ECLI:NL:RBAMS:2015:3235

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 mei 2015
Publicatiedatum
29 mei 2015
Zaaknummer
KK EXPL 15-418
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorbetaling van loon in kort geding na ontslag op staande voet wegens vermeende diefstal van cacao

In deze zaak vorderde de eiser, Katoen Natie Amsterdam B.V., in kort geding betaling van zijn salaris na een ontslag op staande voet door zijn werkgever, KNA. De eiser was op 28 februari 2015 als enige werknemer werkzaam op een locatie van KNA en had een vrachtwagen beladen met cacao zonder deze te wegen, wat leidde tot beschuldigingen van diefstal. KNA ontsloeg de eiser op 2 maart 2015, maar de eiser betwistte de rechtmatigheid van dit ontslag en vorderde zijn salaris over de maand maart 2015. Tijdens de mondelinge behandeling werden getuigen gehoord, waaronder de eiser zelf en twee medewerkers van KNA. De kantonrechter oordeelde dat onvoldoende bewijs was geleverd dat de eiser opzettelijk had deelgenomen aan een poging tot ontvreemding van cacao. De rechter concludeerde dat de omstandigheden niet voldoende waren om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. De loonvordering van de eiser werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten werden gecompenseerd. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 juni 2015, maar de rechter beperkte de wettelijke verhoging tot nihil, gezien het verwijt dat ook aan de eiser gemaakt kon worden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3984174 KK EXPL 15-418
vonnis van: 26 mei 2015
func.: 646

vonnis van de kantonrechterkort geding

i n z a k e

[eiser]

wonende te [plaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. P. van Keulen (SRK)
t e g e n

de besloten vennootschap KATOEN NATIE AMSTERDAM B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: KNA
gemachtigde: mr. L.H. van de Kar

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 30 maart 2015 heeft [eiser] een voorziening gevorderd. KNA heeft op voorhand producties ingebracht.
Op 28 april 2015 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden van het verzoekschrift, tegelijkertijd met de mondelinge behandeling van het door KNA met betrekking tot [eiser] ingediende ontbindingsverzoek (rolnummer 4038319 EA VERZ 15-377). [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn echtgenote en zijn zwager, en bijgestaan door zijn gemachtigde. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen. KNA is verschenen vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] en bijgestaan door haar gemachtigde.
Vervolgens is in beide zaken een getuigenverhoor bepaald, welk getuigenverhoor heeft plaatsgevonden op 12 mei 2015. Als getuigen zijn gehoord [eiser], [naam 2] en [naam 1].
Vervolgens hebben beide partijen, door mr. P.A. Schmidt namens de gemachtigde van [eiser], op 19 mei 2015 een akte naar aanleiding van het getuigenverhoor genomen. De door KNA aan deze akte gevoegde productie alsmede de vervolgens door KNA ingebrachte stukken zijn buiten beschouwing gelaten.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Als uitgangspunt geldt het volgende:
1. [eiser], geboren op [datum], is per 1 juli 2002 in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) KNA in de functie van algemeen buitendienst medewerker. Het laatst verdiende salaris bedraagt € 3.306,26 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
2. KNA is een bedrijf dat zich richt op de ontvangst en op- en overslag van onder andere cacaobonen. KNA exploiteert magazijnen en loodsen in de haven van Amsterdam en Zaandam.
3. [eiser] verricht zijn werkzaamheden op verschillende locaties van KNA.
4. [eiser] was op zaterdag 28 februari 2015 als enige werknemer werkzaam op de locatie Sluis 2. Die dag stond geregistreerd dat zes vrachtwagens cacaobonen zouden komen ophalen, welke vrachtwagens door [eiser] beladen dienden te worden. Die zaterdag heeft [eiser] ook een zevende vrachtwagen, van het bedrijf [naam 3] (verder: [naam 3]), beladen met cacao, zonder deze zevende vrachtwagen vooraf en na afloop te wegen, en zonder hiervoor papieren in te vullen.
5. De aankomst en het vertrek van deze zevende vrachtwagen is gebleken uit camerabeelden.
6. KNA heeft [eiser] op 2 maart 2015 ondervraagd over de gang van zaken op 28 februari 2015 en hem vervolgens die dag op staande voet ontslagen.
7. [eiser] heeft bij brief van 4 maart 2015 de vernietiging van het gegeven ontslag op staande voet ingeroepen.

STANDPUNT VAN PARTIJEN

8. [eiser] vordert KNA te veroordelen aan hem te betalen € 3.306,26 bruto, zijnde het salaris over maart 2015, onder afgifte van een deugdelijke bruto-/netto specificatie, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging, alsmede een salaris van € 3.306,26 bruto per maand vanaf 1 april 2015 tot de datum van het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, met veroordeling van KNA in de proceskosten.
9. KNA verweert zich tegen de vorderingen.
10. De argumenten die partijen aan hun standpunten ten grondslag leggen zullen hierna worden besproken.

BEOORDELING

11. In het onderhavige kort geding dient te worden beoordeeld of de omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook slechts een voorlopig oordeel.
12. [eiser] heeft erkend op 28 februari 2015 een vrachtwagen van het bedrijf [naam 3] te hebben beladen, en wel met 9 à 10 scheppen cacao, zonder deze vrachtwagen vooraf of na afloop van de belading te hebben gewogen en zonder hiervoor verder ook papieren te hebben ingevuld. [eiser] heeft onder ede verklaard hiertoe op zaterdag 28 februari 2015 van zijn leidinggevende [naam 4] (verder: [naam 4]) opdracht te hebben gekregen. [eiser] heeft daaraan onder ede het volgende toegevoegd. Hij kreeg op vrijdag 27 februari 2015 het verzoek van [naam 4] op de 28e te werken omdat die zaterdag nog open stond. Op zaterdag 28 februari 2015 werd hij gebeld door [naam 4] met de mededeling dat over een half uur een vrachtwagen van [naam 3] zou komen, dat hij die moest vullen en dat de administratie later zou komen. “Normaal moet je wegen, vullen en daarna weer wegen. Dat hoefde dus nu niet.” [eiser] kende [naam 3] als vervoerder op andere locaties maar op de locatie Sluis 2 zag hij ze eigenlijk nooit. Het kwam volgens [eiser] wel vaker voor dat er afgeleverd werd zonder te wegen. “Eén voorbeeld daarvan is als de weegbrug wordt gekalibreerd. Dat is twee keer per jaar. Dan wordt gebruik gemaakt van een andere weegbrug buiten het terrein. Een ander voorbeeld is op de zakgoed locatie. Er wordt daar een partij cacao in bulk gestort, verwerkt en pas daarna gewogen.”
13. KNA heeft gesteld dat op de locatie Sluis 2 uitsluitend cacao ligt van de firma [naam 5], welke cacao uitsluitend vervoerd wordt door specifieke transporteurs, te weten [naam 6] en sporadisch [naam 7], maar nooit [naam 3]. KNA heeft erkend dat in geval van het tweemaal per jaar calibreren van de weegschaal er bij de vervoerder [naam 6] wordt gewogen, doch dat dit uitsluitend door de weeks plaatsvindt. Voor de zakgoed locatie gelden andere instructies dan voor de bulklocatie zoals Sluis 2.
14. KNA heeft gesteld dat [eiser] op 2 maart 2015 het volgende heeft verklaard: “Ik heb mijn vingers gebrand. Ik ben het haasje” en “Ik ben vrijdag al op de hoogte gebracht van het feit dat er zaterdag ‘iets’ zou moeten gebeuren want dat er cacao over is die naar een andere plek moet worden gebracht” en “Ik wist dat het niet tot de normale beladingen behoorde”.
15. [naam 2] heeft over het op 2 maart 2015 met [eiser] gehouden gesprek onder ede het volgende verklaard: “[naam 1] en ik hebben [eiser] op maandag 2 maart 2015 laten komen om hem te vragen of er die zaterdag daarvoor op Sluis 2 was afgeweken van het laadprogramma. [eiser] zei nee niks bijzonders. Buiten het programma hebben geen andere ladingen plaatsgevonden. Alles is volgens planning gegaan. [naam 1] heeft vervolgens gezegd dat wij beelden hebben dat er buiten het programma om een additionele auto is geladen. In mijn eerlijke herinnering is die opmerking over de beelden pas geplaatst nadat [eiser] twee keer had gezegd dat er niks bijzonders was gebeurd. (…) Toen wij vroegen of hij de beelden wilde zien brak hij in mijn ogen en zei woorden als: ik ben het haasje, ik wist dat het niet goed zat. (…) Die maandag heeft hij ons verteld dat hij die vrijdag te horen had gekregen dat er die zaterdag iets moest gebeuren met die auto en het laden van cacao. [eiser] heeft die maandag verklaard dat hij wist dat het die zaterdag om een ongebruikelijke lading ging. Hij heeft dat niet verder toegelicht. [eiser] was die maandag duidelijk aangeslagen hij zei woorden als: nu ben ik het haasje, de grote vissen blijven buiten schot. Op onze herhaalde vraag of hij door iemand die zaterdag onder druk was gezet antwoordde hij tweemaal dat dat niet zo was.”
16. [naam 1] heeft over het op 2 maart 2015 met [eiser] gehouden gesprek onder ede het volgende verklaard: “Het gesprek werd door mij geopend. Ik vroeg aan [eiser] of er bijzonderheden te melden waren over zijn werkzaamheden op zaterdag. Hij zei nee. Ik heb mijn vraag herhaald met het zelfde antwoord van hem. Vervolgens hebben wij hem gemeld dat er die zaterdag wel iets was gebeurd en dat dat ook op camera beelden stond. [eiser] antwoordde toen dat hij benaderd was geweest. Er was hem gezegd dat er cacao over was die van de ene naar de andere plek toe moest. Op veel vragen antwoordde hij dat hij het niet meer wist. Wel zei hij dat hij zijn vingers had gebrand. (…) Hij zei dat hij besefte dat het niet klopte. (…) Op de vraag van de kantonrechter of wij hem ook gevraagd hebben of hij hiervoor geld gekregen had zeg ik: ik durf hier niet te zeggen of wij hem dat gevraagd hebben. Wel heeft hij een antwoord gegeven in de trant van de grote vissen ontspringen de dans, ik ben een kleine vis en ik heb mijn vingers gebrand en ik ben het haasje. (…) Wij hebben daags na die maandag meerdere medewerkers, waaronder bulk medewerkers, benaderd met de vraag of zij iets te melden hadden. Wij hebben ze ook ingelicht over de gebeurtenissen op die zaterdag waarbij cacao is vervoerd geheel buiten de procedure om. Wij hebben ze ook de details verteld. Twee medewerkers hebben toen verklaard dat zij in het verleden door [naam 4] waren benaderd met de vraag of ze bereid waren aan dergelijke zaken mee te werken. Vervolgens hadden zij geweigerd daar aan mee te werken.”
17. [eiser] heeft over het op 2 maart 2015 met [naam 2] en [naam 1] gehouden gesprek onder ede het volgende verklaard: “Op maandag 2 maart 2015 werd ik bij [naam 2] en [naam 1] geroepen. [naam 1] vroeg mij: Wat kun je mij vertellen over de gele auto; je hoeft niet te liegen want we hebben beelden. We gaan aanstonds aangifte doen. Ik heb geantwoord: ik heb de auto met 9 à 10 scheppen geladen. Ik dacht bij mezelf: ik zeg niks, want ik word ergens van beschuldigd en daar ga ik niet aan meewerken. Ik heb toen niks gezegd over degene die mij de opdracht had gegeven. Ik heb wel gezegd dat ik benaderd was om de auto vol te gooien en dat de administratie later zou komen. Na een week of drie ben ik de vervoerder gaan bellen. Ik deed dat omdat ik er bij toeval, via een andere collega, achter was gekomen dat de lading helemaal niet weg was. In het gesprek met de vervoerder bleek dat [naam 4] hem intussen ook had gebeld. Ik kon toen vrijuit praten. Ik had intussen ook begrepen dat [naam 4] was ontslagen. Ik kan mij niet herinneren dat ik die maandag heb gezegd dat ik die vrijdag al