven en dat verdachte ten aanzien van dat feit wordt veroordeeld voor medeplichtigheid en niet voor medeplegen.
De rechtbank zal het bevel tot gevangenneming afwijzen, nu zij geen reden ziet om verdachte niet in vrijheid het onherroepelijk worden van het oordeel te laten afwachten.
De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte – in afwijking van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd – partieel wordt vrijgesproken zoals overwogen onder 4.3.1 en gelet op het hiervoor overwogene, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting in matigende zin af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht op grond van het hiervoor overwogene dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van te noemen duur passend en geboden is.

9.Beslag

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslaggenomen goederen onder 6, 7 en 8 op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst terug te geven aan verdachte, het geldbedrag onder 2 verbeurd te verklaren en de goederen onder 3, 4 en 5 te onttrekken aan het verkeer.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte afstand doet van de onder 6, 7 en 8 in beslaggenomen goederen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De in beslaggenomen goederen onder 3, 4 en 5 op de beslaglijst zullen worden onttrekken aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Het onder 2 inbeslaggenomen geldbedrag van 21 Engelse ponden, dat aan verdachte toebehoort, wordt verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien dat geldbedrag geheel of grotendeels uit de baten van het bewezen geachte is verkregen.
Nu verdachte van de in beslaggenomen goederen onder 6, 7 en 8 afstand heeft gedaan, vervalt het beslag van rechtswege en zal de rechtbank hierover dan ook geen beslissing nemen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 45, 48, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 1 primair en onder 2 en 3 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 eerste cumulatief/alternatief en 3 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair onder a, b en c bewezen verklaarde
medeplichtigheid aan poging tot handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
ten aanzien van het in feit 1 subsidiair onder e tot en met p bewezen verklaarde:
medeplichtigheid aan poging tot handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
ten aanzien van het onder 2 eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst
ten aanzien van het onder 3 eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde
in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
het inbeslaggenomen geldbedrag onder 2 op de beslaglijst
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
de in beslaggenomen goederen onder 3, 4 en 5 op de beslaglijst
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Wieland, voorzitter,
mrs. M.E. Leijten en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 juli 2015.

Voetnoten

1.ZD01.06.06.0036 t/m 0040
2.ZD01.06.06.0041 t/m 0043