ECLI:NL:RBAMS:2015:415

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
C-13-566145 - HA ZA 14-567
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van rechtsbijstandsverzekering wegens bovengemiddeld aantal claims

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een bloembollenkwekerij, aangeduid als [bedrijf], en de rechtsbijstandsverzekeraar DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. De kern van het geschil betreft de opzegging van de rechtsbijstandsverzekering door DAS, die zich baseerde op een bovengemiddeld aantal claims door [bedrijf]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opzegging rechtsgeldig was, omdat DAS zich beroept op de algemene voorwaarden die stipuleren dat de verzekering kan worden opgezegd binnen twee maanden na de melding van een gebeurtenis die tot rechtsbijstandverlening kan leiden. De rechtbank concludeerde dat er inderdaad sprake was van een dergelijke melding op 22 februari 2013, en dat de opzeggingsbrief van 14 maart 2013 binnen de gestelde termijn was verzonden.

De rechtbank heeft ook de argumenten van [bedrijf] overwogen, die aanvoerde dat de opzegging niet rechtsgeldig was en dat DAS niet zorgvuldig had gehandeld. [bedrijf] stelde dat het aantal meldingen niet disproportioneel hoog was en dat er geen maximum aantal meldingen in de polis was opgenomen. De rechtbank oordeelde echter dat DAS voldoende had aangetoond dat het aantal meldingen van [bedrijf] al jarenlang het gemiddelde overschreed en dat DAS herhaaldelijk had gewaarschuwd voor de gevolgen van een hoog aantal claims. De rechtbank concludeerde dat de opzegging niet lichtvaardig was en dat er geen reëel alternatief voor beëindiging van de verzekering was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van [bedrijf] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor verzekeraars om zorgvuldig om te gaan met opzeggingen en de verplichtingen die voortvloeien uit de verzekeringsovereenkomst.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/566145 / HA ZA 14-567
Vonnis van 28 januari 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. A.H. Vermeulen te Den Haag,
tegen
naamloze vennootschap
DAS NEDERLANDSE RECHTSBIJSTAND VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [bedrijf] en DAS genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 augustus 2014,
  • het proces-verbaal van comparitie van 28 november 2014,
  • de brief van mr. Eijkelenboom van 16 december 2014 met een aantal opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[bedrijf] is een bloembollenkwekerij. DAS is een rechtsbijstandsverzekeraar.
2.2.
[bedrijf] heeft op 17 januari 2006 een rechtsbijstandsverzekering (voor agrarische ondernemingen) afgesloten bij DAS, onder [polisnummer].
2.3.
Zowel de ‘Algemene voorwaarden Rechtsbijstandsverzekeringen (07/2011)’ als de Bijzondere polisvoorwaarden (08/12)voor agrarische ondernemers zijn op de overeenkomst van toepassing.
2.4.
Naast [bedrijf] zijn een paar aan haar gelieerde ondernemingen (in hun hoedanigheid van beheermaatschappij) alsmede haar bestuurder, [bestuurder] (particulier) verzekerd onder deze polis.
2.5.
In de ‘Algemene voorwaarden Rechtsbijstandsverzekeringen (07/2011)’ is voor zover in deze zaak van belang het volgende opgenomen:
Artikel 3 Het verzekerde risico en de gebeurtenis
3.2
Onder gebeurtenis wordt verstaan het voorval dat of de feitelijke ontwikkeling die redelijkerwijs moet worden beschouwd als de oorzaak van het geschil. In geval van het verhaal van schade is het schadeveroorzakende voorval de gebeurtenis. (…)
3.3
Een samenhangend geheel van geschillen die voorvloeien uit een gebeurtenis wordt beschouwd als één geschil.
(…)
Artikel 15 Duur en einde van de verzekering
15.3
Indien sprake is van een overeenkomst met bepaalde contractsduur, niet zijnde één jaar, zijn de verzekeringnemer en DAS bevoegd om de verzekering op te zeggen, of kan DAS voorstellen de verzekering tegen een andere premie en/of andere voorwaarden voor te zetten:
a (…);
b binnen twee maanden nadat een gebeurtenis die voor DAS tot verlening van rechtsbijstand kan leiden, door een verzekerde is gemeld. De verzekering eindigt op de in de opzeggingsbrief genoemde datum, zij het niet eerder dan twee maanden na de dagtekening;
c (…)
2.6.
