Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
in conventie
12.844,00(4,0 punten × tarief € 3.211,00)
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die voortvloeit uit een tussenvonnis van 1 oktober 2014, heeft de rechtbank Amsterdam op 10 juni 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee partijen. De eiser in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Jasper, en de gedaagde in conventie, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.J.P. Liefting, hebben een geschil over de ontbinding van een koopovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde in conventie erin is geslaagd het bewijs te leveren van zijn stelling dat tijdens een bespreking op 17 oktober 2011 afspraken zijn gemaakt over de ontbinding van de koopovereenkomst. De rechtbank heeft drie getuigen gehoord die de inhoud van deze bespreking bevestigden, terwijl de verklaringen van de getuigen van de eiser in conventie niet voldoende houvast boden om de tegenstrijdige verklaringen te weerleggen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gedaagde in conventie niet aan zijn afnameverplichting hoefde te voldoen, omdat er overeenstemming was bereikt over de ontbinding van de overeenkomst. De eiser in conventie heeft niet aangetoond dat hij na de bespreking op 17 oktober 2011 heeft aangedrongen op nakoming van de overeenkomst, wat de rechtbank als een indicatie beschouwde dat ook de eiser in conventie de ontbinding van de koopovereenkomst als reëel beschouwde. De vorderingen van de eiser in conventie zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde in conventie.
In reconventie heeft de gedaagde in conventie een bewijsopdracht gekregen, maar is niet geslaagd in het bewijs dat er afspraken waren gemaakt over de kosten van de vergunningaanvraag. De rechtbank heeft ook deze vorderingen afgewezen. De kostenveroordeling in reconventie is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.