ECLI:NL:RBAMS:2015:3778

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
C-13-582251 - FA RK 15-1424
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd in een zaak van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 17 juni 2015 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders van de minderjarige [kind], geboren op [datum] te [plaats]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) als voogd te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [kind] ernstig wordt bedreigd door de huidige situatie, waarin de vader niet in staat is om zijn opvoedverantwoordelijkheid te dragen. Er is sprake van een langdurige en heftige strijd tussen de vader en [kind], waarbij de vader zijn rol als opvoeder niet adequaat vervult en er zelfs sprake is geweest van fysiek geweld. De moeder, die in [land] woont, heeft aangegeven geen invulling te kunnen geven aan haar gezag.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waaronder het verzoekschrift van de Raad en de verklaringen van de betrokken partijen tijdens de zitting op 20 mei 2015. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vader niet binnen een aanvaardbare termijn in staat zal zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [kind] te dragen. De moeder is eveneens niet in staat om deze verantwoordelijkheid te dragen, gezien de afstand en haar situatie in [land].

Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de Raad toegewezen en het ouderlijk gezag van de ouders beëindigd. Tevens is JBRA benoemd tot voogd over [kind], aangezien zij al geruime tijd betrokken zijn bij de zorg voor het kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
zaakgegevens : C/13/582251 / FA RK 15-1424
datum uitspraak: 17 juni 2015

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Amsterdam.
betreffende
[kind], geboren op [datum] te [plaats], hierna te noemen [kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1], hierna te noemen de moeder,

zonder bekende woon- of verblijfplaats,

[belanghebbende 2], hierna te noemen de vader,

wonende te [plaats],
advocaat mr. E.I. Robert, kantoorhoudende te Utrecht,

[belanghebbende 3] en [belanghebbende 4], hierna te noemen de pleegmoeder en de pleegvader,

wonende te [plaats],

JEUGDBESCHERMING REGIO AMSTERDAM, hierna te noemen JBRA,

gevestigd te Amsterdam

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 20 februari 2015, ingekomen bij de griffie op 24 februari 2015.
Op 20 mei 2015 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader bijgestaan door zijn advocaat en een tolk,
- de pleegmoeder,
- [naam 1], vertegenwoordiger van de Raad,
- [naam 2], vertegenwoordigster van JBRA.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de pleegvader.
De minderjarige [kind] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij is op 20 mei 2015 door de kinderrechter gehoord.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
JBRA heeft zich bij brief van 2 maart 2015 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht het gezag van de ouders over [kind] te beëindigen en JBRA tot voogd over [kind] te benoemen.
De Raad stelt dat de bedreiging van de ontwikkeling van [kind] bestaat uit de huidige houding van de vader, die zijn rol als primaire opvoeder van [kind] niet voldoende invulling kan geven. Er is sprake van een heftige langdurige strijd tussen de vader en [kind], waarbij de vader [kind] afwijst, niet ondersteunt en er sprake is geweest van fysiek geweld. De toch al kwetsbare ontwikkeling van [kind] raakt hierdoor wederom beschadigd.
De vader is volgens de Raad op dit moment onvoldoende bereid en in staat om de bedreiging met passende acties en/of hulp van netwerk/instanties onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen. Dit blijkt uit het feit dat hij het niet eens is met de voor [kind] positief geachte plaatsing bij pleegouders, dreigt met [kind] laten terugkeren naar [land] en zich onvoldoende in kan leven in de positie en gevoelens van [kind]. Daarnaast staat de vader op het punt te gaan scheiden en geeft hij [kind] hiervan de schuld. Gelet op de aanhoudend afwijzende houding van de vader en het geringe effect van de hulpverlening in het verleden acht de Raad de verwachting dat dit op korte termijn ten positieve zal veranderen zeer klein. Hierdoor blijft de onwenselijke situatie bestaan, raakt de ouder-kindrelatie steeds verder verstoord en kunnen belangrijke zaken, die nodig zijn voor een adequate ontwikkeling van [kind] niet of onvoldoende worden gerealiseerd.
De moeder heeft aangegeven vanuit [land] geen invulling te kunnen geven aan haar gezag.
Het verblijf bij de pleegouders draagt bij aan de veiligheid en ontwikkeling van [kind] op de korte en mogelijk ook de lange termijn. [kind] ontwikkelt zich daar goed en zowel [kind] als beide ouders hebben niet de wens dat [kind] bij hen komt wonen.
De Raad heeft een ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing overwogen, om binnen dat kader te werken aan contactherstel tussen de vader en [kind]. Echter, nu het perspectief van [kind] niet meer bij haar vader ligt, en ook niet bij haar moeder, is een ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing niet de geëigende maatregel voor [kind]. De Raad verwacht dat, met het wegnemen van de strijd over de plichten en verantwoordelijkheden van de vader richting [kind], er meer rust zal ontstaan in de verhoudingen tussen partijen, waardoor op termijn ruimte zal ontstaan voor contactherstel en omgang tussen de vader en [kind].

