4.3Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst, met de officier van justitie en de raadsman, op grond van de door de uitvaardigende autoriteit op verzoek van het Openbaar Ministerie verstrekte nadere informatie vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis, te weten het vonnis van 29 september 2005 van the District Court in Przemyśl .
Artikel 12, onder a, eerste alternatief, van de OLW
Op grond van het door de uitvaardigende autoriteit ingevulde kruisjesformulier stelt de rechtbank vervolgens vast dat volgens de uitvaardigende autoriteit, de opgeëiste persoon niet in persoon is gedagvaard in de procedure in eerste aanleg, die heeft geleid tot het vonnis van 29 september 2005. Dat betekent dat de als eerste alternatief vermelde situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, van de OLW, te weten dat
de opgeëiste persoon tijdig en in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting die tot de beslissing heeft geleid, niet van toepassing. De rechtbank wijst er daarbij op dat ten aanzien van de procedure in hoger beroep de uitvaardigende autoriteit heeft verklaard dat de opgeëiste persoon niet is opgeroepen voor de behandeling ter terechtzitting.
Artikel 12, onder a, tweede alternatief, van de OLW
De uitvaardigende autoriteit heeft op het formulier aangekruist dat de als tweede alternatief vermelde situatie in artikel 12, onder a, van de OLW wel van toepassing is op, zo begrijpt de rechtbank, de procedure in eerste aanleg. Dat betreft de situatie dat de opgeëiste persoon
anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting en ervan in kennis is gesteld dat een vonnis kan worden gewezen wanneer hij niet ter terechtzitting verschijnt.
Als deze situatie volgens de uitvaardigende autoriteit aan de orde is, dient zij een toelichting te geven over de feitelijke gang van zaken. In dit geval bestaat de toelichting slechts uit de mededeling dat de opgeëiste persoon op 23 september 2005 op de hoogte is gebracht van de terechtzitting van 29 september 2005 en dat hij op dat moment gedetineerd was. Nu de rechtbank er, op grond van het ingevulde kruisjesformulier, vanuit moet gaan dat de opgeëiste persoon terwijl hij gedetineerd was niet in persoon op de hoogte is gebracht, had moeten worden toegelicht hoe de opgeëiste persoon dan wel (‘anderszins’) daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld. Deze toelichting ontbreekt. Hierbij merkt de rechtbank op dat deze toelichting met name ook van belang is nu het in de gevallen beschreven als in artikel 12, onder a tot en met d, van de OLW gaat om uitzonderingen op essentiële aanwezigheids- en verdedigingsrechten.
Ten aanzien van de procedure in hoger beroep heeft de uitvaardigende autoriteit verklaard dat de opgeëiste persoon niet is opgeroepen voor de behandeling ter terechtzitting.
De als tweede alternatief vermelde situatie in artikel 12, onder a, van de OLW is derhalve evenmin van toepassing op deze procedure.
Artikel 12, onder b, van de OLW
Uit de door de uitvaardigende autoriteit verstrekte informatie blijkt niet dat de situatie als bedoeld in artikel 12, onder b, van de OLW van toepassing is op de procedure in eerste aanleg.
Wel heeft de uitvaardigende autoriteit op het formulier aangekruist dat deze situatie van toepassing is op, zo begrijpt de rechtbank, de procedure in hoger beroep. Het betreft de situatie dat de opgeëiste persoon
op de hoogte was van de behandeling ter terechtzitting en een door hem gekozen of een hem van overheidswege toegewezen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ter terechtzitting zijn verdediging heeft gevoerd.Ook ten aanzien van deze situatie is de rechtbank echter van oordeel dat uit de vereiste toelichting van de uitvaardigende autoriteit omtrent de feitelijke gang van zaken onvoldoende duidelijk is geworden dat daadwerkelijk is voldaan aan alle voorwaarden, die daaraan zijn verbonden. Weliswaar heeft de uitvaardigende autoriteit verklaard dat the Regional Court Judge een advocaat heeft toegewezen aan de opgeëiste persoon en dat deze advocaat in hoger beroep de verdediging heeft gevoerd, maar niet is gebleken dat de opgeëiste persoon hem daartoe had gemachtigd.
Artikel 12, onder c, van de OLW
In artikel 12, onder c, van de OLW is de situatie vermeld dat de opgeëiste persoon
nadat het vonnis aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en tijdens welke de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis:
Uit de door de uitvaardigende autoriteit verstrekte informatie blijkt dat het verstekvonnis in eerste aanleg aan de opgeëiste persoon is betekend. Nu tevens blijkt dat hij hoger beroep heeft ingesteld, is de situatie als bedoeld in artikel 12, onder c, van de OLW echter evenmin van toepassing.
Artikel 12, onder d, van de OLW
Gezien het voorgaande is niet gebleken dat de situaties als bedoeld in artikel 12, onder a, b en c, van de OLW van toepassing zijn. Dat heeft tot gevolg dat de rechtbank in dit geval de overlevering slechts mag toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit de garanties als bedoeld in artikel 12, onder d, van de OLW heeft verstrekt en daartoe heeft vermeld
dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De rechtbank stelt vast dat voormelde garanties in dit geval niet zijn verstrekt.
Nu niet is gebleken dat de situaties als bedoeld in artikel 12, onder a, b en c, van de OLW van toepassing zijn en de garanties als bedoeld in artikel 12, onder d, van de OLW niet zijn verstrekt, is de weigeringsgrond van artikel 12 van de OLW van toepassing. De uitvaardigende autoriteit is al bij brief van het openbaar ministerie van 10 december 2014 in de gelegenheid geweest de in het EAB opgenomen informatie aan te vullen en heeft bij brief van 29 december 2014 ook daadwerkelijk aanvullende informatie verschaft. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden om nog een keer om aanvullende informatie te vragen.