ECLI:NL:RBAMS:2015:354

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2015
Publicatiedatum
28 januari 2015
Zaaknummer
CV EXPL 14-17411
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en re-integratieverplichtingen in arbeidsrechtelijke geschillen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 16 januari 2015, staat de vraag centraal of er een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen de werkneemster, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, Delphi Hotel B.V. De werkneemster, die sinds april 2013 ziek was, had een arbeidsovereenkomst met Delphi en was werkzaam als ontbijtmedewerkster. Na een periode van ziekte en een aantal gesprekken over re-integratie, heeft Delphi op 23 november 2013 een voorstel gedaan om de arbeidsovereenkomst te beëindigen met een ontslagvergoeding van zes maandsalarissen. De werkneemster heeft dit voorstel verworpen en een tegenvoorstel gedaan van twintig maandsalarissen. De onderhandelingen zijn vervolgens afgebroken, wat leidde tot een patstelling.

De kantonrechter oordeelt dat er geen overeenstemming is bereikt over de hoogte van de ontslagvergoeding, wat essentieel is voor de totstandkoming van een beëindigingsovereenkomst. De vordering van de werkneemster om te verklaren dat er een vaststellingsovereenkomst is ontstaan, wordt afgewezen. Daarnaast wordt geoordeeld dat Delphi niet gehouden was om door te onderhandelen, gezien de hoogte van het tegenvoorstel van de werkneemster.

De rechtbank concludeert dat het UWV toestemming heeft gegeven voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst, gebaseerd op het feit dat de werkneemster onvoldoende had meegewerkt aan haar re-integratie. De kantonrechter stelt vast dat de werkneemster, hoewel zij zich in eerste instantie volledig arbeidsongeschikt verklaarde, later aangaf open te staan voor externe re-integratie. De rechter oordeelt dat Delphi, hoewel zij in lichte mate in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld, de arbeidsovereenkomst op een rechtmatige manier heeft opgezegd. De werkneemster krijgt een schadevergoeding van drie maandsalarissen toegekend, omdat de gevolgen van het ontslag voor haar te zwaar waren in vergelijking met het belang van Delphi.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3171404 CV EXPL 14-17411
vonnis van: 16 januari 2015
fno.: 646

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. O.H.A. Mo-Ajok
t e g e n

de besloten vennootschap Delphi Hotel B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Delphi
gemachtigde: mr. D.H. Oolbekkink

