13.1.De rechtbank overweegt dat op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, verweerder de aanvragen van eiseres in de bezwaarprocedure alsnog in redelijkheid zou hebben kunnen weigeren. Verweerder heeft in het bestreden besluit gekozen voor intrekking van de vergunningen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet juist, omdat na herroeping van de primaire besluiten alsnog op de aanvragen beslist diende te worden. De hiertegen gerichte beroepsgrond van eiseres slaagt dus. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank is van oordeel dat het opnieuw in de zaak voorzien door verweerder na een eventuele opdracht van de rechtbank, redelijkerwijs niet tot een andere uitkomst van het geschil zal leiden. De rechtbank verklaart het bezwaar van [derde belanghebbenden] dan ook gegrond en zal de primaire besluiten I herroepen en de vier aanvragen van eiseres om woningonttrekkingsvergunningen afwijzen. Voorts verklaart de rechtbank het bezwaar van [derde belanghebbenden] tegen het afgewezen verzoek om intrekking van de woningonttrekkingsvergunningen niet-ontvankelijk. Er is immers niet gebleken dat hij bij een beoordeling van dat bezwaar – gezien al het voorgaande – nog belang heeft. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd over het zonder waarschuwing intrekken en het onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de vergunningvoorwaarden zijn overtreden om tot intrekking van de woningonttrekkingsvergunningen te kunnen overgaan, behoeft, gelet op het bovenstaande, geen bespreking meer.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).
in de zaak AMS 14/4720 – de omgevingsvergunningen
16. De rechtbank merkt de Huurdersvereniging Centrum in deze zaak als derde-partij aan.
17. Ter zitting heeft eiseres de beroepsgrond dat sprake is van strijd met artikel 7:6, eerste lid, van de Awb ingetrokken.
18. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder het bezwaar van (onder andere) de Huurdersvereniging Centrum tegen de primaire besluiten II niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Binnen zes weken na de datum van het besluit moet bezwaar worden gemaakt. Dat de besluiten gedurende een andere periode dan de bezwaartermijn ter inzage hebben gelegen, betekent niet dat daarom een termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Eiseres heeft verwezen naar rechtspraak van de Afdeling.