Het verweer van de vader

De vader is het niet eens met het verzoek van de Raad. In dit geval gaat het om een gezag beëindigende maatregel zonder dat eerst een ondertoezichtstelling heeft plaatsgevonden. De vader stelt dat dit, gelet op de memorie van toelichting, enkel kan indien bij aanvang van het kinderbeschermingstraject direct duidelijk is dat de opvoedverantwoordelijkheid niet door de ouder gedragen kan worden. Dit is enkel het geval in uitzonderingssituaties. De vader stelt dat hij binnen een aanvaardbare termijn de opvoedkundige verantwoordelijkheid weer op zich kan nemen en dat het beëindigen van het gezag niet tot enige oplossing leidt. Nu er nog minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn, dient het verzoek van de Raad volgens de vader afgewezen te worden.
De vader stelt dat de problemen tussen hem en zijn dochter in 2012 zijn ontstaan. Toen is er bemoeienis geweest van I-Psy. Het betroffen conflicten die tussen hem en zijn dochter waren ontstaan vanwege de pubertijd van [kind] en vanwege cultuurverschillen tussen hen. In 2014 is [kind] van huis weggelopen. De reden hiervoor was dat hij op de computer van [kind] had gelezen dat zij het jammer vond niet zwanger te zijn. Daarnaast was [kind] onvoorzichtig met vuur waardoor er bijna brand was ontstaan. Hij is toen heel erg boos op haar geworden maar heeft hierbij geen fysiek geweld gebruikt. Hij wil dat [kind] zich goed gedraagt en dat zij een mooie toekomst kan opbouwen. Hij ziet in dat dit in [land] niet zal lukken en wil dat [kind] weer bij hem komt wonen.
De vader stelt dat het weglopen van [kind] ook gezien kan worden als een roep om hulp omdat zij er samen met haar vader niet uitkomt. De vader is van mening dat een ondertoezichtstelling ook de door de Raad geschetste dreiging kan afwenden. Op die manier is er zicht op [kind] en kan JBRA hem schriftelijke aanwijzingen geven. Er kan dan ook begeleiding opgestart worden voor [kind] en hemzelf zodat de cultuurverschillen overbrugd kunnen worden en er toegewerkt kan worden naar iets positiefs. [kind] zou, als zij onder toezicht wordt gesteld, voor drie maanden bij hem kunnen gaan wonen. Zij dienen zich dan beiden aan de regels te houden zodat kan worden bezien bij wie het probleem ligt.
De vader geeft ter zitting aan dat hij het prima vindt dat [kind] nu bij de pleegouders verblijft maar hij had liever gezien dat ze ergens anders verbleef. Daarnaast vraagt hij zich af of [kind] daar kan blijven gelet op de puberproblematiek. De vader stelt een brief van de school te hebben ontvangen in verband met schoolverzuim. Hieruit maakt de vader op dat [kind] thans dezelfde problemen vertoont als toen zij nog bij hem woonachtig was.

Standpunt van de pleegmoeder

De pleegmoeder geeft aan het verzoek van de Raad te begrijpen, waarbij zij benadrukt het belangrijk te vinden dat [kind] contact blijft houden met haar vader. Zij hoopt dat dit in de toekomst op een goede manier voor [kind] en haar vader geregeld kan worden en is blij dat zij daar hulp bij zullen krijgen.
De pleegmoeder heeft ter zitting aangegeven dat het op dit moment goed gaat met [kind]. Het schoolverzuim waar de vader het over heeft betrof een time-out in april na een ruzie die op school tussen [kind] en een ander meisje was ontstaan. De meisjes hebben het inmiddels weer goedgemaakt. De pleegmoeder geeft aan dat [kind] welkom is bij haar en dat [kind] haar plekje heeft gevonden in haar gezin. [kind] houdt zich aan de regels. Ze doet haar huiswerk en ze gaat om negen uur naar bed. Ze luistert goed en is niet ongehoorzaam.