Bij brief van 16 juni 2008 heeft DAS aan de tussenpersoon van [bedrijf] geschreven dat het aantal meldingen van [bedrijf] het gemiddeld aantal ver overschrijdt.
2.7.
Bij brief van 23 juli 2008 heeft DAS, naar aanleiding van nieuwe schademeldingen, opnieuw de tussenpersoon melding gedaan van haar ongerustheid over het schadeverloop.
2.8.
Bij brief van 7 augustus 2008 heeft DAS ook aan [bedrijf] zelf geschreven dat het aantal malen dat [bedrijf] een beroep heeft gedaan op de verzekering het gemiddelde te boven ging en dat als de vraag naar rechtsbijstand in de komende jaren te hoog blijft, de verzekering niet ongewijzigd voortgezet zal kunnen worden.
2.9.
Op 30 september 2010 heeft DAS aan de tussenpersoon geschreven dat er na de waarschuwing in 2008 weer twee zaken zijn aangemeld en dat het schadeverloop nauwlettend gevolgd zal blijven worden.
2.10.
Op 1 augustus 2012 zond DAS opnieuw een brief aan de tussenpersoon waarin zij meldt voornemens te zijn [bedrijf] zelf aan te schrijven en te waarschuwen.
2.11.
Bij brief van 20 augustus 2012 schrijft DAS aan [bedrijf] dat zij in de afgelopen vijf jaar 12 keer hulp heeft gevraagd en dat is veel vaker is dan gemiddeld. Zij verzoekt [bedrijf] om minder vaak hulp te vragen.
In deze brief is voorts de volgende zinsnede opgenomen:
“Blijft u teveel gebruik maken van uw verzekering? Dan moeten wij uw verzekering helaas aanpassen. Bijvoorbeeld door rechtshulp in bepaalde situaties niet meer te verzekeren. In het ergste geval beëindigen wij uw verzekering.”
2.12.
Bij brief van 14 maart 2013 heeft DAS de verzekeringsovereenkomst opgezegd tegen 21 mei 2013. Zij heeft zich beroepen op artikel 15.3 lid b van de hierboven genoemde algemene voorwaarden.
2.13.
Bij deze brief was door DAS een overzicht gevoegd van meldingen door [bedrijf] en de andere verzekerden in de periode van 27 februari 2008 tot 27 februari 2013. Hierop is vermeld een melding op 22 februari 2013 met als code BAL.2.1314670 met de omschrijving “soort zaak: huurrecht huurder, referentie: Wstg Den Helder.”
Tevens is hierop vermeld een melding op 6 december 2012 met code BAG.5.12A4511 met de omschrijving “soort zaak: huurrecht huurder, referentie: schuur”
2.14.
De melding van 22 februari 2013 is via de website gedaan en behelst onder meer de volgende inhoud:
“Steclan bloembollen huurt een schuur van de woningstichting den helder. Bij deze schuur staan ook nog twee woonhuizen welke niet gehuurd worden. Wij hebben een bloembollen kwekerij. Huren bloembollen verwerkingsschuur van de woningstichting. Via de woningstichting regelt stroom en gas toevoer. Wij moetn nu het hoge particulieren tarief betalen en niet het tuiders tarief dat gebruikelijk is voor agrarische bedrijven. tevens hebben wij de rekening voor al het vast recht ontvangen, terwijl er ook nog twee woonhuizen op hetzelfde perceel aangesloten zijn. In de winter moeten wij de kachel laten draaien om te zorgen dat de twee woningen niet van water verstoken blijven omdat anders de leidingen bevriezen. Ook is er met de woningstichting afgesproken dat het gas en elektriciteitsverbruik van de twee woningen zouden worden verrekend met onze aanslag. Dit is tot op heden niet gebeurt. Wij willen ook het particulieren tarief niet betalen maar het tuinderstarief.”

3.Het geschil

3.1.
[bedrijf] vordert samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar te verklaren bij voorraad,
  • te verklaren voor recht dat de verzekeringsovereenkomst tussen partijen niet rechtsgeldig is opgezegd en dus voortduurt tot rechtsgeldige opzegging heeft plaatsgevonden,
  • DAS te bevelen haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst na te komen op straffe van verbeurte van een dwangsom van €5.000 per keer,
  • veroordeling van DAS tot vergoeding van de door [bedrijf] en de overige verzekerden geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2013,
  • veroordeling van DAS in de proceskosten en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
DAS voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[bedrijf] legt aan haar vorderingen ten grondslag de stelling dat de opzegging niet rechtsgeldig is geschied. Daartoe voert zij allereerst aan dat zich niet een situatie voordeed als bedoeld in artikel 15.3 van de algemene voorwaarden. Immers, de laatste melding betreft niet een nieuwe schade, maar een telefoongesprek door een vertegenwoordiger van Steclan (één van de verzekerden) in een al bij DAS sinds 5 december 2012 lopende zaak.
Het gaat hierbij om één procedure tegen de verhuurder, waarin twee geschilpunten centraal stonden. [naam] stond verzekerde bij in een geschil over de ontruiming bij het einde van de huurtermijn. Tevens was er een geschil over achterstand in de betaling van de energierekening. Toen Steclan bemerkte dat [naam] daarover niets had vermeld in de stukken, nam zij daarover telefonisch contact op. Haar werd toen gevraagd om daarvan een nieuwe melding te doen via de website. Beide geschilpunten zijn in één procedure behandeld. Zelfs al dit twee verschillende geschilpunten zijn, dan geldt art 3.3 van de algemene voorwaarden. Aldus steeds [bedrijf].
4.2.
[bedrijf] stelt subsidiair dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was om op te zeggen. Een verzekeringsmaatschappij mag niet lichtvaardig overgaan tot opzegging van een overeenkomst. Zij voert aan dat het aantal meldingen minder groot is dan DAS stelt, er zitten dubbeltellingen is en er waren niet gedekte zaken bij. Dat aantal is bovendien niet disproportioneel hoog. [bedrijf] betwijfelt het door DAS genoemde gemiddelde aantal van eens in de vier a vijf jaar. Dat is onwaarschijnlijk gelet op het aantal incassoprocedures dat DAS voert. Er is ook geen maximum aantal in de polis genoemd.
Ook stelt zij dat DAS onduidelijk is geweest in haar communicatie naar haar. Zij heeft immers geadviseerd om, ter voorkoming van teveel meldingen, in voorkomende gevallen contact te zoeken met de telefonische helpdesk. Het is dan ook onredelijk om telefonisch advies vervolgens te laten meetellen voor het aantal meldingen.
4.3.
DAS stelt dat wel degelijk sprake is van een nieuwe melding op 22 februari 2013. Dat de beide geschilpunten in één procedure zijn behandeld is niet relevant voor de uitleg van de polisvoorwaarden. De term gebeurtenis als bedoeld in artikel 15.3 onder b van de algemene voorwaarden wordt gedefinieerd in artikel 3 van diezelfde voorwaarden.
Het geschil over ontruiming bij einde huurtermijn vloeit voort uit een andere gebeurtenis dan het geschil over het hanteren van welk energietarief en de afspraken over verrekening met het energieverbruik in de woningen. Daarom is de verzekerde ook terecht gevraagd een nieuwe melding te doen.
Zou dat echter niet het geval zijn, dan nog is sprake van een situatie als bedoeld in artikel 15.3 nu op 22 januari 2013 ook reeds een melding was gedaan. De opzeggingsbrief is ook binnen de termijn van twee maanden na die melding verstuurd.
4.4.
DAS is voorts van oordeel dat zij niet lichtvaardig is overgegaan tot opzegging. Het aantal hulpvragen was al enige jaren ver boven het gemiddelde. [bedrijf] is daarop diverse malen geattendeerd. Dat leidde echter niet tot een vermindering van hulpvragen. Dat er meldingen in het overzicht staan die niet gedekt bleken te zijn, is strikt genomen niet relevant gelet op definitie van artikel 15.3 lid b
(…die voor DAS tot verlening van rechtsbijstand kan leiden…), maar zelfs als de aantallen als genoemd door [bedrijf] zouden worden gevolgd, is het aantal meldingen nog steeds ruim boven het gemiddelde. De door DAS genoemde gemiddelde aantallen zijn van toepassing voor zakelijke klanten. Dat er meerdere vennootschappen op de polis zijn verzekerd maakt dat niet anders, want die zijn slechts verzekerd in hun hoedanigheid van beheerder. Incassozaken tellen hierbij niet mee. Dat er in de polis geen maximumaantallen worden genoemd, is inherent aan de aard van de verzekeringsovereenkomst, aldus DAS.
DAS erkent dat zij [bedrijf] heeft geadviseerd vaker gebruik te maken van de telefonische adviesdesk. Het is echter niet zo dat de adviesvragen die op het overzicht staan vermeld, betrekking hebben op dit soort adviesdeskvragen. Een adviesdeskvraag wordt niet geregistreerd. Wel kan naar aanleiding van een adviesdeskvraag besloten worden een adviesvraag te melden. Dat gebeurt dan alleen na instemming van de klant. Dan wordt een melding gedaan, en wordt een code toegekend. Het is dus niet juist dat [bedrijf] wordt afgestraft voor het gebruikmaken van de adviesdesk, aldus steeds DAS.
Tot slot stelt DAS dat er geen reëel alternatief voor beëindiging was. Uitsluiting van een bepaald type zaken zou geen soelaas bieden evenmin als verhoging van de premie. Immers, dat zou neerkomen op een premieverhoging van 300%. Een dergelijke verzekering wenste DAS niet af te sluiten.
4.5.
De rechtbank zal allereerst beoordelen of DAS op 14 maart 2013 de bevoegdheid had om op te zeggen, als bedoeld in artikel 15.3 lid 1 onder b van de algemene voorwaarden. De rechtbank gaat daarbij uit van de door [bedrijf] geschetste feiten. Die gang van zaken heeft geleid tot de melding als hierboven onder 2.14 geciteerd van 22 februari 2013.
4.6.
Partijen twisten over de vraag of die melding van 22 februari 2013 een melding is als bedoeld in artikel 15.3 lid 1 onder b van de algemene voorwaarden. Met DAS is de rechtbank van oordeel dat niet het begrip zaak of procedure het criterium is, en ook niet het begrip geschil of geschilpunt. Immers, artikel 15.3 lid 1 onder b spreekt van ‘een melding van een gebeurtenis’.
Zoals door DAS reeds is opgemerkt is de term ‘gebeurtenis’ in de algemene voorwaarden gedefinieerd als een voorval of een feitelijke ontwikkeling die moet worden beschouwd als de oorzaak van het geschil. Dat onderscheidt dit begrip reeds van het begrip geschil. Het gaat derhalve om de oorzaak van het geschil. Het geschil waarop de melding van 6 december 2012 betrekking had, zag op de door de Woningstichting gewenste ontruiming van het gehuurde, na afloop van de huurtermijn, in verband met een geplande herontwikkeling. Het geschil over de ontruiming was dus niet veroorzaakt door een verschil van inzicht over het energietarief of over de verrekening van de energiekosten met betrekking tot de woningen. Derhalve kan niet gezegd worden dat de kwestie die is verwoord in de melding van 22 februari 2013 dezelfde gebeurtenis is als de melding van 6 december 2012. Dat beide geschillen voortvloeien uit dezelfde huurovereenkomst, zoals door [bedrijf] betoogd, maakt dit niet anders. Dat beide geschillen vervolgens in één procedure aan de rechter zijn voorgelegd, is voor de waardering van de melding niet relevant.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat wel degelijk sprake was van een melding als bedoeld in artikel 15.3 lid 1 b van de algemene voorwaarden op 22 februari 2013. Nu de opzeggingsbrief is gedateerd op 14 maart 2013 en de beëindiging is aangezegd voor 21 mei 2013 is voldaan aan de voorwaarden van artikel 15. In zoverre is de opzegging derhalve rechtsgeldig.
4.8.
De rechtbank komt derhalve toe aan de bespreking van de subsidiaire grond. Met partijen gaat de rechtbank uit van het uitgangspunt dat opzegging van een verzekeringsovereenkomst slechts kan geschieden met inachtneming van de vereiste zorgvuldigheid jegens de verzekerde en dat deze niet lichtvaardig mag geschieden. De rechtbank is evenwel van oordeel dat van lichtvaardige opzegging in dit geval geen sprake is geweest.
Blijkens de in het feitenoverzicht opgenomen correspondentie is van de zijde van DAS van meet af aan melding gemaakt van haar zorgen over het hoge aantal meldingen. Er is ook reeds vanaf 2008 gewaarschuwd dat onveranderde hulpvraag gevolgen zou kunnen hebben voor de verzekering. Dat is in de jaren daarna herhaald. Weliswaar is in deze brieven melding gemaakt van diverse mogelijke gevolgen, maar ook beëindiging is daarbij als mogelijkheid genoemd.
4.9.
Door DAS is beargumenteerd dat haar - lage - premie is gebaseerd op een gemiddeld aantal hulpvragen van eens in de vier à vijf jaar. Weliswaar heeft [bedrijf] dat aantal in twijfel getrokken, maar ter onderbouwing daarvan heeft zij slechts gewezen op het grote aantal incassozaken dat DAS behandelt. Nu DAS onbetwist heeft gesteld dat incassozaken in dit aantal niet zijn meegenomen, kan die onderbouwing niet als voldoende worden beschouwd.
DAS heeft zich op het standpunt gesteld dat het aantal hulpvragen van [bedrijf] al gedurende meerdere jaren dit gemiddelde aanzienlijk overschrijdt. De rechtbank volgt DAS daarin. Weliswaar heeft [bedrijf] het overzicht van DAS bestreden, maar zelfs als uitgegaan zou worden van de aantallen die [bedrijf] zelf hanteert, is sprake van een forse overschrijding van het door DAS genoemde gemiddelde.
4.10.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft DAS dan ook in beginsel een gerechtvaardigd belang om de overeenkomst niet, althans niet op dezelfde voorwaarden voort te zetten. Dat in de polis geen melding gemaakt wordt van maximale aantallen maakt dit niet anders. Bovendien heeft DAS ook steeds bepleit dat het enkele feit dat meer dan het gemiddelde aantal hulpvragen wordt gedaan, op zichzelf geen reden is voor beëindiging van de verzekering. Het feit echter dat zulks gedurende een aantal jaren het geval is geweest, en herhaalde waarschuwingen niet hebben geleid tot verbetering, heeft DAS gebracht tot het standpunt dat voortzetting niet langer verantwoord is.
4.11.
De rechtbank volgt [bedrijf] niet in haar betoog dat DAS onduidelijk is geweest in haar communicatie door haar enerzijds te adviseren vaker de telefonische adviesdesk te raadplegen en vervolgens die adviesaanvragen mee te tellen bij de meldingen. Immers, DAS heeft ter zitting gemotiveerd toegelicht dat de telefonische adviesdeskvragen niet in het meldingenoverzicht zijn verwerkt. Pas wanneer een telefonische adviesvraag niet meteen beantwoord kon worden en verdergaand onderzoek vergde, is de adviesvraag – na overleg met de klant – als melding aangemerkt en van een code voorzien. Derhalve kan niet worden gezegd dat het – op advies van DAS – raadplegen van de telefonische adviesdesk, nu tegen haar is gebruikt.
4.12.
Voor zover in de stellingen van [bedrijf] gelezen moet worden dat opzegging in strijd met de zorgvuldigheid zou zijn omdat voor een andere, minder vergaande wijziging van de overeenkomst gekozen had kunnen worden, overweegt de rechtbank dat DAS onbetwist heeft toegelicht dat andere mogelijkheden niet als reële optie te beschouwen waren, en dat DAS niet bereid was om een overeenkomst tegen extreem hoge premie af te sluiten.
4.13.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen was DAS bevoegd om bij brief van 14 maart 2013 de overeenkomst per 21 mei 2013 op te zeggen, terwijl niet is komen vast te staan dat zij daarmee in strijd met de vereiste zorgvuldigheid heeft gehandeld, noch dat opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
De vorderingen van [bedrijf] zullen derhalve alle worden afgewezen. De overige stellingen en verweren behoeven dan ook geen bespreking meer.
4.14.
[bedrijf] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van DAS worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.512,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [bedrijf] in de proceskosten, aan de zijde van DAS tot op heden begroot op € 1.512,00,
5.3.
veroordeelt [bedrijf] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [bedrijf] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Aalders en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2015. [1]

Voetnoten

1.*