ECLI:NL:RBAMS:2015:3967

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
RK 15-408
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met onveilige situatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 mei 2015 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder heeft de kinderen vanuit Frankrijk naar Nederland gebracht, waar zij in een onveilige situatie verkeren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van de kinderen in Frankrijk, en dat er een onderzoek door de Centrale Autoriteiten in Frankrijk noodzakelijk is. Dit onderzoek zal naar verwachting drie tot vier maanden duren.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing, die eerder waren verleend, verlengd tot 10 augustus 2015. De kinderrechter heeft benadrukt dat het in het belang van de kinderen is om snel duidelijkheid te krijgen over hun situatie en heeft de Raad verzocht om het onderzoek te bespoedigen.

Tijdens de zitting zijn verschillende belanghebbenden gehoord, waaronder de moeder, de vader, de grootouders en vertegenwoordigers van de Raad en de Jeugdzorg. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de zorgen over de veiligheid van de kinderen nog steeds aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is om de uithuisplaatsing voort te zetten totdat er meer duidelijkheid is over de situatie in Frankrijk. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de kinderen in aparte pleeggezinnen zijn geplaatst, wat niet ideaal is, en heeft de GI verzocht om te proberen de kinderen in hetzelfde pleeggezin te plaatsen. De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een vervolgdatum voor de behandeling van de zaak vastgesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
zaakgegevens : C/13/584933 / RK 15/408 en C/13/584939 / RK 15/409
datum uitspraak: 27 mei 2015

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing

in de zaak van

de RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Amsterdam.
betreffende

[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum], hierna te noemen [minderjarige 1] en

[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum], hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

LdH JEUGDZORG & RECLASSERING, gevestigd te Utrecht.

[moeder], hierna te noemen de moeder,

zonder vaste woon- of verblijfplaats.

Het verdere procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van 21 april 2015, waarvan de inhoudt als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.;
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 26 mei 2015, ingekomen bij de griffie op 26 mei 2015.
Op 27 mei 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar raadsman mr. T. Nieuwburg;
- de vader, [vader];
- de grootouders, de heer [grootouder 1] en mevrouw [grootouder 2], bijgestaan door een tolk Frans;
- [naam 1], namens de Raad,
- [naam 2], namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder. De moeder heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben in Nederland geen vaste woon- of verblijfplaats. De vader woont in Frankrijk bij de grootouders voornoemd.

Het verzoek

Bij beschikking van 21 april 2015 is de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verleend tot 10 juli 2015 en een machtiging uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige bij een pleegouder verleend tot 31 mei 2015, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek.
De Raad heeft aansluitend op de voorlopige ondertoezichtstelling de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verzocht voor de duur van zes maanden, te weten tot 10 januari 2016. Tevens wordt verzocht om een machtiging uithuisplaatsing bij een pleegouder te verlenen tot 10 januari 2016.

