ECLI:NL:RBAMS:2015:3166

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
27 mei 2015
Zaaknummer
13-654179-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid na poging tot doodslag op kind

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 1 april 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 19 juli 2014 in Amsterdam haar kind heeft gepoogd te doden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.G.T. Kramer, en de verdediging door raadsman mr. T.P. Schut. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van letsel aan haar kind, waarbij de verdachte haar handen op de mond en keel van het kind heeft gedrukt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de letselverklaring van het kind in overweging genomen. De verdediging betoogde dat er geen opzet op de dood kon worden bewezen, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte was ten tijde van de feiten in een psychose, wat haar inzicht in de gevolgen van haar handelen beïnvloedde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was vanwege haar ontoerekeningsvatbaarheid en heeft haar ontslagen van alle rechtsvervolging. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de bewezenverklaring van de poging tot doodslag heeft vastgesteld, maar de verdachte niet strafbaar heeft verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/654179-14
Datum uitspraak: 1 april 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
verblijvende te [verblijfadres] , [verblijfplaats] , zijnde het
detentieadres, gedetineerd in het huis van bewaring “ [naam] ”.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 18 maart 2015.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.G.T. Kramer, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. T.P. Schut, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlasteleggin

g

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 19 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (haar kind) [naam kind] (geboren op [geboortedatum] ) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- op die [naam kind] is gaan zitten en/of boven het lichaam van die [naam kind] heeft gehangen en/of
- ( vervolgens) haar, verdachtes, hand(en) (met kracht) op/tegen/over/om de mond en/of het gezicht en/of het hoofd en/of de keel/hals, in elk geval het lichaam, van die [naam kind] heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of de mond en/of keel/hals van die [naam kind] heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden;
Subsidiair:
zij op of omstreeks 19 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend haar kind, althans een persoon, te weten [naam kind] (geboren op [geboortedatum] ),
- op die [naam kind] is gaan zitten en/of boven het lichaam van die [naam kind] heeft gehangen en/of
- ( vervolgens) haar, verdachtes, hand(en) (met kracht) op/tegen/over/om de mond en/of het gezicht en/of het hoofd en/of de keel/hals, in elk geval het lichaam, van die [naam kind] heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of de mond en/of keel/hals van die [naam kind] heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht het feit bewezen zoals hierna onder punt 5 vermeld. De rechtbank overweegt als volgt.
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken nu niet bewezen kan worden dat er sprake is van opzet op de dood, dan wel van opzet op het toebrengen van letsel of pijn. Het is onduidelijk wat getuige [naam getuige 1] precies heeft gezien; één hand op de mond, beide handen op de keel of beide handen op het hoofdje van [naam kind] ? De letselverklaring is te summier, terwijl niet duidelijk is wanneer het letsel is ontstaan; wellicht is dit gebeurd toen verdachte haar dochter uit bed haalde. Door de psychose van verdachte was bovendien ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen afwezig, aldus de raadsman.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte heeft gepoogd haar dochter [naam kind] (hierna: [naam kind] ) van het leven te beroven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte opzettelijk gehandeld. Hierbij is de verklaring van getuige [naam getuige 1] van belang, evenals de letselverklaring, die inhoudt dat [naam kind] “duidelijk krasletsel” in de hals had – “passend bij insnoerend geweld” – en “puntbloedingen in het gelaat, passend bij het afknijpen of beknellen van de hals”. Uit de verklaringen van [naam getuige 1] en de moeder van verdachte, [naam moeder] , volgt dat verdachte – na de interventie van [naam getuige 1] – heeft geroepen “mijn baby is dood” en/of “is ze dood?”. Hieruit blijkt dat verdachte, ondanks haar psychische toestand, wist dat er mogelijk iets vreselijks was gebeurd. Niet alleen betekent zulks dat opzet op de dood van [naam kind] kan worden aangenomen, maar ook dat er bij verdachte sprake was van enig inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan. Uit de verklaringen van [naam getuige 1] en de moeder van verdachte, [naam moeder] , volgt dat [naam kind] zelf uit bed is gegaan en naar verdachte is toegelopen. Het letsel kan naar het oordeel van de rechtbank dus niet zijn ontstaan bij het uit bed halen van [naam kind] of op een ander moment dan ten tijde van het bewezen geachte geweld.
Het verweer wordt verworpen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 19 juli 2014 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk haar kind [naam kind] (geboren op [geboortedatum] ) van het leven te beroven, met dat opzet
- boven het lichaam van die [naam kind] heeft gehangen en
- haar, verdachtes, hand(en) op de mond en de keel van die [naam kind] heeft gedrukt en gedrukt gehouden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Ook de raadsman heeft betoogd dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van het multidisciplinair gedragskundig pro justitia onderzoek d.d. 29 januari 2015 van J. Yntema, GZ-psycholoog, I. Maksimovic, psychiater en M.L. van der Wielen, forensisch milieuonderzoeker. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Op grond van de anamnese en van de gerechtelijke stukken kan worden gesteld dat ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een kortdurende psychose. Ten tijde van deze psychose had betrokkene geen controle over haar gedrag. Haar keuzes en beslissingen werden door haar psychotische belevingen aangestuurd. Zo was zij overtuigd dat haar kind bezeten is en dat zij de duivel die in het kind zat moest uitdrijven. Hoogstwaarschijnlijk was dat de reden voor het plegen van de ten laste gelegde feiten, indien bewezen. Vanuit haar ernstig gestoord realiteitsbesef reageerde zij fysiek agressief naar haar kind. Geconcludeerd kan worden dat betrokkene voor het ten laste gelegde (indien bewezen) op grond van deze kortdurende psychose als ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
De rechtbank neemt deze conclusie over.
Het bewezen geachte kan verdachte derhalve wegens de haar overkomen psychose niet worden toegerekend
.Verdachte dient dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaar en
ontslaat haar van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. A.B.M. Wijnveldt en W.M. van den Bergh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 april 2015.