Standpunt JBRA

JBRA kan zich vinden in het verzoek van de Raad. JBRA vertrouwt er niet op dat een ondertoezichtstelling ervoor kan zorgen dat de vader weer aansluiting zal vinden bij [kind]. JBRA geeft aan dat de Raad aangifte heeft gedaan van mishandeling. [kind] wordt hierin ondersteund maar lijdt ook onder de situatie. Dat de band met haar vader verbroken is, is erg ingrijpend voor haar. Het zou goed zijn als hiervoor hulpverlening kan worden ingezet. Op school gaat het ondanks alles goed. De pleegouders ondersteunen [kind] en betalen haar reiskosten naar school. De vader weigert om (een deel van) de kinderbijslag hiervoor af te staan. JBRA geeft aan dat [kind] aan het puberen is maar dat dit gedrag niet afwijkend is van andere leeftijdsgenoten. De ruzie op school betrof niets meer dan een typische meidenruzie en is in middels goedgemaakt.

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat de bedreiging van de ontwikkeling van [kind] bestaat uit de huidige verstandhouding met haar vader waarbij gedurende lange tijd sprake is van conflicten met (dreiging van) fysiek geweld en dreiging van gedwongen terugkeer van [kind] naar [land]. Nu [kind] bij de pleegouders woonachtig is, is er een situatie ontstaan waarin de vader moeilijk invulling geeft en kan geven aan zijn gezag. De vader staat niet achter het verblijf van [kind] bij de pleegouders en wenst op geen enkele wijze contact met de pleegouders. Ook werkt de vader niet mee aan hulpverlening voor [kind]. Hierdoor raakt volgens de rechtbank de toch al kwetsbare ontwikkeling van [kind] wederom beschadigd.
De rechtbank is van oordeel, gelet op de hulpverlening die al in het vrijwillige kader is ingezet en gelet op de leeftijd van [kind], dat de vader niet binnen een voor [kind] aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [kind] weer zal kunnen dragen. De vader is van mening dat de problemen voortvloeien uit het handelen van [kind] en ziet niet in dat de problemen met name voortkomen uit de wijze waarop hij denkt dat de opvoeding van [kind] ingevuld dient te worden. Hij ziet geen enkele reden om zijn eigen handelen in deze te herzien dan wel aan te passen. Gelet op de aanhoudend afwijzende houding van de vader en het geringe effect van de hulp tot nu toe acht de rechtbank de verwachting dat dit op korte termijn ten positieve zal veranderen zeer klein.
Daarnaast is de ondersteuning die JBRA thans in het vrijwillige kader biedt al zodanig dat deze weinig verschilt van de ondersteuning die in een gedwongen kader geboden zou worden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat een ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde zal hebben. Het standpunt van de vader dat er dan aanwijzingen gegeven kunnen worden, die hij blijkbaar in vrijwillig kader niet bereid is na te komen, draagt daar ook niet aan bij. [kind] verblijft thans bij de pleegouders en ontwikkelt zich daar goed. De rechtbank ziet, mede gelet op de hulpverlening die nog opgestart dient te worden, niet in dat [kind] voordat zij de leeftijd van 18 jaar bereikt weer woonachtig zal (kunnen) zijn bij de vader. De rechtbank acht daarom onvoldoende redenen aanwezig om (eerst) een ondertoezichtstelling uit te spreken zoals door de vader wordt verzocht.
De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Uit het Raadsonderzoek blijkt dat zij woonachtig is in [land] en dat zij de zorg voor [kind] niet kan dragen. Daarnaast heeft zij aangegeven dat zij onvoldoende zicht heeft op het (dagelijks) functioneren van [kind] omdat de afstand letterlijk te groot is. De rechtbank is van oordeel dat de moeder gelet op voornoemde afstand eveneens niet in staat is om thans en in de nabije toekomst verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [kind] te dragen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [kind] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over haar te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank acht het in het belang van [kind] dat JBRA als voogd wordt benoemd nu JBRA al een lange tijd in het vrijwillige kader bij [kind] betrokken is.
De voorgestelde voogd heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat JBRA moet worden belast met de voogdij.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt het ouderlijk gezag van [belanghebbende 1], geboren op een onbekende datum te [plaats] ([land]) en [belanghebbende 2], geboren op [datum] te [plaats] ([land]) over [kind];
- benoemt tot voogd over genoemde minderjarige Jeugdbescherming Regio Amsterdam;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, voorzitter tevens kinderrechter, mr. M. Heyning en mr. L. Baggerman, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. E.M.M. Zuidwijk, griffier, op 17 juni 2015. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).