De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch Pro Justitia rapport van 18 februari 2015 van L.M.L. Thung, klinisch psycholoog. Dit rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Op grond van de beschikbare informatie kan worden vastgesteld dat verdachte lijdt aan focale complexe temporale epilepsie, zich manifesterend in complex partiële en incidenteel secundair gegeneraliseerde tonisch-clonische aanvallen, met post-ictale verwardheid en geagiteerd gedrag. Uit neurologisch onderzoek volgt dat de epilepsie leidt tot hersenbeschadigingen, in de vorm van duidelijke atrofie van de linker hippocampus en geobjectiveerde afwijkingen, die passen bij het prefrontaal syndroom. Op basis van het voorgaande is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis, in de vorm van een organische persoonlijkheidsverandering als gevolg van epilepsie en het prefrontaal syndroom. Als gevolg van deze beperkingen is verdachtes vermogen tot het overzien van consequenties en de controle over impulsen ernstig aangetast. Dit alles maakt verdachte extreem kwetsbaar voor affectlabiliteit, agressieve prikkelbaarheid en impulsiviteit, verwardheid en regulatiestoornissen. Tot slot wordt bij verdachte een ernstige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens vastgesteld, in de vorm van intellectuele vermogens op licht zwakzinnig niveau. Ook zijn er taalfunctiestoornissen, leerproblemen, communicatieproblemen, beperkte zelfredzaamheid, alles leidend tot sociaal isolement. Ten tijde van het tenlastegelegde was bij verdachte sprake van deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Verdachte geeft aan dat zijn zoon niet wilde luisteren, dat zijn zoon altijd naar zijn moeder luisterde, dat zij ruzie kregen, dat hij, verdachte, wilde dat zijn huis netjes en opgeruimd was, dat hij wilde dat zijn zoon het huis ging opruimen en dat hij boos was dat zijn zoon over een sleutel van het huis beschikte. Verdachte zegt dat hij zelf ook niet weet waarom hij zijn zoon met een mes heeft gestoken. Ook verklaart verdachte dat hij in de aanloop naar het tenlastegelegde geïrriteerd was, woedend werd, dat hij ontzettend kwaad was op zijn zoon en zelf ook niet weet waarom.
Of de epilepsieaanval en de collaps eerder op de dag verdachte reeds in affectlabiele en/of verwarde toestand hebben gebracht, kan niet worden achterhaald. Op basis van het voorgaande kan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden verondersteld dat verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde rechtstreeks en volledig zijn beïnvloed door de ziekelijke stoornis in de vorm van organische persoonlijkheidsverandering in combinatie met de beschreven gebrekkige ontwikkeling. Met name de defecteuze affect-, impuls- en agressieregulatie op basis van de combinatie van ernstig hersenorganisch lijden en lichte zwakzinnigheid, hebben maximaal doorgewerkt in het tenlastegelegde. Voornoemde factoren kunnen al bij relatief geringe stresserende en frustrerende invloeden scherp worden aangesproken en die -mede gegeven de defectueuze gewetensremming en de zeer gebrekkige empathische vermogens- niet afgeremd of gecontroleerd kunnen worden. Dit heeft ten tijde van het tenlastegelegde geresulteerd in een massale impulsdoorbraak, waarbij verdachtes wils- en handelingsvrijheid zo extreem was aangetast dat geen aantoonbare ruimte was om innerlijk overleg te plegen, zijn handelen te heroverwegen, de consequenties van zijn handelen te overzien en andere keuzes te overwegen en te maken.
Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het tenlastegelegde aan verdachte niet kan worden toegerekend.