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 26 september 2014 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering daarvan heeft op 2 december 2014 een comparitie na antwoord plaatsgevonden. [eiseres] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Delphi is verschenen vertegenwoordigd door [naam 1], [naam 2], [naam 3] en bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben op 15 december 2014 laten weten niet tot overeenstemming te zijn gekomen.
Ten slotte is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[eiseres], geboren op [geboortedag], is per [datum] op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst gekomen bij (de rechtsvoorganger van) Delphi, en is laatstelijk werkzaam geweest in de functie van ontbijtmedewerkster, tegen een salaris van laatstelijk € 1.439,12 bruto per maand.
1.2.
[eiseres] heeft zich op 30 april 2013 ziek gemeld.
1.3.
Op 29 augustus 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen onder andere [naam 1], [eiseres] en [naam 4]. In dit gesprek beklaagde [eiseres] zich over seksueel intimiderend gedrag van [naam 4]. Volgens de – in de Engelse taal - van dit gesprek opgestelde notulen heeft [naam 4] zijn excuses voor zijn gedrag aangeboden, daarbij opmerkend dat het nooit zijn bedoeling was [eiseres] te misbruiken (‘abuse’) en heeft [eiseres] opgemerkt weer, vrij samengevat, verder te kunnen gaan. In het verslag is onder andere vastgelegd:
“[naam 1]: are we ready to make the next steps?
[eiseres] en [naam 4]: yes
[naam 1]: (…) So, I will not accept any type of intimidation at work anymore.
(…)
[naam 1]: Can we set a date when all the paperwork around your health has been received from [naam 4], [eiseres]?
: When I receive the report, then I can let you know when I can come back to work.(…) I will contact you next week and set a date to come back with you then.”
1.4.
[eiseres] heeft haar werkzaamheden na 29 augustus 2013 niet hervat.
1.5.
De bedrijfsarts [bedrijfsarts] heeft op 4 oktober 2013 gerapporteerd: “Er is sprake van ziekte/gebrek. Op grond hiervan is mevrouw m.i. verminderd belastbaar op dit moment. De klachten van mevrouw zijn reëel. Deze klachten zijn een rechtstreeks gevolg van een verstoorde werkrelatie. Adequate behandeling is reeds opgestart en loopt nog door. Mevrouw heeft beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren. Op grond hiervan heeft mevrouw ook beperkingen in werktempo, werkduur en piekbelasting. Tevens is er sprake van een forse energetische beperking. (…) Prognose: Somber, m.i. niet raadzaam mevrouw te re-integreren bij huidige werkgever. Advies: Ik adviseer werkgever en werknemer om in gesprek te blijven met elkaar om zo te komen tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing. Te overwegen valt een NMI geregistreerde mediator in te schakelen om zo te komen tot een finale oplossing van deze werk gerelateerde problematiek.”
1.6.
Tussen partijen is nadien gesproken over beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
1.7.
Delphi heeft op 23 november 2013 een voorstel gedaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 december 2013 en toekenning van een vergoeding aan [eiseres] van zes maandsalarissen, zijnde € 8.202,96 bruto.
1.8.
De gemachtigde van [eiseres] heeft bij brief van 26 november 2013 aan Delphi laten weten te kunnen instemmen met dit voorstel, mits een vergoeding zou worden aangeboden van twintig maandsalarissen, zijnde € 28.782,40 bruto.
1.9.
Delphi heeft naar aanleiding van deze brief van [eiseres]’ gemachtigde [eiseres] opgeroepen voor een re-integratiegesprek op 3 december 2013. Dit gesprek heeft op 3 december 2013 plaatsgevonden.
1.10.
