ECLI:NL:RBAMS:2015:3660

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
12 juni 2015
Zaaknummer
CV EXPL 14-15084
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en uitwisselbaarheid van functies binnen de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of het ontslag van de eiser, die werkzaam was als Functioneel Ontwerper bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB), kennelijk onredelijk was. De eiser stelde dat zijn functie niet was vervallen en dat deze uitwisselbaar was met de nieuwe functie van Functional Designer, waarvoor hij niet was aangenomen. De kantonrechter oordeelde dat de procedure rondom het ontslag niet zorgvuldig was verlopen. SVB had niet voldoende aangetoond dat de functie van eiser niet uitwisselbaar was met de nieuwe functie. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag kennelijk onredelijk was, omdat het was gegeven op basis van een voorgewende of valse reden. De rechter heeft SVB veroordeeld tot herstel van de arbeidsovereenkomst of, indien SVB dit niet wenste, tot betaling van een afkoopsom van € 153.000,00. De rechter benadrukte dat SVB niet als goed werkgever had gehandeld door onvoldoende duidelijkheid te geven over de criteria voor de sollicitatie naar de nieuwe functie en het ontwikkelpotentieel van de eiser niet adequaat te hebben beoordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en transparantie in ontslagprocedures, vooral bij reorganisaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3096290 CV EXPL 14-15084
vonnis van: 29 januari 2015
fno.: 869
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. J.H. Vegter
t e g e n
de publiekrechtelijke rechtspersoon Zelfstandig Bestuursorgaan Sociale Verzekeringsbank
gevestigd te Amstelveen
gedaagde
nader te noemen SVB
gemachtigde: mr. F. Van den Berg
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
  • dagvaarding van 16 mei 2014 met producties;
  • antwoord met producties;
Bij instructievonnis van 7 augustus 2014 is een bijeenkomst van partijen bepaald. De zitting heeft op 14 oktober 2014 plaatsgehad. Op voorhand heeft [eiser] nog nadere producties ingediend. Verschenen zijn partijen en hun gemachtigden. Partijen hebben vragen van de kantonrechter beantwoord en hun standpunten nader toegelicht. Van hetgeen besproken is heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Na een korte schorsing voor minnelijk overleg hebben partijen een termijn tot 30 oktober 2014 gevraagd voor overleg over een minnelijke regeling. Vervolgens heeft [eiser] bij brief van 28 oktober 2014 vonnis gevraagd. SVB heeft bij akte van 30 oktober 2014 eveneens vonnis gevraagd, doch heeft bij akte nog enkele inhoudelijke opmerkingen gemaakt, waarvoor gelet op hetgeen ter comparitie is afgesproken, geen gelegenheid meer was. Per abuis is [eiser] de gelegenheid gegeven om bij antwoord-akte op de akte van SVB te reageren, hetgeen is geschied bij akte van 27 november 2014.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.
Aangezien partijen nog slechts gelegenheid was gegeven voor overleg over een minnelijke regeling bij gebreke waarvan vonnis gewezen zou worden, zal de kantonrechter de inhoudelijke opmerkingen in voornoemde akte van SVB, alsmede de akte van [eiser] van 27 november 2014 buiten beschouwing laten.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Feiten en omstandigheden

Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1
[eiser], geboren op [geboortedatum], derhalve thans [leeftijd] jaar oud) is met ingang van [datum] bij SVB in dienst getreden en was laatstelijk werkzaam in de functie van [functie] (hierna: [functie]) in de rol van Functioneel Ontwerper. Het salaris bedroeg laatstelijk € 3.547,56 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten. De Cao Sociale Verzekeringsbank is op de arbeidsovereenkomst van toepassing (hierna: de CAO).
1.2
In de functieomschrijving van de functie [functie] staat als doel van de functie van [eiser] vermeld:
‘Analyseren van externe en interne ontwikkelingen en deze vertalen naar kansen voor de SVB-organisatie en ICT-strategie, om zowel de huidige als de gewenste situatie van de organisatiestructuur, primaire & ondersteunende processen en ICT-structuur op te stellen en hierover te adviseren, afgestemd op de SVB organisatie en ICT-strategie, teneinde een bijdrage te leveren aan een effectieve en efficiënte SVB-dienstverlening.’
[eiser] werkt in de functie [functie] in de rol van Functioneel Ontwerper.
1.3
In 2011 heeft de directie ICT-diensten van SVB het voornemen opgevat tot een herinrichting van de organisatie per 1 april 2012 naar een nieuw IT-bedrijf, zoals geformuleerd in het Inrichtingsplan voor het IT-bedrijf van SVB. In de personele paragraaf bij Inrichtingsplan IT-bedrijf staat dat per 1 april 2012 het totaal aantal rollen - waaronder die van Functioneel Ontwerper” beperkt wijzigen.
[eiser] werkt sinds 2011 op verzoek van SVB in het project “SVB10”. Voorafgaand daaraan werkte hij sinds augustus 2009 aan een onderdeel van het nieuw te bouwen systeem BR1, welk systeem eind 2010 in productie is gegaan.
1.4
Bij brief van 4 april 2012 heeft de Directieraad formeel besloten tot de hiervoor in rov. 1.3 genoemde herinrichting van de ICT-diensten. Hiertoe is het Ontwikkeling IT-Bedrijf deelplan 2012/2013 opgesteld dat op 18 juli 2012 door de Raad van Bestuur is goedgekeurd.
1.5
Op de in rov. 1.3 en 1.4 genoemde organisatiewijziging is het “Sociaal Beleidskader Sociale Verzekeringsbank Verantwoord Veranderen Juli 2012” (hierna: SBK) van toepassing. In het SBK staat, voor zover van belang, vermeld:
“(…) 2. UITGANGSPUNTEN (…)
3. De SVB voert organisatieveranderingen op een zorgvuldige en transparante wijze uit. (…)
6. Het beleid is erop gericht om het personeel dat wordt geconfronteerd met boventalligheid zoveel mogelijk van werk naar werk te begeleiden. Werkgever en werknemer hebben hierin beiden een inspanningsverplichting. (…)
ARTIKEL 2 BEGRIPSDEFINITIES
(…)
Passende functie:
Het begrip passende functie wordt zo ruim als binnen de rechtspositionele kaders mogelijk is uitgelegd. Bij de beoordeling van de vraag of een functie passend is, speelt de afweging tussen herplaatsing (voorkoming van ontslag) en de mogelijkheid van boventalligheidsontslag een belangrijke rol. Een functie is passend wanneer de daaraan verbonden werkzaamheden voor de capaciteiten en ervaring van betrokkene zijn berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van betrokkene kan worden gevergd.
