Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 september 2014;
- de akte overlegging producties van Hestia;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 28 januari 2015, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 9 april 2015, met de daarin vermelde stukken.
2.De feiten
schriftelijkingediend had moeten worden.
3.Het geschil
primair:tot nakoming van de overeenkomst d.d. 20 oktober 2008 tot betaling aan Hestia van een bedrag van € 364.864,-, vermeerderd met de wettelijke rente;
subsidiair en meer subsidiair:tot vergoeding aan Hestia van de door haar in de periode vanaf 20 augustus 2008 tot en met de datum van een vonnis reeds geleden schade, te begroten op € 364.864,-, vermeerderd met de wettelijke rente, verhoogd met de daadwerkelijk door Hestia gemaakte kosten ter financiering van een bedrag van € 364.864,-;
meest subsidiair:tot vergoeding aan Hestia van de door haar in de periode van 1 december 2007 tot en met 1 mei 2009 gemaakte kosten tot een bedrag van € 102.517,46, vermeerderd met de wettelijke rente;
meest subsidiair:betaling van € 364.384,-, vermeerderd met de wettelijke rente;
4.De beoordeling
5.De beslissing
1 juli 2015voor uitlating door de gemeente of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden augustus, september en oktober direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,