Delphi heeft bij brief van 4 december 2013 aan [eiseres] een bevestiging gestuurd van de inhoud van het gesprek op 3 december 2013. Delphi schrijft dat zij aan [eiseres] heeft aangeboden een re-integratietraject te gaan volgen, als ook graag te willen spreken over het door de bedrijfsarts geadviseerde mediationtraject. [eiseres] heeft, aldus de brief van Delphi, echter te kennen gegeven niet bereid te zijn om te re-integreren, niet binnen Delphi en niet daarbuiten. Delphi schrijft het aanbod tot het betalen van zes maandsalarissen te hebben gedaan op verzoek van [eiseres], dat het vervolgens vorderen van twintig maandsalarissen haar heeft gegriefd en Delphi draagt [eiseres] op mee te werken aan de re-integratie bij gebreke waarvan het loon zal worden stopgezet.
1.11.
[eiseres] heeft bij brief van 6 december 2013 gereageerd op de brief van 4 december 2013. [eiseres] schrijft in haar brief dat zij nog ziek is en niet in staat is om te kunnen werken en te kunnen re-integreren. Wat betreft haar handelwijze is sprake van voortschrijdend inzicht. Zij stelt dat haar klachten over het seksueel intimiderend gedrag van [naam 4] nooit serieus genomen zijn. Zij betwist de gerechtigheid van Delphi om het loon te kunnen stopzetten.
1.12.
Op 13 december 2013 heeft Delphi aan [eiseres] een brief geschreven met onder andere de volgende inhoud: “In uw brief schrijft u dat u ‘momenteel ziek bent en niet in staat bent om te kunnen werken en te kunnen re-integreren’. (…) Conform de wet Poortwachter zijn wij op dit moment echter gehouden het huidige advies van de Arbo arts op te volgen. Deze heeft vastgesteld dat u wel beperkt inzetbaar bent (…). Zolang dit advies niet is ontkracht door een UWV arts ligt dit advies voor en dient u dat ook op te volgen. U doet dat nog steeds niet. (…) Gelet hierop zal de loonsanctie van kracht blijven. (…) Mocht u uw standpunt terzake de re-integratie nog heroverwegen en nu wel bereidwillig zijn, dan vernemen wij dat graag per direct van u. Wij zullen dan met u opnieuw een gesprek inplannen. Zoals gezegd willen wij het met u dan primair hebben over een re-integratie buiten Delphi, omdat de bedrijfsarts heeft gesteld dat re-integratie binnen Delphi niet raadzaam zou zijn. (…)”
1.13.
Delphi heeft op 3 december 2013 een deskundigenadvies verzocht.
1.14.
De behandelend psycholoog van [eiseres], dr. C.C. Berghout, heeft op 10 december 2013 aan het UWV geschreven: “Aangezien er sprake is geweest van seksuele aanranding op het werk, en er geen bevredigende oplossing is gekomen, ontraad ik een terugkeer naar werk ten zeerste. Dit advies wordt gesteund door de huisarts en ARBO arts. Mocht er meer informatie nodig zijn, kunt u altijd contact met mij opnemen via e-mail (volgt e-mail adres, toevoeging kantonrechter).”
1.15.
Het UWV heeft, ondertekend door [arbeidsdeskundige], in het deskundigenoordeel op 23 december 2013 geschreven de door [eiseres] uitgevoerde re-intregratie-inspanningen niet voldoende te achten. In dit oordeel wordt melding gemaakt van de visie van de ingeschakelde verzekeringsarts. Deze is van mening dat geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden. [eiseres] kan medisch gezien meewerken aan re-integratie. “De re-integratie zou zich dan moeten richten op passend werk bij een andere werkgever dan het Delphi hotel.”
1.16.
Op 3 januari 2014 heeft Delphi aan het UWV een ontslagvergunning verzocht ten behoeve van [eiseres].
1.17.
[eiseres] heeft op 21 januari 2014 aan Delphi geschreven “unconditionally prepared” te zijn buiten Delphi te re-integreren.
1.18.
Naar aanleiding van een door [eiseres] verzocht deskundigenoordeel heeft [arbeidsdeskundige] van het UWV op 5 februari 2014 geschreven de door Delphi uitgevoerde re-integratie-inspanningen voldoende te achten.
1.19.
Het UWV heeft, na verweer van [eiseres], een repliek van Delphi en een dupliek van [eiseres], op 17 maart 2014 een ontslagvergunning verstrekt. Het UWV overweegt onder andere dat [eiseres] in haar brief van 6 december 2013 onvoldoende blijk heeft gegeven open te staan voor re-integratie. [eiseres] heeft weliswaar op 21 januari 2014 aangegeven wel open te staan voor re-integratie buiten de onderneming, maar die “rijkelijk laat” toegestuurde brief doet niet af aan haar eerdere tekortkomingen.
1.20.
Met gebruikmaking van deze ontslagvergunning heeft Delphi de arbeidsovereenkomst bij brief van 19 maart 2014 per 1 mei 2014 opgezegd.

Vordering en verweer

2. [eiseres] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, (i) voor recht te verklaren dat tussen [eiseres] en Delphi een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in art. 7:900 BW tot stand is gekomen; (ii) voor recht te verklaren dat Delphi in de nakoming van deze vaststellingsovereenkomst tekort is geschoten; (iii) voor recht te verklaren dat Delphi jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door de pre-contractuele redelijkheid en billijkheid niet in acht te nemen; (iv) voor recht te verklaren dat Delphi de met [eiseres] gesloten arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk heeft opgezegd; (v) Delphi te veroordelen om aan [eiseres] een schadevergoeding te betalen van € 14.391,20, te vermeerderen met rente; (vi) Delphi te veroordelen aan [eiseres] te betalen de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten; (vii) Delphi te veroordelen in de proceskosten.
3. [eiseres] voert daartoe aan dat eind november 2013 een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen, althans dat Delphi de onderhandelingen daarover niet had mogen afbreken. Daarnaast acht [eiseres] de door Delphi gedane opzegging kennelijk onredelijk, vanwege het in strijd met het goed werkgeverschap handelen door Delphi en de voor [eiseres] te ernstige gevolgen.
4. Delphi verweert zich tegen de vorderingen. Zij voert daartoe aan dat [eiseres], met haar brief van 26 november 2013, het voorstel van Delphi heeft verworpen, en Delphi niet gehouden was door te onderhandelen. Delphi acht de opzegging niet kennelijk onredelijk, aangezien [eiseres] haar re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. Van strijd met goed werkgeverschap is geen sprake.

Beoordeling

5. Delphi heeft op 23 november 2013 een voorstel gedaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 december 2013 onder toekenning van 6 maandsalarissen. [eiseres] deed daarop een tegenvoorstel, houdende betaling van twintig maandsalarissen. Het doen van een dergelijk tegenvoorstel betekent het door [eiseres] verwerpen van het voorstel van Delphi. De hoogte van de te betalen ontslagvergoeding is een essentieel onderdeel van een overeenkomst tot beëindiging van een arbeidsrelatie. Er is daarom over een essentieel onderdeel geen overeenstemming bereikt. Er is dus geen beëindigingsovereenkomst tot stand gekomen. De eerste vordering wordt afgewezen.
6. Gelet op de hoogte van het door [eiseres] gedane tegenvoorstel, een meer dan driemaal zo hoge vergoeding als door Delphi was aangeboden, waarbij de hoogte van het voorstel van [eiseres] bovendien uitging van een groot aan Delphi te maken verwijt, was Delphi niet gehouden naar aanleiding van het tegenvoorstel van [eiseres] door te onderhandelen. Van strijd met de in acht te nemen pre-contractuele goede trouw is daarom geen sprake. De tweede vordering wordt afgewezen.
7. Het UWV heeft toestemming gegeven de arbeidsovereenkomst op te zeggen en Delphi heeft van die toestemming gebruik gemaakt. Hoewel Delphi niet met zo veel woorden schrijft dat de opzegging ook is gebaseerd op de door het UWV genoemde gronden dient daar, bij gebrek van enige andere indicatie, van te worden uitgegaan.
8. Het UWV heeft de toestemming gebaseerd op de overweging dat van Delphi voortzetting van het dienstverband redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Daartoe wordt overwogen dat [eiseres] onvoldoende heeft meegewerkt aan het re-integratietraject.
9. De arbodienst heeft op 4 oktober 2013 geoordeeld dat sprake is van ziekte/gebrek, op grond waarvan een verminderde belastbaarheid bestaat. Terugkeer bij Delphi wordt niet raadzaam geacht. De bedrijfsarts laat er zich niet expliciet over uit of [eiseres] wel arbeidsgeschikt is om externe re-integratie-activiteiten te verrichten.
10. [eiseres] heeft zich bij brief van 6 december 2013 ondubbelzinnig op het standpunt gesteld volledig arbeidsongeschikt te zijn, en daarom niet in staat te zijn hetzij binnen Delphi (eerste spoor) hetzij buiten Delphi (tweede spoor) te re-integreren. Vanaf 21 januari 2014 heeft zij zich, overigens zonder nadere onderbouwing, schriftelijk op het standpunt gesteld wel bereid en in staat te zijn extern te re-integreren.
11. Het UWV heeft zich in haar deskundigenoordelen op het standpunt gesteld dat Delphi voldoende had gedaan aan de re-integratie van [eiseres] en dat [eiseres] in die re-integratie tekort was geschoten. Het UWV verwijst daarbij naar het standpunt van de ingeschakelde verzekeringsarts die van oordeel is dat geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden, en dat dus externe re-integratie mogelijk is. Uit de brief van de behandelend psycholoog blijkt niet ondubbelzinnig of deze van mening is dat [eiseres] geschikt is voor externe re-integratie. De psycholoog lijkt te schrijven dat hij [eiseres] niet geschikt acht voor ieder werk ( “ontraad ik terugkeer naar werk”), maar wellicht bedoeld de psycholoog te schrijven dat hij terugkeer naar “het” werk ontraad, aangezien in de daaraan voorafgaand zin sprake is van aanranding op “het” werk. In die lezing is terugkeer naar ander werk niet uitgesloten. Nu de psycholoog aanbood via e-mail open te staan voor nadere toelichting, had het op de weg van het UWV gelegen dit aspect te verifiëren.
12. Het deskundigenoordeel betekent dat Delphi zich gesteund kon voelen in haar standpunt dat [eiseres] ten onrechte externe re-integratie afhield. Wanneer niet uitgesloten is dat de behandelaar van [eiseres] iedere re-integratie afraadt betekent dat dat [eiseres] mocht menen dat re-integratie om medische redenen niet van haar kon worden gevergd.
13. Ter comparitie heeft Delphi verklaard dat op 3 december 2013 melding is gemaakt van te volgen externe re-integratie, doch dat nog geen idee aanwezig was hoe dat zou kunnen plaatsvinden.
14. De kantonrechter is van oordeel dat op grond hiervan niet ondubbelzinnig is komen vast te staan of [eiseres] tussen 3 december 2013 en 21 januari 2014 medisch geschikt was om arbeid in het kader van het tweede spoor buiten Delphi te verrichten. Daarmee is niet komen vast te staan dat haar dat verwijt kan worden gemaakt.
15. De kantonrechter is van oordeel dat gelet op de handelwijze van [eiseres], voortzetting van het dienstverband redelijkerwijs van Delphi niet kon worden gevergd. Met het afgebroken zijn van de onderhandelingen over een ontslagtraject eind november 2013, en met de weigering van [eiseres] om extern te re-integreren medio december 2013, zonder dat was komen vast te staan dat zij daartoe medisch niet in staat was, was voor Delphi een patstelling ontstaan. Dat deze patstelling kon ontstaan, is voor een belangrijk deel aan [eiseres] te wijten. Zij heeft immers niet weersproken in november 2013 een ontslagvergoeding van zes maandsalarissen te hebben genoemd, en toen Delphi dit bedrag ook concreet aanbod, daar niet mee te hebben ingestemd maar een veel hoger bedrag te hebben voorgesteld. Ook had van [eiseres] mogen worden verwacht tegenover Delphi beter te onderbouwen op grond waarvan zij op en na 3 december 2013 meende volledig arbeidsongeschikt te zijn, althans op medische gronden niet in staat te zijn tot externe re-integratie. Daar staat tegenover dat Delphi niet of onvoldoende heeft onderbouwd waarom tegenover [eiseres] niet inhoudelijk is gereageerd op haar brief van 21 januari 2014, terwijl de volledige loonstopzetting tot aan het einde van het dienstverband wel gehandhaafd bleef.
16. De kantonrechter is op grond hiervan van oordeel dat Delphi, zij het in lichte mate, gehandeld heeft in strijd met het goed werkgeverschap. Gelet op alle hierboven genoemde omstandigheden, waaronder de ook door de arbodienst onderkende oorzaak van het arbeidsconflict, alsmede de uitkomst dat [eiseres] vanaf december 2013 verstoken is geweest van inkomsten, zijn de gevolgen van het ontslag voor haar te zwaar in vergelijking met het belang van Delphi.
17. [eiseres] heeft ter comparitie verklaard in oktober 2014 ander werk te hebben gevonden. De door haar geleden materiële schade is daarmee beperkt gebleven. Bovendien valt die materieel schade zeker niet volledig aan Delphi toe te rekenen. De kantonrechter kent daarom aan [eiseres] een vergoeding toe van drie maandsalarissen, te weten een bedrag van € 4.101,48 bruto. Dit bedrag wordt verhoogd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding.
18. Nu slechts een beperkt gedeelte van het gevorderde bedrag is toegekend is er geen aanleiding Delphi te veroordelen in gemaakte buitengerechtelijke kosten.
19. Nu beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat Delphi de arbeidsovereenkomst met [eiseres] kennelijk onredelijk heeft opgezegd;
veroordeelt Delphi om aan [eiseres] een bedrag van € 4.101,48 bruto te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2014;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. G.C. Boot, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.