dacht dat er iets vreemds was. Maar ik heb gaten in mijn herinnering over dat gesprek op maandag. (…) Ik weet nog wel dat [naam 1] zei dat hij graag gehoord had dat ik zwaar onder druk was gezet. Maar ik ben niet onder druk gezet. (…) Ik had geen reden om aan de opdracht van [naam 4] te twijfelen. Alles bij elkaar kan ik u zeggen dat ik op die zaterdag toen ik de vrachtwagen van [naam 3] vulde dat ik niet wist dat dat verband zou kunnen houden met een mogelijke ontvreemding van de cacao: ik was me van geen kwaad bewust. (…) Ik was nooit eerder benaderd door [naam 4] om iets vreemds te doen. Ik heb nooit geld aangenomen van [naam 4]. (…) Op de vraag of ik maandags heb gezegd: ik heb mijn vingers gebrand, ik ben het haasje, antwoord ik: dat zou een kreet van mij geweest kunnen zijn. Ik besefte dat alleen de planner mij vrij zou kunnen pleiten het was pure onmacht, paniek, frustratie, vooral vanwege het niet wegen van de vrachtwagen.”
18. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat [eiser] willens en wetens heeft deelgenomen aan (een poging tot) ontvreemding van een partij cacao. Dat de partij cacao, die zonder te wegen en buiten alle regels om is afgevoerd van het terrein van KNA, mogelijkerwijs later is teruggevonden ([eiser] stelt dat, maar KNA voert aan niet te kunnen verifiëren of de door [naam 3] aangewezen partij ook de ontvreemde partij is) is voor deze zaak niet relevant: ook een poging tot verduistering kan een dringende reden opleveren. De kantonrechter volgt [eiser] in diens verklaring dat hij van zijn leidinggevende [naam 4] opdracht had gekregen de partij cacao zonder hem te wegen te laden in de betreffende vrachtwagen. Of [eiser] op het moment dat hij uitvoering gaf aan die opdracht al beseft moet hebben dat het om (een poging tot) ontvreemding van die partij ging, is onvoldoende komen vast te staan. Dat [eiser] naar zeggen van KNA later heeft verklaard toen al te hebben beseft “dat het om een ongebruikelijke lading ging” en “dat er iets niet klopte” betekent niet dat [eiser] ook wist dat het om zo iets ernstigs als (een poging tot) ontvreemding ging. De kantonrechter is daarmee voorshands van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat [eiser] een dringende reden heeft veroorzaakt, die onmiddellijke beëindiging van het dienstverband rechtvaardigde. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat geen sprake was van een geldige dringende reden. De loonvordering over de maand maart 2015 zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
19. In de heden gewezen beschikking in de ontbindingszaak wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 juni 2015. De loonvordering wordt daarom in deze zaak beperkt tot 1 juni 2015. Gelet op het ook aan [eiser] te maken verwijt zal de wettelijke verhoging over de maanden maart en april 2015 worden beperkt tot nihil.
20. Gelet op de samenhang met het ontbindingsverzoek en de uitkomst in die zaak acht de kantonrechter termen aanwezig de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt KNA tot betaling aan [eiser] van diens salaris ad € 3.306,26 bruto per maand, over de periode van maart tot en met mei 2015, onder afgifte van een deugdelijke bruto-/netto specificatie, voor wat betreft het salaris over de maanden maart, april en mei 2015 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van verschuldigd worden van deze betalingen;
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. G.C. Boot, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.