Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 26 juni 2013 (hierna: het tussenvonnis),
- de akte uitlating enquête tevens houdende overlegging producties van [eiseres] van 21 augustus 2013,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor, gehouden op 19 november 2013,
- het proces-verbaal van tegenverhoor (vermeld als ‘getuigenverhoor’), gehouden op 13 maart 2014,
- het proces-verbaal van voortzetting tegenverhoor, gehouden op 5 september 2014, tevens inhoudende een rolinstructie,
- de antwoordakte uitlaten na tussenvonnis d.d. 23 juni 2013 van [gedaagde] van 8 oktober 2014,
- de conclusie na enquête tevens antwoordakte van [eiseres] van 19 november 2014,
- de conclusie na enquête zijdens gedaagde van [gedaagde] van 31 december 2014.
sui generis. De rechtbank neemt in aanmerking dat [gedaagde] voor de deelname aan de
Canal Paradeeen boot heeft gehuurd om de deelnemers te vervoeren. [gedaagde] heeft zich krachtens overeenkomst tegenover [eiseres] verbonden haar aan boord van deze boot te vervoeren. Daarmee kwalificeert de tussen [gedaagde] en [eiseres] gesloten overeenkomst als een vervoerovereenkomst. Dat [gedaagde] de boot niet zelf vaart maar daarvoor een of meer schippers inhuurt, doet daaraan niet af.
briefing(zie r.o. 2.2 tussenvonnis) een uitsluiting van aansprakelijkheid bevat, staat dat derhalve niet aan toewijzing van de vordering van [eiseres] in de weg. Dat betekent dat het beroep van [eiseres] op de artikelen 6:233 (sub a en b) en 6:234 lid 1 onder a BW geen verdere bespreking behoeft.
2.260,00(5 punten × tarief II)