Factoren als (verandering in) de plaats van tewerkstelling, de reisafstand woning/werk, de positie en “status” van een functie enz. Zijn op zichzelf geen zelfstandige redenen om te concluderen dat een functie niet passend is. IN het individuele geval zal telkens tot een zorgvuldige afweging van belangen worden gekomen. Ook een tijdelijke functie kan als passend worden aangemerkt, met een maximum van een jaar. De werknemer wordt zoveel mogelijk in een functie geplaatst die is ingedeeld in dezelfde functiegroep als de functie die de werknemer tot dan toe vervulde (horizontale plaatsing). Een functie wordt in beginsel niet als passend aangemerkt indien deze is ingedeeld in een functiegroep die meer dan twee functiegroepen afwijkt van de functie die de werknemer tot dan toe vervulde, behalve als het een tijdelijke functie voor de duur van minimaal een jaar betreft. (…)
ARTIKEL 6 ADVIESCOMMISSIE
Er wordt een adviescommissie ingesteld die erop toeziet dat het Sociaal Beleidskader in individuele gevallen juist wordt toegepast.
BIJLAGE 1 VASTSTELLING BOVENTALLIGHEID
(…)
Nieuwe en onderling uitwisselbare functies
(…) Een geheel nieuwe functie is substantieel anders dan een oude bestaande functie. Het verschil moet zo objectief mogelijk vastgesteld worden.(…)”
1.6
De in art. 6 SBK genoemde Adviescommissie Sociaal Beleidskader (hierna: Adviescommissie SBK) is gebonden aan het Reglement Adviescommissie SBK. In art. 8 van dit Reglement staat vermeld dat er bij een adviesverzoek een hoorzitting dient plaats te vinden.
1.7
Op 24 oktober 2012 heeft de Ondernemingsraad Hoofdkantoor SVB (hierna: OR HK) de Raad van Bestuur - nadat zij een externe deskundige op het gebied van HR en organisatie, drs. R. van de Heijning, had geraadpleegd - over het onder 1.4 genoemde deelplan geadviseerd. In dit advies staat onder meer het volgende:
“(…)
2) Advies inzake punt 2 over nieuwe functies en uitwisselbaarheid
(…)
Procedure personele paragraaf
(…)
De OR HK stelt echter ook vast dat het meest objectieve onderscheid, de inschaling van huidige en nieuwe functies nog niet is gemaakt. Immers gelijke schalen impliceert doorgaans uitwisselbaarheid en een verschil in schalen is meestal een doorslaggevende indicatie van geen uitwisselbaarheid.
(…)
Omdat de OR HK niet over specifieke (HR) deskundigheid beschikt, heeft de OR HK gevraagd om een second opinion van een externe deskundige, mevrouw drs. Riëtta van de Heijning.
(..)
Second opinion
De second opinion van de deskundige, mevrouw (…) van de Heijning kan worden samengevat met het volgende citaat van haar advies aan de OR HK:
“(…) Ik heb negens gelezen dat het beleidsuitgangspunt is dat iedere IT medewerker in principe geschikt (te maken) is. Evenmin dat SVB zijn vakmensen wil binden en boeien en ontwikkelmogelijkheden biedt. (…)
Het lijkt aannemelijk dat de meesten van de huidige medewerkers met niet-uitwisselbare functies over de kwaliteiten beschikken om naar de nieuwe functie te groeien. Dat is echter een kwestie van potentieel beoordeling in de selectieprocedure die gebruikt gaat worden. (…)”
De Raad van Bestuur heeft bij memo van 31 oktober 2012 gereageerd op het advies van de OR HK.
1.8
In de door SVB als productie 1 overgelegde nota “Uitwisselbaarheid functies IT-bedrijf tov. Functies ICT-diensten” uit 2012 staat onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Uitgangspunten voor de vaststelling van uitwisselbaarheid:
1. Voor de vaststelling van de uitwisselbaarheid is een vergelijk tussen de functiereeks niet altijd voldoende. Uitwisselbaarheid tussen de huidige functies en de nieuwe functies dient als dit nodig is plaats te vinden aan de hand van informatie van partijen over de feitelijke situatie.
(…)
Vaststellen uitwisselbaarheid
Om de uitwisselbaarheid tussen functies vast te stellen is uitgegaan van de feitelijke situatie, het inrichtings- en deelplan IT-bedrijf en de conceptuitwerking van de functiereeksen. Waar mogelijk worden functies geintegreerd in de bestaande functiereeksen. Indien deze onvoldoende onderscheidend zijn worden nieuwe functiereeksen opgesteld.
Conclusies uitwisselbaarheid.
Door het HR Expertisecentrum is vastgesteld dat:
De volgende nieuwe functies/rollen niet wederkerig zijn met: de huidige functies/rollen van
1. Functioneel specialist 1. Functioneel ontwerper/informatieanalist
2. Applicatieconsultant 2. Applicatie-ontwikkelaar
(…)
Voor bovengenoemde nieuwe functies geldt dat deze in een compleet andere context opereren dan bovengenoemde oude functies. Dit vraagt om wezenlijk andere competenties en vaardigheden. Ook is er een verschil in de vereiste kennis en de functie-inhoud (taken en resultaten). (…) Gegeven dit alles zijn de hierbovengenoemde functies
niet wederkerig uitwisselbaar.
Op pagina 2 van deze nota staat in het overzicht van nieuwe functies de functie Functioneel specialist genoemd. Deze functie is onderverdeeld in 11 sub-functies Functional designer, waarvan er zes niet uitwisselbaar met de oude functie Functioneel Ontwerper worden genoemd. Bij 5 van deze sub-functies staat: “wijzigt beperkt dus uitwisselbaar”.
1.9
In de door SVB als productie 2 overgelegde “Toelichting bij transformatiematrix ITB 2013-2016” van 22 oktober 2012 staat onder meer het volgende:
“(…)
Uitgangspunten
 Personele consequenties worden bepaald op basis van feitelijke werkzaamheden (rollen).
 In overleg met het sectiemanagement en afdelingshoofden is vastgesteld welke rol medewerkers het afgelopen jaar het grootste deel van hun tijd hebben vervuld. Indien medewerker en manager hierover van mening verschillen, bestaat de mogelijkheid om dit door HR te laten toetsen op basis van objectiveerbare feiten zoals bijvoorbeeld PVB, timetell en andere documenten waaruit werkzaamheden blijken. (…)”
1.1
Op 14 november 2012 heeft een gesprek plaatsgehad tussen de Raad van Bestuur, directie ITB, HR, 24 medewerkers ITB en 2 vertegenwoordigers van OR HK in verband met de reactie van de groep functioneel ontwerpers en informatie analisten op het reorganisatieplan. In het verslag van dit gesprek staat onder meer:
“(…) De RvB, directie ITB en HR hebben besloten dat een herbeoordeling van de uitwisselbaarheid van de functies Functioneel Ontwerper en informatie analist niet aan de orde is. (…)
Als functies niet uitwisselbaar zijn zegt dat nog niets over persoonlijke geschiktheid van medewerkers. De directie heeft de overtuiging dat het merendeel van de medewerkers als geschikte kandidaat zal worden geselecteerd. De sollicitatie is niet alleen gericht op geschiktheid. Het gesprek is ook een zoektocht naar ontwikkelpotentieel bij de kandidaat. Er zullen bijgeval afspraken op maat worden gemaakt over het groeipad. De feitelijke inhoud van het gesprek heeft dan ook sterk het karakter van een planningsgesprek in het kader van de PVB-cyclus, vooral gericht op de toekomst. (…)
Bij verschil van inzicht over het ontwikkelpotentieel van een kandidaat tussen de sollicitatiecommissie en de kandidaat, heeft de kandidaat recht op een ontwikkelassesment van een onafhankelijke deskundige derde.(…)”
1.11
Bij brief van 1 december 2012 heeft SVB [eiser], voor zover van belang, geschreven:
“(…)Tot mijn spijt moet ik u definitief bevestigen dat uw functie van [functie] in de rol van Functioneel ontwerper in de nieuwe organisatie is komen te vervallen en u niet geplaatst bent in het IT-Bedrijf. Vanaf 1 maart 2013 bent u boventallig verklaard. Om die reden zegt SVB, op grond van artikel 10 SBK in verbinding met artikel 4 lid 5 cao-SVB, per heden de arbeidsovereenkomst met u op tegen 1 december 2013. Vanaf 1 december 2012 bent u op grond van artikel 9 lid 3 SBK herplaatsingskandidaat. Volledigheidshalve merkt de SVB op dat, gelet op de publiekrechtelijke status van SBK, er geen ontslagvergunning is vereist voor opzegging van de arbeidsovereenkomst. (…)”
1.12
[eiser] heeft op 11 december 2012 gesolliciteerd naar de nieuwe functie. In een gesprek op 12 december 2012 is hem mondeling meegedeeld dat hij niet was aangenomen.
[eiser] heeft bij brief van 20 december 2012 bezwaar gemaakt tegen de gevolgde procedure bij het sollicitatiegesprek, stellende dat niet heeft plaatsgevonden wat door SVB is toegezegd tijdens de bespreking van de reactie van de groep Functioneel ontwerpers en informatie analisten op 14 november 2012 en is opgenomen in het verslag van dit gesprek, zie hierboven in rov. 1.10.
SVB heeft bij brief van 29 januari 2013 aan [eiser] schriftelijk toegelicht waarom [eiser] niet is aangenomen in de functie van Functional Designer. In deze brief staat onder meer:
“(…) De sollicitatiecommissie heeft in het sollicitatiegesprek geconstateerd dat u een betrokken en sociale attitude heeft en een grote mate van nauwkeurigheid nastreeft.
Van de functional designer wordt verwacht dat hij snel in staat is om zich nieuwe technieken en functionaliteiten eigen te maken. Tevens moet de functional designer buiten kaders kunnen denken, nieuwe mogelijkheden verkennen en het proces in zijn geheel overstijgen.
Daarnaast is een essentiële competentie binnen het IT Bedrijf resultaatsgerichtheid,,
Deze aspecten heeft de sollicitatiecommissie tijdens het sollicitatiegesprek met u in onvoldoende mate kunnen constateren. Verder is de sollicitatiecommissie op basis van het gesprek niet overtuigd dat u de benodigde ontwikkelslag kunt maken op deze punten.
Concluderend heeft u de sollicitatiecommissie in het gesprek helaas niet kunnen overtuigen van uw ontwikkelpotentieel op de genoemde aspecten. (…)”
1.13
[eiser] heeft bij brief van 10 januari 2013 bezwaar gemaakt bij de Adviescommissie Sociaal Beleidskader (hierna: de Adviescommissie SB) van SVB tegen het feit dat hij niet in de functie van Functional Designer is geplaatst, alsmede tegen het feit dat hij boventallig is verklaard omdat deze functie niet uitwisselbaar zou zijn met zijn oude functie. In aanvulling daarop heeft de toenmalige gemachtigde bij brief van 31 januari 2013 aanvullend bezwaar ingediend. Bij dit bezwaar is in een bijlage (2) door [eiser] per punt aangegeven op grond waarvan hij meent dat de functies wel uitwisselbaar zijn.
1.14
[eiser] heeft op 4 februari 2013 bezwaar aangetekend bij de directeur van het IT-bedrijf, [naam 1], tegen het feit dat hij per 1 maart 2013 boventallig is verklaard en tegen het ontslag per 1 december 2013.
1.15
SVB heeft bij brief van 22 februari 2013 bij de Adviescommissie SB op het bezwaar van [eiser] gereageerd. In deze brief staat onder meer het volgende:
“(…) Hierbij ontvangt u de reactie van het IKT-bedrijf op het adviesverzoek (…) m.b.t. de uitwisselbaarheid van de functies functioneel ontwerper en functional designer.
(…)
De uitwisselbaarheid is getoetst door een externe HR Adviseur en ook de OR heeft hier een toetsing laten doen door een externe deskundige. (…)
Bij het bepalen van de uitwisselbaarheid van de nieuwe en oude functies zijn verschillende deskundigen betrokken. Hierbij is onder andere gebruik gemaakt van de expertise van CAP Gemini en het Oracle Competence Center omdat daar met name de expertise ligt met betrekking tot het Oracle landschap en de nieuwe werkwijze binnen het IT-Bedrijf. Het management is eveneens betrokken geweest bij het bepalen van de uitwisselbaarheid. Bij het opstellen van deze reactie is als extra toets ook de betreffende projectleider gevraagd naar de feitelijke werkzaamheden van [eiser] en [eiser] binnen het programma van SVB10. (…)”
Voorts wordt in Bijlage 4 daarbij nader ingegaan op de uitwisselbaarheid van de oude en nieuwe functies. Daarin staat het volgende:
“(…)
2. Korte beschrijving van onze werkzaamheden
De heren [eiser] en [eiser] zijn vanuit hun functie van functioneel ontwerper inderdaad beiden ingezet in het programma SVB10. Zij hebben in deze functie een
beperkt deelvan de werkzaamheden verricht die in de toekomst gevraagd worden van de functioneel specialist waaronder het ontwerp van componenten, het verweken van defects, het opstellen van use cases. Dit gebeurt momenteel buiten het nieuwe landschap om en een pakketkennis is beperkt nodig. Ook wordt nu niet gevraagd om inzicht te hebben in de samenhang en onderlinge effecten binnen het landschap als gevolg van veranderingen (bij de SVB of leverancier) terwijl dat wezenlijk anders wordt in de toekomst.
Bovendien vinden de werkzaamheden plaats in de huidige context van het programma SVB10. Dat is niet vergelijkbaar met de toekomstige situatie waarin het IT-bedrijf het MRS in beheer neemt en zelf verantwoordelijk is voor de ontwikkeling. Nu wordt nog sterk geleund op de expertise van Cap Gemini. De veronderstelling dat de functie-eisen en context binnen het programma SVB10 vergelijkbaar zijn met de toekomstige functie-eisen en context is onjuist. Er is daarom ook op basis van feitelijke werkzaamheden geen sprake van uitwisselbaarheid met de nieuwe functie.
1.16
Op 25 maart 2013 heeft een hoorzitting plaatsgevonden bij de Adviescommissie SBK, waarbij [eiser] aanwezig was. Op 8 mei 2013 heeft de Adviescommissie SBK SVB geadviseerd om het besluit van SVB van 1 december 2012 (zie rov. 1.11) in stand te laten, op de grond dat er een deugdelijk en objectief onderzoek zou zijn gedaan naar de uitwisselbaarheid van de functies. In dit advies staat onder meer het volgende:
“(…) Ten aanzien van de eerste door verzoeker ingediende grief dat,
“zijn huidige functie Functioneel Ontwerper onderling uitwisselbaar is met de nieuwe functie van Functional Designer”
overweegt de Commissie als volgt.
(…) Naar het oordeel van de commissie heeft de SVB in de specifieke situatie van verzoeker op een juiste wijze uitvoering gegeven aan de hiervoor geschetste criteria. De Commissie is van oordeel dat de door verzoeker uitgevoerde functie van Functioneel ontwerper niet uitwisselbaar is met de nieuwe functie van Functional Designer.
(…)
is de commissie gebleken dat als gevolg van de vernieuwingen binnen het IT-bedrijf de context waarbinnen moet worden gewerkt, de kennis, competenties en vaardigheden die van de medewerkers verwacht worden alsmede de taken en resultaten van de medewerkers dermate zijn gewijzigd dat van uitwisselbaarheid tussen de functies van functioneel Ontwerper en Functional Designer geen sprake kan zijn. De door SVB in voldoende mate geobjectiveerde verschillen tussen beide functies zijn naar het oordeel van de commissie te wezenlijk om van uitwisselbaarheid zoals bedoeld in art. 9 SBK te spreken. De commissie baseert zich daarbij op het door de SVB overgelegde overzicht “uitwisselbaarheid functies IT-bedrijf tov Functies ICT-diensten waarvan de inhoud als hier integraal herhaald en ingelast dient te worden beschouwd (…) Daarbij is de commissie gebleken dat van directe inzetbaarheid van verzoeker geen sprake kan zijn nu tussen partijen niet in het geding is dat verzoeker (nog) niet over de vereiste Oracle-kennis beschikt, de doorgroei naar een mediorniveau minimaal een jaar duurt en de vervolgstap naar senior drie tot vier jaar kan duren. (…)
Ten aanzien van de tweede door verzoeker ingediende grief dat,
De feitelijke werkzaamheden die hij al geruime tijd uitvoert in zijn huidige rol, in vergelijking met de werkzaamheden van de nieuwe functie Functional Designer, zoveel overeenkomsten hebben dat deze als onderling uitwisselbaar moeten worden beschouwd.
overweegt de commissie als volgt.
De Commissie stelt vast dat verzoeker vanuit zijn functie van functioneel ontwerper inderdaad is ingezet in het programma SVB10. Hij heeft in deze functie daadwerkelijk een beperkt deel van de werkzaamheden verricht die in de toekomst worden gevraagd van de Functioneel Designer. De commissie stelt evenwel ook vast dat de feitelijke uitvoering van deze werkzaamheden echter buiten het nieuwe systeemlandschap hebben plaatsgevonden en slechts een beperkte Oracle-kennis nodig was ten opzicht van de toekomstige situatie. Reeds om die reden kan naar het oordeel van de Commissie niet worden gesteld dat van een vergelijkbare situatie sprake is. (…) worden in de context van de werkzaamheden binnen SVB10 niet gevaagd om inzicht te hebben in de samenhang en onderlinge effecten binnen het landschap als gevolg van de veranderingen bij de SVB of leverancier terwijl dat juist wezenlijk anders wordt in de toekomst. Bovendien vinden de werkzaamheden plaats in de huidige context van het programma SVB10. Dat is niet vergelijkbaar met de toekomstige situatie waarin het IT-bedrijf het MRS in beheer neemt en zelf verantwoordelijk wordt voor de ontwikkeling hiervan. De stelling dat de functie-eisen die aan medewerkers worden gesteld en de context waarin moet worden gewerkt binnen het programma SVB10 vergelijkbaar zijn met de waaronder het ontwerp van componenten, het verwerken van defects en het opstellen van use cases. Di gebeurt momenteel echter buiten het nieuwe landschap om en pakketkennis is daarvoor slechts beperkt nodig. Ook wordt nu voor de uitoefening van de werkzaamheden niet gevraagd om inzicht te hebben in de samenhang en onderlinge effecten binnen het landschap als gevolg van veranderingen (bij SVB of leverancier) terwijl dat juist wezenlijk anders wordt in de toekomst.
Bovendien vinden de werkzaamheden plaats in de huidige context van het programma SVB10. Dat is niet vergelijkbaar met de toekomstige situatie waarin het IT-bedrijf het MRS in beheer neemt en zelf verantwoordelijk wordt voor de ontwikkeling hiervan. De stelling dat de functie-eisen die aan medewerkers worden gesteld en de context waarin moet worden gewerkt binnen het programma SVB10 vergelijkbaar zijn met de toekomstige functie-eisen en context acht de Commissie onjuist.
Naar het oordeel van de Commissie is daarom (…) geen sprake van uitwisselbaarheid met de nieuwe functies van Functional Designer.
(…)
Ten aanzien van de derde door verzoeker ingediende grief dat,
“hij heeft gesolliciteerd naar de functie van Functional Designer maar zonder echte opgave van redenen niet is aangenomen in de nieuwe functie. De motivering in de afwijzingsbrief is soortgelijk aan de motivering die een collega van verzoeker heeft ontvangen, hetgeen naar het oordeel van verzoeker bedenkelijk is.
overweegt de commissie als volgt.
De Commissie stelt vast dat op grond van het SBK en haar reglement de commissie niet bevoegd is een (inhoudelijk) oordeel te geven over de uitkomst van de sollicitatieprocedure van eiser naar de nieuwe functie van Functional Designer. (…)”
1.17
Bij brief van 15 mei 2013 heeft de directeur IT-Bedrijf, op basis van het advies van de Adviescommissie SBK van 8 mei 2013, de beslissing van 1 december 2012 in stand gelaten.
1.18
In reactie daarop heeft [eiser] op 16 juli 2013 bezwaar aangetekend tegen het advies van de Adviescommissie SBK van 8 mei 2013 en er nogmaals op gewezen dat geen sprake kan zijn van boventalligheid, nu zijn functie niet is opgeheven en SVB zelfs een externe als Functioneel ontwerper heeft ingehuurd om deze werkzaamheden te verrichten.
1.19
Op 22 augustus 2013 heeft SVB op het bezwaar van [eiser] geantwoord dat juist is dat externen zijn ingezet, maar dat dit tijdelijk is, omdat sprake is van afbouw van deze functies.
1.2
Met ingang van 5 mei 2014 is [eiser] voor bepaalde tijd werkzaam bij de UWV.

2.De vordering en het verweer

2.1
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht zal verklaren dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [eiser] kennelijk onredelijk is;
b. primair SVB te veroordelen de arbeidsovereenkomst met [eiser] binnen een maand na het in deze procedure te wijzen vonnis te herstellen, alsmede SVB te veroordelen tot loondoorbetaling vermeerderd met de wettelijke verhoging;
c. subsidiair SVB te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de onder 1.b genoemde loondoorbetaling, alsmede € 260.000,00 aan afkoopsom als bedoeld in artikel 7:682 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW).
d. meer subsidiair SVB te veroordelen tot betaling aan [eiser] van € 223.982,00 (bestaande uit € 213.982,00 aan materiele schade - waarvan € 42.216,00 inkomensderving en € 171.766,00 pensioenschade - en € 10.000,00 immateriële schade) aan schadevergoeding ex artikel 7:681 BW;
e. SVB te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen telkens vanaf 1 december 2013 tot aan de voldoening;
f. SVB te veroordelen tot betaling aan [eiser] van € 2.894,91 aan buitengerechtelijke kosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2014 tot aan de voldoening;
g. SVB te veroordelen tot betaling aan van de proceskosten en nakosten van [eiser].
2.2
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het ontslag kennelijk onredelijk is primair op grond van een voorgewende of valse reden als bedoeld in artikel 7:681 lid 2 sub a BW, subsidiair op grond van het gevolgencriterium. [eiser] stelt dat zijn functie niet is gewijzigd, dan wel dat de functie uitwisselbaar is met andere functies die blijven bestaan of ontstaan. Er is derhalve geen sprake is van boventalligheid, dan wel SVB heeft gehandeld in strijd met het afspiegelingsbeginsel, dan wel dat er een passende functie is, die van Functional Designer. Daarom is hij ten onrechte boventallig verklaard, althans als er sprake is van boventalligheid dan had dat niet tot beëindiging van het dienstverband mogen leiden, omdat er een passende functie voor handen was.
[eiser] stelt ter zake van zijn standpunt dat sprake is van uitwisselbare functies het volgende:
  • volgens de Beleidsregels Ontslagtaak UWV dient er onder uitwisselbare functies te worden verstaan functies die naar functie-inhoud, vereiste kennis en vaardigheden en competenties vergelijkbaar en naar niveau en beloning gelijkwaardig zijn. Dezelfde maatstaven dienen te worden toegepast indien sprake is van een nieuwe functie die duidelijke overeenkomsten vertoont met de vervallen functie. Het is in dat geval aan de werkgever om aannemelijk te maken dat de nieuwe functie in voldoende mate verschilt van de vervallen functie. Bijlage 1 van het SBK (Vaststelling boventalligheid) bepaalt bovendien dat een nieuwe functie substantieel anders moet zijn dan de oude functie en dat het verschil tussen beide functies zo objectief mogelijk moet worden vastgesteld. SVB heeft deze beleidsregels niet heeft gevolgd; het enkel ongenuanceerd wijzen op de veronderstelde verschillen tussen de functies voldoet niet;
  • ondanks het advies van OR HK heeft SVB niet aangegeven of zij de werkzaamheden die [eiser] in het kader van SVB10 al anderhalf jaar heeft verricht heeft meegewogen in het onderzoek naar uitwisselbaarheid;
  • [eiser] heeft gedurende deze periode diverse Sibel en Oracle opleidingen gevolgd. Tijdens zijn werk voor de nieuwe Multi Regelingen Systemen (MRS) wat uiteindelijk alle door SVB uitgevoerde regelingen gaat ondersteunen heeft [eiser] nagenoeg alleen maar in de nieuwe werksituatie gewerkt;
  • voor het verrichten van de oude werkzaamheden van [eiser] zijn externen ingezet.
  • De functiebeschrijving van de nieuwe functie (conform HAY systematiek) is zo algemeen opgesteld dat daaruit niet kan worden afgeleid dat er objectief gezien een substantieel verschil zit tussen beide functies;
  • SVB heeft geen rekening gehouden met het ontwikkelingspotentieel van [eiser], ondanks dat de OR HK daarvan in haar eerste advies reeds de noodzaak had onderstreept.
Gelet daarop heeft SVB niet, althans niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de verschillende functies niet uitwisselbaar zijn.
2.3
Ook in het geval sprake is van een vervallen functie dan nog kan [eiser] op grond van artikel 9 lid 1 eerste zin onder a van het SBK (zie 1.8) niet worden aangemerkt als boventallig, aangezien er sprake is van uitwisselbare functies (artikel 9 noemt immers én opheffing én niet uitwisselbaar). [eiser] verwijst naar het ruime begrip “passende functie” in Hoofdstuk 3, art. 2 SBK. SVB had derhalve een herplaatsingsprocedure moeten doorlopen, niet een selectieprocedure (ofwel een sollicitatieprocedure). [eiser] is ten onrechte niet voor de nieuwe functie van Functioneel Desiger aangenomen.
Daarnaast meent [eiser] dat SVB in strijd heeft gehandeld met het afspiegelingsbeginsel, waardoor hij ten onrechte boventallig is verklaard.
Verder is hem geen scholing dan wel outplacement aangeboden. Tegenover de afwijzingsbeslissing van de Commissie waarin onder meer wordt genoemd dat [eiser] de benodigde ontwikkelslag niet zal kunnen maken stelt hij dat zijn ontwikkelpotentieel in het sollicitatiegesprek niet ter sprake is gekomen.
2.4
Tot slot benadrukt [eiser] ter onderbouwing van de subsidiaire grondslag dat de gevolgen van de opzegging voor hem, in vergelijking met het belang van SVB, onevenredig ernstig zijn in aanmerking genomen de lange duur van het dienstverband, het goede functioneren, het inkomens- en pensioenverlies en de gezien zijn leeftijd slechte situatie op de arbeidsmarkt.
2.5
SVB verweert zich tegen de vordering en voert - samengevat - het volgende aan. Zij stelt in de eerste plaats dat er geen sprake is van afspiegeling, omdat de functie van [eiser] is vervallen. Voorts is de rol van Functioneel Ontwerper niet uitwisselbaar en daarom heeft selectie plaatsgevonden. Op basis daarvan is [eiser] niet geschikt bevonden. Binnen de organisatie is geen passende functie voor handen.
Er is geen sprake van dat SVB zich niet aan de termijnen van het Reglement Adviescommissie SBK heeft gehouden.
De conclusie van de externe deskundige R. van de Heijning (zie 1.7) doet niet ter zake omdat deze is gebaseerd op het Inrichtingsplan ITB, terwijl [eiser] boventallig is verklaard op grond van het deelplan Ontwikkeling.
Ten aanzien van de niet-uitwisselbaarheid verwijst SVB naar de door haar bij conclusie van antwoord overgelegde stukken, waaronder de toelichting op wat SVB noemt de transformatiematrix d.d. 22 oktober 2012 en de reactie van SVB op het (aanvullende) bezwaarschrift van [eiser] van 31 januari 2013.
[eiser] is inderdaad geen functie aangeboden, maar wel een gesprek om te praten over de mogelijkheden van plaatsing op een andere functie. Hiervan heeft [eiser] geen gebruik gemaakt.
Het ontwikkelpotentieel van [eiser] is getoetst tijdens het sollicitatiegesprek. [eiser] heeft het aanbod om deel te nemen aan ontwikkelassessment afgewezen. Voorts heeft [eiser] op kosten van SVB een extern outplacementtraject gevolgd bij ID-Plein in de periode van mei 2013 tot 1 januari 2014, is hij uitgenodigd in december 2013 en in maart 2014 voor de training netwerken/Linkedin, en heeft hij de inloggegevens van Davinci (kandidaatvolgsysteem) ontvangen, waarmee hij op de hoogte kon blijven van gespreksverslagen en toegang had tot jobportal en inloggegevens externe internetsite voor boventalligen.
2.6
SVB betwist dat zij verplicht was om [eiser] te herplaatsen. In dit verband verwijst SVB naar artikel 12 lid 2 SBK waarin staat dat de herplaatsingskandidaat op gelijkwaardige wijze meedingt met mogelijke andere kandidaten binnen de SVB en de desbetreffende functie aan de meest geschikte kandidaat wordt toegewezen, waarbij (gelijke geschiktheid) de herplaatsingskandidaat voorgaat voor andere kandidaten binnen SVB. Indien sprake is van meerdere herplaatsingskandidaten van gelijke geschiktheid gaat de kandidaat met de langste diensttijd voor.
Dat SVB niet voor een herplaatsingsprocedure heeft gekozen, maar voor een selectieprocedure komt doordat het nieuwe functies betrof. SVB heeft afwijzing in een persoonlijk gesprek met [eiser] toegelicht.
Gelet daarop is het ontslag niet kennelijk onredelijk.
Nu [eiser] een functie bij de belastingdienst heeft aanvaard en het salaris bij nieuwe werkgever lager is ingeschaald, heeft [eiser] aanspraak kunnen maken op de loonsuppletieregeling (Handboek HR SVB). Daarnaast heeft hij vanaf 1 december 2013 aanspraak gemaakt op een bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid verankerd in de cao-SVB. Alleen al daarom beroept SVB zich subsidiair op matiging van de gevorderde schadevergoeding.
Tenslotte stelt SVB dat [eiser] de gestelde pensioenschade niet nader onderbouwd heeft, alsmede dat pensioenschade sowieso niet verder kan reiken dan het verlies aan pensioenopbouw voor zover de werkgever daar een bijdrage aan levert.

3.De beoordeling

3.1
Ingevolge artikel 7:681 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter indien een van de partijen een arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk opzegt, aan de wederpartij een schadevergoeding toekennen.
3.2
Opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan, aldus artikel 7:681 lid 2 BW, onder andere kennelijk onredelijk zijn wanneer deze geschiedt onder opgave van een voorgewende of valse reden of wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging.
3.3
Bij de beantwoording van de vraag of een ontslag kennelijk onredelijk is geldt als uitgangspunt dat eerst aan de hand van alle omstandigheden, tezamen en in onderling verband beschouwd, moet worden vastgesteld dát sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag, vóórdat kan worden toegekomen aan de beantwoording van de vraag welke vergoeding eventueel aan de werknemer toegekend moet worden. Na de beëindiging ingetreden omstandigheden kunnen slechts in aanmerking worden genomen voor zover zij bevestigen hetgeen in redelijkheid met betrekking tot de inkomsten van [eiser] kon worden verwacht op het moment van ontslag. De enkele omstandigheid dat [eiser] zonder toekenning van een vergoeding is ontslagen is onvoldoende voor toewijzing van de vordering. Voor het aannemen van een kennelijk onredelijk ontslag moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden, die in de kern inhouden dat het ontslag is gegeven in strijd met algemene normen van goed werkgeverschap.
Valse of voorgewende reden
3.4
Allereerst dient beoordeeld te worden of, zoals [eiser] primair heeft gesteld, er sprake is van een valse of voorgewende reden voor de opzegging van het dienstverband.
SVB heeft gesteld dat de functie van [eiser] is vervallen, dat zijn functie niet uitwisselbaar is met andere functies die blijven bestaan of ontstaan. Bovendien betwist dat er een passende functie voor [eiser] voorhanden was, omdat hij voor de functie van Functional Designer ongeschikt is bevonden.
Daartoe overweegt de kantonrechter heeft volgende.
Functie [eiser] vervallen
3.5
Om vast te kunnen stellen dat de functie van [eiser] niet meer bestaat, dan wel niet uitwisselbaar is met de nieuw gecreëerde functies, moet eerst vaststaan wat de functie van [eiser] inhield. SVB heeft ter onderbouwing van haar standpunt de hierboven in rov. 1.9, 1.10 en 1.15 geciteerde stukken overgelegd. Uit deze stukken blijkt echter naar het oordeel van de kantonrechter geenszins dat SVB op het moment dat [eiser] boventallig werd verklaard, had vastgesteld wat de functie van [eiser] precies inhield. Zowel in de dagvaarding als in de conclusie van antwoord wordt aangegeven dat [eiser] de functie van [functie] (hierna: [functie]) vervulde. Partijen waren het er ter zitting over eens dat de functie [functie] een verzamelnaam voor diverse functies is, en dat daarin bovendien onderscheid wordt gemaakt in de niveaus A t/m D. De functie Functionele Ontwerper valt onder de functie [functie]. Vervolgens blijkt uit de door SVB als productie 1 overgelegde nota “Uitwisselbaarheid functies IT-bedrijf t.o.v. functies ICT-diensten” op pagina 2 dat binnen de (oude) functie Functionele Ontwerper ook weer diverse functies/taken worden onderscheiden. Noch uit deze nota, noch uit andere stukken blijkt dat is vastgelegd welke onderdelen van de functie Functioneel Ontwerper, zoals opgesomd in voornoemde nota, behoren tot de functie van [eiser].
3.6
SVB heeft ter zitting aangegeven dat voor de vaststelling dat de functie van [eiser] niet uitwisselbaar is met de nieuwe functie van Functional Designer, is uitgegaan van de werkzaamheden die [eiser] in de aan het einde van het dienstverband voorafgaande twaalf maanden heeft verricht. In geen enkel stuk staan deze werkzaamheden exact omschreven. Partijen zijn het er weliswaar over eens dat [eiser] gedurende die periode werkzaamheden in de nieuwe constellatie heeft gedaan, doch een beschrijving van die werkzaamheden ontbreekt eveneens. Bij de dagvaarding is wel een functieomschrijving aangetroffen, doch die is van de overkoepelende functie [functie]. Gelet op de algemene omschrijving waaronder de diverse functies vallen, valt daarin geen aanknopingspunt te vinden voor de daadwerkelijk door [eiser] uitgeoefende werkzaamheden.
Kortom, uit hetgeen is overgelegd en verklaard valt niet vast te stellen wat de functie van [eiser] daadwerkelijk inhield.
Uitwisselbaarheid van de oude en nieuwe functies
3.7
Het spreekt voor zich dat, nu niet vastgesteld kan worden wat de functie van [eiser] inhield, dan wel welke werkzaamheden hij verrichtte, een element ontbreekt om vast te stellen of zijn functie is vervallen, althans of zijn functie al dan niet uitwisselbaar is met de nieuw door SVB te creëren functies.
SVB heeft daarmee in strijd gehandeld met Bijlage 1 van het SBK (hierboven in rov. 1.5) waarin is bepaald dat alleen dan sprake is van een geheel nieuwe functie, indien deze substantieel anders is dan de oude bestaande functie en dat het verschil bovendien zo objectief mogelijk moet worden vastgesteld.
Nu daaraan naar het oordeel van de kantonrechter niet is voldaan, volgt reeds daaruit dat SVB niet aannemelijk heeft gemaakt dat de functie van Functional Designer naar functie-inhoud, vereiste kennis en vaardigheden en competenties niet vergelijkbaar is met de functie van Functioneel Ontwerper.
Daarnaast valt het standpunt van SVB niet te rijmen met de nota “Uitwisselbaarheid functies IT-bedrijf tov. Functies ICT-diensten” uit 2012 (zie hierboven in rov 1.9), waarin op pagina een schema staat waaruit volgt dat vijf van de twaalf subfuncties Functional Designer in de hoofdfunctie Functioneel specialist wel degelijk uitwisselbaar zijn met de oude functie Functioneel Ontwerper. SVB heeft ter zitting niet kunnen verklaren, waarom [eiser] niet in ieder geval voor (een of meer van) die subfuncties is voorgedragen. Ook de Adviescommissie SBK is daar niet op ingegaan.
Voorts heeft SVB niet betwist dat [eiser] gedurende de periode dat hij voor het project SVB10 werkte diverse Sibel en Oracle opleidingen heeft gevolgd en dat hij tijdens zijn werk voor de nieuwe Multi Regelingen Systemen (MRS) nagenoeg alleen maar in de door SVB nieuwe werksituatie heeft gewerkt. Onder deze omstandigheden had het op de weg van SVB gelegen om objectief te onderbouwen dat er sprake was van een
substantieelandere functie, hetgeen zij heeft nagelaten. Evenmin is gebleken dat sprake is van een substantieel andere functie nu [eiser] terecht stelt dat de functiebeschrijving van de nieuwe functie zo algemeen is opgesteld dat daaruit niet kan worden afgeleid dat er objectief gezien een substantieel verschil zit tussen beide functies. Uit het advies van de Adviescommissie SBK blijkt evenmin dat op het voorgaande is ingegaan.
Onder deze omstandigheden kan niet worden uitgesloten dat de functie van [eiser] uitwisselbaar is met de functie van Functioneel Designer.
Passendheid functie
3.8
Gesteld dat wel aangenomen zou kunnen worden dat de functies niet uitwisselbaar zijn, dan dient beoordeeld te worden of de functie van Functioneel Designer als passende functie voor [eiser] aangemerkt zou kunnen worden, met andere woorden of SVB [eiser] al dan niet terecht ongeschikt heeft bevonden voor deze functie.
Uit hetgeen partijen daarover naar voren hebben gebracht blijkt dat [eiser] op 11 december 2012 een sollicitatiegesprek heeft gehad. [eiser] is vervolgens op 12 januari 2012 mondeling meegedeeld dat hij was afgewezen. De inhoud van dit gesprek is niet schriftelijk vastgelegd en SVB heeft pas nadat [eiser] daarom vroeg op 29 januari 2014 schriftelijk uiteengezet wat de gronden voor de afwijzing waren.
3.9
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] terecht stelt, zoals in zijn klacht staat vermeld (zie hierboven in rov. 1.13), dat SVB zich niet gehouden heeft aan de door haar op 14 november 2012 gedane toezegging, te weten dat de sollicitatie niet alleen gericht zou zijn op geschiktheid, dat het gesprek ook een zoektocht naar ontwikkelpotentieel bij de kandidaat zou zijn, dat er bijgeval afspraken op maat zouden worden gemaakt over het groeipad, alsmede dat de feitelijke inhoud van het gesprek dan ook sterk het karakter van een planningsgesprek in het kader van de PVB-cyclus zou hebben, vooral gericht op de toekomst (zie hierboven in rov 1.9).
Daarnaast heeft in het algemeen te gelden dat een werkgever die een werknemer intern laat solliciteren, niet als goed werkgever handelt indien hij niet zeer specifiek aan de werknemer meedeelt aan welke criteria hij moet voldoen, op welke wijze deze criteria worden getoetst en vervolgens gemotiveerd aangeeft hoe het oordeel op deze specifieke onderdelen luidt.
Gesteld noch gebleken is dat het sollicitatiegesprek conform het voorgaande is gevoerd. Daarnaast is een schriftelijke onderbouwing van de afwijzing pas na herhaald verzoek door [eiser] en zes weken later gegeven. Bovendien voldoet de brief van 29 januari 2013 op geen enkele wijze aan het voorgaande: er wordt geen inzicht gegeven in de beoordelingsmethodiek, noch in de uitslagen daarvan. Ook blijkt daaruit op geen enkele manier dat, zoals SVB stelt, het ontwikkelpotentieel van [eiser] tijdens het sollicitatiegesprek is getoetst.
Tegen deze achtergrond kan het [eiser] niet worden tegengeworpen dat hij in een aangeboden ontwikkelingsassessment onvoldoende vertrouwen had, zeker daar waar dit pas tijdens het sollicitatiegesprek werd aangeboden en alleen voor het geval er sprake van verschil van inzicht over het ontwikkelpotentieel van de kandidaat tussen de sollicitatiecommissie en [eiser] zou zijn. Dit verhoudt zich in het geheel niet met hetgeen [eiser] en zijn collega’s op 24 november 2012 door de Raad van Bestuur is toegezegd.
Een en ander klemt temeer nu evenmin blijkt dat SVB vanaf het moment dat besloten werd tot een herinrichting van de IT-diensten, derhalve vanaf 2011, het ontwikkelpotentieel van [eiser] heeft onderzocht en aan de hand van de uitkomst daarvan [eiser] scholing heeft aangeboden om eventuele ontbrekende competenties aan te vullen. Uit het voorgaande volgt dat geenszins vastgesteld kan worden dat de functie van Functional Designer niet een passende functie voor [eiser] was, althans dat hij daarvoor niet geschikt was.
3.1
Al het voorgaande leidt de kantonrechter tot de conclusie dat het ontslag kennelijk onredelijk is, want gegeven om een voorgewende dan wel een valse reden. De gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen. Aan de vraag of de opzegging ook op grond van het gevolgencriterium kennelijk onredelijk is, komt de kantonrechter daarom niet toe.
Het primair gevorderde herstel van de arbeidsovereenkomst binnen een maand na dit vonnis is toewijsbaar, zoals hierna omschreven.
Met betrekking tot de rechtsgevolgen van de onderbreking overweegt de kantonrechter dat SVB het loon dient te betalen dat betaald had moeten worden zonder de onderbreking, waarop uiteraard het door [eiser] over die periode bij de belastingdienst verdiende salaris, alsmede de ontvangen loonsuppletie op grond van het Handboek HR van de SVB en Bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid op grond van de CAO, in mindering dient te worden gebracht.
Nu partijen het er over eens zijn dat [eiser] tijdens de onderbreking salaris van de UWV, voornoemde loonsuppletie en bovenwettelijke uitkering heeft ontvangen, zal de kantonrechter de wettelijke verhoging en rente slechts toewijzen voor zover het loon dat [eiser] bij voortzetting van het dienstverband had moeten ontvangen hoger is dan hetgeen hij aan salaris van de belastingdienst, loonsuppletie en bovenwettelijke uitkering voornoemd heeft ontvangen.
[eiser] heeft een afkoopsom op grond van art. 7:682 lid 3 BW gevorderd. Deze is eveneens toewijsbaar. In het geval de werkgever herstel van de dienstbetrekking te bezwaarlijk vindt, heeft de wetgever dit niet wenselijk geacht en daarom bepaald dat de verplichting tot herstel steeds kan worden afgekocht. De verplichting tot herstel lost zich dan op in een verplichting tot betaling van een afkoopsom. De kantonrechter stelt de afkoopsom vast op € 153.000,00. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat uit het hiervoor overwogene volgt dat SVB zowel door de wijze waarop zij heeft besloten tot boventalligheid alsmede de gronden waarop zij heeft besloten dat [eiser] niet geschikt was voor de functie van Functional Designer, niet als goed werkgever heeft gehandeld. Uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de afkoopsom is een toepassing van factor C = 1,5 conform de kantonrechtersformule. Daarbij wordt uitgegaan van een bruto salaris van € 4.250,00 per jaar, nu SVB niet heeft betwist wat [eiser] heeft gesteld inzake zijn volledige bruto-salaris in nr. 51 van de dagvaarding.
Benadrukt wordt dat de afkoopsom, die moet worden aangemerkt als een vorm van bestraffing vanwege het handelen van SVB in strijd met het goed werkgeverschap, niet in mindering komt op hetgeen SVB in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst uit andere hoofde, zoals suppletie- en andere wachtgeldregelingen aan [eiser] verschuldigd is.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn - als onbetwist door SVB - toewijsbaar. De daarover gevorderde wettelijke rente wordt afgewezen, nu [eiser] niet gesteld heeft dat hij deze kosten reeds heeft voldaan.
3.11
SVB wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de opzegging van door SVB kennelijk onredelijk is in de zin van het bepaalde in artikel 7:681 BW;
veroordeelt SVB om de arbeidsovereenkomst met [eiser] uiterlijk op 1 maart 2015 te herstellen;
bepaalt dat de verplichting tot herstel van de arbeidsovereenkomst vervalt indien SVB [eiser] uiterlijk op 1 maart 2015 een afkoopsom van € 153.000,00 betaalt;
bepaalt dat SVB aan [eiser] over de periode van de onderbreking van het dienstverband, te weten van 1 december 2013 tot 1 maart 2015, het loon dient te betalen dat betaald had moeten worden zonder de onderbreking, waarop in mindering strekt het door [eiser] bij de belastingdienst verdiende salaris, alsmede de door hem over die periode ontvangen loonsuppletie en de bovenwettelijke uitkering op grond van de CAO;
veroordeelt SVB tot het betalen aan [eiser] van de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW ter hoogte van 25 % , alsmede de wettelijke rente vanaf 1 december 2013 tot de voldoening over het verschil tussen het loon dat [eiser] zonder de onderbreking had moeten ontvangen en hetgeen hij in de periode van de onderbreking van het dienstverband heeft ontvangen aan loon van de belastingdienst en loonsuppletie;
veroordeelt SVB tot het betalen aan [eiser] van € 2.894,91 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt SVB in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
- € 93,80 explootkosten;
- € 77,00 griffierecht;
- € 2.000,00 salaris gemachtigde;
----------------------------------
totaal € 2.170,00 inclusief eventueel verschuldigde BTW;
veroordeelt SVB tot betaling van een bedrag van € 250,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en SVB niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. Y.A.M. Jacobs , kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter