8.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met een medeverdachte op doortrapte en professionele wijze meerdere keren door middel van babbeltrucs uit de huizen van oude en kwetsbare mensen bankpassen gestolen. Zij hebben zich daarbij niet bekommerd om het effect dat hun handelen juist op deze slachtoffers zou hebben. Vervolgens hebben zij met die passen en bijbehorende pincodes zo snel mogelijk bij pinautomaten geldbedragen opgenomen, zodat, als de pas werd geblokkeerd, de diefstal al gepleegd was. In één geval is in totaal zelfs meer dan € 15.000,- opgenomen. Verdachte heeft door het structureel plegen van deze diefstallen met valse sleutel in zijn, naar uit het financiële onderzoek blijkt, luxe levensonderhoud voorzien.
Dit zijn buitengewoon ernstige feiten. Verdachte en zijn mededader hebben puur uit financieel gewin gehandeld en hebben geen rekening gehouden met de mogelijke gevolgen daarvan voor de slachtoffers. Zij hebben op lafhartige wijze deze door hun hoge leeftijd kwetsbare mensen als gemakkelijke prooi gezien. Zij hebben met hun optreden het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens, van wie oudere mensen in toenemende mate afhankelijk zijn, in ernstige mate geschaad. Tevens neemt de rechtbank in beschouwing dat de diefstallen bij de slachtoffers thuis hebben plaatsgevonden, waardoor verdachte en zijn mededader bij de slachtoffers het gevoel van veiligheid in en rond hun huis ernstig hebben aangetast. Feiten als deze leiden bovendien tot grote onrust onder ouderen in het algemeen, maar ook bij de aangevers in het bijzonder, nu meerderen van hen overstuur waren bij het doen van hun aangifte.
Gelet op de ernst en de duur van de feiten, die zich in ieder geval over de periode van oktober 2013 tot en met januari 2015 heeft uitgestrekt, de rol die verdachte daarbij verweten wordt en de mate van veronachtzaming van de belangen van de slachtoffers door verdachte, komt alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking. De rechtbank heeft als uitgangspunt bij het bepalen van de straf acht geslagen op de hoogte van straffen die in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd.
De rechtbank weegt daarbij in het nadeel van verdachte mee dat hij eerder is veroordeeld voor precies gelijke feiten, zoals blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 11 mei 2015. In die zaak is aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden opgelegd. Deze straf is zeer recent opgelegd, echter heeft dit er niet toe geleid dat verdachte niet opnieuw dezelfde feiten ging plegen. Sterker nog, verdachte is na zijn vrijlating op gelijke voet doorgegaan met het stelen van geld van ouderen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Zij acht na te noemen deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
De raadsvrouw heeft verzocht een beslissing te nemen over het in beslag genomen geldbedrag van € 364,50. De rechtbank gaat uit van hetgeen op de beslaglijst is vermeld, namelijk dat hierop conservatoir beslag is gelegd, en de onderschrijving van deze beslagtitel door de officier van justitie ter zitting. Derhalve neemt de rechtbank hierover geen beslissing.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 3] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[persoon 3]niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 10.385,- (tienduizend driehonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 november 2013 tot de dag der algehele voldoening, geheel bestaande uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De rest van de vordering wordt afgewezen.
In het belang van
[persoon 3]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 4] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[persoon 4]niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 157,50 (honderdzevenenvijftig euro en vijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 december 2013 tot de dag der algehele voldoening, geheel bestaande uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De rest van de vordering wordt afgewezen.
In het belang van
[persoon 4]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 5] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[persoon 5]niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.047,50 (duizendzevenenveertig euro en vijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 oktober 2013 tot de dag der algehele voldoening, geheel bestaande uit materiële schade (te weten de gevorderde materiële kosten, alsmede € 7,50 voor het aanvragen van een nieuwe bankpas). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De rest van de vordering wordt afgewezen.
In het belang van
[persoon 5]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 2] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[persoon 2]niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 280,- (tweehonderdtachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 januari 2015 tot de dag der algehele voldoening, geheel bestaande uit materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De rest van de vordering wordt afgewezen.
In het belang van
[persoon 2]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.