Het standpunt van belanghebbenden

De Raad heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de verzoeken en dit mondeling toegelicht.
Vanwege een zeer onveilige situatie voor de kinderen is er op 10 april 2015 een spoedmaatregel genomen. Uit de bezoekmomenten tussen de grootouders en de kinderen blijkt dat de kinderen veel affectie tonen richting de grootouders en dat er een warme band tussen hen bestaat. Er zijn echter nog teveel onduidelijkheden en onzekerheden over de situatie in Frankrijk. [minderjarige 1] heeft aangegeven dat er veel ruzie is tussen de grootouders en dat sprake is (geweest) van fysiek geweld tussen de grootouders. Daarnaast geeft [minderjarige 1] aan dat de vader agressief kan zijn als hij onder invloed van alcohol is en dat zij dan opdracht krijgt de andere kinderen tegen hem te beschermen. Onduidelijk is of [minderjarige 1] in Frankrijk naar school gaat. Ook is onduidelijk hoe lang de kinderen al bij de moeder in Nederland waren. De grootouders lijken de zorgen niet te erkennen en de Raad heeft er op dit moment onvoldoende vertrouwen in dat de grootouders in het belang van de kinderen kunnen handelen. De kinderen zijn in 2013 ook in een onveilige situatie in Nederland terechtgekomen. De Raad vindt het belangrijk dat de Centrale Autoriteiten (verder: CA) in Frankrijk nader onderzoek doen naar de situatie bij de grootouders. In die tijd kunnen de kinderen op een stabiele plek in Nederland blijven. [minderjarige 1] heeft er moeite mee gescheiden te zijn van de grootouders maar doet het goed in het pleeggezin. Hoewel De Raad voor de snelste weg heeft gekozen zal het onderzoek door de CA naar verwachting nog 3 tot 4 maanden in beslag nemen vanwege ambtelijke termijnen die in acht moeten worden genomen.
[naam 2] heeft namens de GI zitting onder meer verklaard dat het de voorkeur had om de kinderen binnen hetzelfde pleeggezin te plaatsen maar dat dit niet is gelukt omdat er geen geschikt pleeggezin voorhanden bleek. Het ervaren pleeggezin van [minderjarige 1] heeft verklaard dat [minderjarige 1] niet het niveau van een kind uit groep 3 laat zien. Dit maakt aannemelijk dat [minderjarige 1] een periode niet naar school is geweest. De pleegouders beheersen de Franse taal enigszins. Wel spreekt een buurvrouw goed Frans. [minderjarige 1] spreekt een beetje Nederlands maar is voldoende creatief om zich duidelijk te maken. Ze gaat inmiddels naar school. De verklaring van [minderjarige 1] over het alcohol gebruik en de agressie bij de vader, worden ook als zorgpunten genoemd door Cordaan. De GI meent dat de kinderen pas naar Frankrijk terug kunnen als er voldoende zorg en monitoring is. De GI verzoekt de uithuisplaatsing te verlengen en eventueel over een maand opnieuw op de zitting te behandelen om de stand van zaken alsdan opnieuw te bekijken.
De vader heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij de Raad papieren heeft gegeven waaruit blijkt dat [minderjarige 1] wacht op een plek op school in Frankrijk. Kinderen moeten in Frankrijk vanaf 6 jaar verplicht naar school. De vader wijst er nog op dat de pleegzorgbegeleider heeft aangegeven dat de bezoeken van de grootouders aan de kinderen goed zijn verlopen.
De grootvader heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat [minderjarige 1], toen ze zes jaar was, een periode niet naar school is gegaan omdat ze nog gevaccineerd moest worden. [minderjarige 1] zat nog op een voorschool omdat ze twee keer is blijven zitten. De grootvader heeft als reactie op de verklaring van [minderjarige 1] gezegd dat er in ieder gezin wel eens onenigheid is, en dat hij misschien heeft geschreeuwd, maar dat er geen sprake is geweest van fysiek geweld tussen hem en de grootmoeder.
De grootmoeder heeft dit bevestigd en heeft verklaard dat zij en de grootvader nooit ruzie hebben gemaakt in het bijzijn van de kinderen.
De grootvader ontkent dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hun vader op dezelfde kamer slapen. Hij zegt dat de vader weleens alcohol drinkt maar zeker geen alcoholist is. De grootvader vindt dat er genoeg tijd is geweest om onderzoek te laten doen en vindt het de hoogste tijd dat de kinderen met de grootouders mee terug keren naar Frankrijk. De grootouders houden veel van de kinderen en zijn bereid om overal aan mee te werken, aldus de grootvader.
De moeder heeft ter terechtzitting verklaard dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hun familie moeten wonen. De situatie doet de moeder veel pijn. Ze vindt dat haar kinderen terug naar Frankrijk moeten omdat ze daar een goed leven hebben.
De raadsman heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich heeft ingezet om alle gewenste informatie te verzamelen conform de beschikking van de kinderrechter van 21 april 2015 doch dat hiervan geen gebruik is gemaakt door de Raad. Uit de stukken blijkt dat het centrale middelpunt van het leven van de kinderen in Frankrijk lag. De raadsman erkent de zorgen over de situatie van de moeder. De moeder heeft gedetineerd gezeten tot 23 februari 2015 en het is daarom niet juist dat er vanaf 10 januari 2015 al problemen zijn geconstateerd, zoals Cordaan stelt. De pleegouders vinden dat de kinderen goed verzorgd zijn en goede manieren hebben; dit staat haaks op de informatie van Cordaan. De huidige situatie is belastend voor de kinderen en zij hebben het zichtbaar moeilijk. De kinderen zijn in verschillende pleeggezinnen geplaatst en spreken geen Nederlands. De pleegouders spreken amper Frans. De grootouders zijn zeer betrokken en het is niet zo dat zij de problemen ontkennen. Zij garanderen dat zij niet zullen toestaan dat de moeder de kinderen opnieuw meeneemt naar Nederland. De kinderen hebben een warme band met de grootouders en tonen geen angst richting de grootouders. [minderjarige 1] is inmiddels ingeënt en kan weer naar school in Frankrijk. De raadsman vindt dat het onderzoek via de CA te veel tijd kost. Het is in het belang van de kinderen dat zij zo snel mogelijk met de grootouders naar Frankrijk terug kunnen, waar ze uiteindelijk toch naar zullen terugkeren. De Raad kan de zaak overdragen aan de Franse jeugdbescherming, aldus de raadsman.
