In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1987. De rechtbank heeft op tegenspraak geoordeeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 april 2015. De officier van justitie, mr. P.A.M. ter Haar Romeny-Wijffels, had de verdachte aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder de verkoop en het bezit van harddrugs, specifiek cocaïne en MDMA. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van drugshandel. Hoewel er aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij drugshandel, zoals getuigenverklaringen en tapgesprekken, was er onvoldoende bewijs om te bevestigen dat de verdachte daadwerkelijk de drugs had verkocht of geleverd op de tenlastegelegde data. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste beschuldigingen, maar heeft wel vastgesteld dat hij opzettelijk aanwezig had van harddrugs op 13 maart 2013.
De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en geconcludeerd dat er geen rechtvaardigingsgronden waren. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 240 uren geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De rechtbank heeft ook bepaald dat het in beslag genomen geldbedrag en de telefoons bewaard moeten worden ten behoeve van de rechthebbende. De uitspraak is gedaan door mr. K.A. Brunner, voorzitter, en mrs. E.F.A. Buitenen en A.K. Mireku, rechters, in aanwezigheid van griffier L. Jaakke-van den Berg.