Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 28 januari 2015,
- het proces-verbaal van comparitie van 16 april 2015 en de daarin genoemde stukken,
- de brief van mr. Hirdes naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
toestemming overdracht
kandragen. Dat impliceert, anders dan het woord “zal” een goederenrechtelijke onmogelijkheid, aldus Mia Media. De vordering is derhalve nooit overgedragen aan Qyn, aldus Mia Media.
Een Partij kan zijn rechten en verplichtingen uit deze geldleningsovereenkomst niet aan een derde overdragen dan wel door een derde doen overnemen, behoudens met de voorafgaande toestemming van de andere Partij.” Dat overdraagbaarheid onder voorwaarden mogelijk is, is niet voldoende om zonder meer aan te nemen dat het beding geen goederenrechtelijke werking heeft. Relevant is immers wat de betekenis van het verbod is als niet aan de voorwaarden is voldaan. Het werkwoord “kunnen” impliceert dat het beding partijen niet verbiedt de vordering over te dragen, maar dat het beding het onmogelijk maakt om – zonder toestemming – de vordering over te dragen. Uit die formulering blijkt dat de partijen bij de geldleningsovereenkomst, NBG en Mia Media, een verbod met goederenrechtelijke werking hebben beoogd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het beding goederenrechtelijke werking heeft.
€ 2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)