In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 april 2015 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen [eiser] en REAAL Schadeverzekeringen N.V. [eiser] heeft een verzoek ingediend om een nader voorschot van € 5.000,00 te ontvangen, na eerder al een bedrag van € 45.000,00 te hebben ontvangen. Het verzoek is gedaan in het kader van een schadevergoeding na een ongeval dat plaatsvond op 2 december 1999, waarbij [eiser] letsel opliep. REAAL, als WAM-verzekeraar van de betrokken automobilist, heeft in het verleden al verschillende voorschotten aan [eiser] betaald, maar stelt dat de schade inmiddels volledig is vergoed.
De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de deelgeschilprocedure bedoeld is voor situaties waarin partijen stuiten op geschilpunten die de buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. De rechtbank oordeelt dat de beslechting van het verzoek om een voorschot van € 5.000,00 niet zal bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, gezien de aangekondigde bodemprocedure door [eiser].
Daarom heeft de rechtbank het verzoek om het voorschot afgewezen en ook de kostenbegroting van [eiser] afgewezen, omdat het verzoek als nodeloos en onterecht werd beschouwd. De rechtbank benadrukt dat het voor [eiser] duidelijk had moeten zijn dat het verzoekschrift niet kansrijk was, gezien de eerdere toezegging van REAAL en de reeds betaalde voorschotten. De beslissing is genomen door mr. W.M. de Vries, rechter, en is openbaar uitgesproken op 23 april 2015.