Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Het bewijs
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregel
€ 24.789,85
[slachtoffer 1], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert de opgevoerde schadeposten als volgt.
1.Medische kosten
[slachtoffer 1]als gevolg van het bewezen verklaarde feit ziektekosten heeft moeten maken. Zij stelt dat deze kosten grotendeels zijn gedekt door haar zorgverzekeraar, maar dat het eigen risico € 667,60 bedraagt en dat zij tevens andere niet-vergoede medische kosten, te weten tot een bedrag van € 69,99, heeft gemaakt.
€ 737,59.
Reiskosten
[slachtoffer 1]stelt dat zij reiskosten heeft gemaakt in het kader van haar herstel.
[slachtoffer 1]zowel taxi- als openbaar vervoerkosten heeft opgevoerd en het niet duidelijk is waarom zij zich regelmatig liet vervoeren met een veel duurdere taxi. Gelet op het letsel dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft bekomen, te weten twee gebroken ellebogen en haar toelichting ter zitting, acht de rechtbank het echter aannemelijk dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet altijd in de gelegenheid was om met het openbaar vervoer te reizen.
€ 508,00.
3.Kleding
[slachtoffer 1]stelt dat zij voorafgaand aan het ongeval nieuwe kleding heeft aangeschaft in verband met haar nieuwe baan en dat zij deze (werk)kleding niet heeft kunnen dragen omdat het om jurken met een rits aan de achterkant gaat. Zij stelt dat zij vanwege haar medische toestand deze jurken niet meer dragen omdat zij de rits niet dicht kan krijgen.
[slachtoffer 1]heeft gemaakt voor de jurken niet rechtstreeks voortvloeien uit het ongeval, aangezien zij deze al eerder heeft gemaakt. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de jurken niet waardeloos zijn geworden, en dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]deze, als zij voldoende herstelt, alsnog zou kunnen dragen. Het gederfde genot voor het niet kunnen dragen van deze kleding zou hoogstens tot immateriële schade kunnen leiden.
4.Vliegtickets
[slachtoffer 1]heeft vanwege het ongeval vier vliegreizen moeten afzeggen, waarvoor zij geen annuleringsverzekering had afgesloten. Voorts heeft zij onder deze post de kosten van twee vliegtickets van haar moeder, die vanuit Engeland is overgekomen om haar te verzorgen, opgevoerd.
5.Kosten geannuleerde vakanties
[slachtoffer 1]als gevolg van het bewezen verklaarde feit haar geplande en reeds betaalde vakanties heeft moeten afzeggen. Zij stelt dat de kosten die zij hiervoor heeft gemaakt € 1000,24 bedragen. De raadsman heeft dit niet betwist. De rechtbank waardeert deze schadepost aldus op een bedrag van
€ 1000,24.
6.Kosten juridische bijstand
[slachtoffer 1]gevorderde gemaakte kosten voor rechtsbijstand zijn te rekenen tot de proceskosten, waaromtrent de rechter ingevolge het bepaalde in artikel 592a Wetboek van Strafvordering (Sv) in de daar bedoelde gevallen een afzonderlijke beslissing dient te geven. Een redelijke uitleg van artikel 592a Sv brengt mee dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank zal deze kosten aan de hand van het kanton liquidatietarief bepalen op 2 punten à € 150, te weten
€ 300,00.
7.Immateriële schade
[slachtoffer 1]heeft een bedrag van € 20.000,00 gevorderd als voorschot op de immateriële schade die zij heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Zij stelt dat zij twee operaties heeft moeten ondergaan en daarvan veel pijn en hinder heeft ondervonden. Zij heeft verklaard dat zij blijvend letsel aan haar linkerelleboog heeft, ontsierende littekens aan haar armen heeft en een posttraumatisch stresssyndroom heeft opgelopen door het verkeersongeval.
[slachtoffer 1]blijvend letsel heeft ondervonden, dan wel dat zij aan een post traumatisch stresssyndroom lijdt. Hiertoe ontbreken medische verklaringen van daartoe gespecialiseerde deskundigen. Voorts betrekt de rechtbank bij de beoordeling van deze schadepost dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]inmiddels al weer enige weken full-time werkzaam is. De rechtbank waardeert deze schadepost aldus op een bedrag van
€ 5.000,00.
€ 7.245,83, bestaande uit
[slachtoffer 1]wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde van het bedrag van € 7.245,83, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
[verdachte],daarvoor strafbaar.
[slachtoffer 1], wonende op het adres [adres, te plaats] toe tot een bedrag van
€ 7.245,83, bestaande uit € 2.245,83 materiële schade ( € 737,59 medische kosten, € 508,00 reiskosten, € 1.000,24 kosten geannuleerde vakanties) en € 5.000,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente
- over een bedrag van € 2.245,83 vanaf de datum van indienen van de civiele vordering (23 april 2015) tot aan de dag van de algehele voldoening;
- over een bedrag van € 5.000,00 vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 april 2014) tot aan de dag van de algehele voldoening.
[slachtoffer 1]voornoemd.
€ 300,-(driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van indienen van de civiele vordering (23 april 2015) tot aan de dag van de algehele voldoening;
[slachtoffer 1]voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
[slachtoffer 1], aan de Staat
€ 7.245,83te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 71 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.