Beoordeling:
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is naar voren gekomen dat de zorgen over de veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog aanwezig zijn en dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.
De kinderrechter vindt dit wel een heel lastige beslissing omdat het leven van de kinderen zich hoofdzakelijk in Frankrijk, bij de grootouders, lijkt af te spelen en de kinderen in Nederland in aparte pleeggezinnen zijn ondergebracht waar men, zo begrijpt de kinderrechter, de Franse taal niet geheel machtig is. Daarnaast hebben beide pleeggezinnen aangegeven dat zij de kinderen gezond en verzorgd vinden en is duidelijk geworden dat de kinderen een warme band met de grootouders hebben.
Toch acht de kinderrechter het niet in het belang van de kinderen om, zoals door de raadsman verzocht, de kinderen reeds nu mee te geven aan de grootouders. De kinderrechter acht de in het dossier beschreven zorgen over de situatie in Frankrijk daartoe te groot.Eerst dient te worden onderzocht of het voldoende veilig is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om naar de grootouders terug te keren. Zo heeft [minderjarige 1] aangegeven dat de grootouders vaak ruzie hebben waarbij ook fysiek geweld heeft plaatsgevonden. Verder heeft [minderjarige 1] verklaard dat de, eveneens bij de grootouders wonende, vader vaak alcohol drinkt en dan agressief kan worden. Cordaan noemt eveneens de explosiviteit bij de vader en diens alcoholgebruik en het dossier maakt verder melding van een incident waarbij de vader de moeder met een mes zou hebben gestoken. Voorts is er onduidelijkheid over de schoolgang van [minderjarige 1]. Het lijkt erop dat zij tijdens haar verblijf in Frankrijk niet naar school ging en ook al geruime tijd niet naar school was geweest. Daarnaast is een van de kinderen in 2013 ook al in een onveilige situatie in Nederland geraakt en doet zich dit nu opnieuw voor. De grootouders hebben de kinderen hier kennelijk (wederom) niet tegen kunnen beschermen.
Volgens de Raad duurt het onderzoek door de CA ongeveer drie à vier maanden. De Raad heeft de CA op 24 april om het onderzoek verzocht, welk verzoek door de CA op 8 mei in behandeling is genomen. De kinderrechter begrijpt niet waarom hier twee weken overheen moest gaan en begrijpt evenmin waarom het onderzoek drie tot vier maanden zou moeten duren. Een dergelijk lange periode acht de kinderrechter niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Zij zijn gebaat bij snelle duidelijkheid over hun situatie. Dat, zoals de Raad ter zitting heeft gesteld, bureaucratische redenen mede ten grondslag liggen aan deze lange duur maakt het voorgaande des te onbegrijpelijker. Toch ziet de kinderrechter in dit individuele geval geen andere mogelijkheid dan de uitkomsten van het onderzoek af te wachten en de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing tot 10 augustus – 3 maanden na de start van het onderzoek – te verlengen. Wel wordt de Raad dringend verzocht alle wegen, eventueel ook buiten het protocol om, te bewandelen om het onderzoek te bespoedigen. Mocht er vóór 10 augustus a.s. duidelijkheid zijn en positief worden geadviseerd, dan hoeft een zitting niet te worden afgewacht en kunnen de kinderen alsdan direct terugkeren naar Frankrijk.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het resterende verzoek tot uithuisplaatsing toewijzen en voorts de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing verlengen met een maand, te weten tot 10 augustus 2015 onder aanhouding van het overige.
De kinderrechter geeft de GI mee om zich in te spannen om beide kinderen in hetzelfde pleeggezin te plaatsen.
De kinderrechter verzoekt de Raad de rechtbank voor ommekomst van de termijn schriftelijk te informeren omtrent de dan geldende stand van zaken en aan te geven of het resterende deel van de verzoeken al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
-stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (aansluitend) onder toezicht van Jeugdbescherming Regio Amsterdam, met ingang van 10 juli 2015 tot 10 augustus 2015, onder aanhouding van het overige deel;
-verleent (aansluitend) machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2], met ingang van 31 mei 2015 tot 10 augustus 2015, onder aanhouding van het overige deel;
- verzoekt de Raad de kinderrechter
vóór 10 augustus 2015te informeren over de dan geldende stand van zaken met betrekking tot het onderzoek door de CA in Frankrijk en of het resterende deel van de verzoeken al dan niet wordt gehandhaafd.
-bepaalt dat de behandeling van de zaak vóór 10 augustus 2015 ter terechtzitting zal worden voortgezet, tegen een nader te bepalen datum en tijdstip;
-beveelt de oproeping van de moeder (via de Raad) en haar raadsman, de Raad en de GI, tegen de nader te bepalen datum en het tijdstip;
-verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.G. Odink, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J. van Saase-Zaagman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2015.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam