ECLI:NL:RBAMS:2015:291

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2015
Publicatiedatum
26 januari 2015
Zaaknummer
13.751298-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering naar Polen voor tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf

Op 13 januari 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd op grond van artikel 6, vijfde lid, van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Circuit Law Court in Swidnica op 4 februari 2010, met als doel de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft en dat hij zijn straf in Polen moet ondergaan. De officier van justitie heeft betoogd dat de voorwaarden voor gelijkstelling zijn vervuld en dat de overname van de straf door Nederland mogelijk is, maar de rechtbank oordeelde dat er een weigeringsgrond van toepassing is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de procesgang beschreven, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadslieden en een tolk. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren en het geschorste bevel tot overleveringsdetentie op te heffen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751298-14 (EAB II)
RK nummer: 14/2299
Datum uitspraak: 13 januari 2015
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 april 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 februari 2010 door de
Circuit Law Court in Swidnica(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres [GBA-Adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zittingen van 10 juni 2014, 1 juli 2014 en
13 januari 2015. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie.
De opgeëiste persoon heeft zich op voormelde zittingen doen bijstaan door zijn raadslieden – op de zitting van 10 juni 2014 door mr. B.A.C. van Tuinen en op de andere zittingen door
mr. J. Kuijper, beiden advocaat te Amsterdam – en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen eerst met dertig dagen en vervolgens voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er vanwege de aanhoudingen van de zaak niet in is geslaagd binnen de in de wet bepaalde (verlengde) termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgement by District Law Court of Swidnicavan 19 september 2006
(file reference number: VI K 1079/06).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 1 jaar. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Artikel 6 van de OLW

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat is voldaan aan de voorwaarden voor gelijkstelling van de opgeëiste persoon met een Nederlander, die zijn gesteld in artikel 6, vijfde lid, van de OLW.
Verder heeft de officier van justitie het volgende opgemerkt. Overname van de straf door Nederland is in dit geval mogelijk. Gebleken is namelijk dat de opgeëiste persoon Polen is ontvlucht om zijn straf te ontlopen en daarom is artikel 2 van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (Straatsburg, 18 december 1997) van toepassing. De Poolse autoriteiten hebben te kennen gegeven de tenuitvoerlegging van de straf aan Nederland over te zullen dragen. Verder heeft de Nederlandse afdeling Internationale Overdracht Strafvonnissen (IOS) te kennen gegeven de overdracht van de straf af te willen handelen. Het IOS heeft daarbij de kanttekening geplaatst dat de het Hof te Arnhem in het kader van de strafoverdracht nog zal moeten vaststellen dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk Polen is ontvlucht. De officier van justitie heeft het gelet op het voorgaande aannemelijk geacht dat de opgeëiste persoon niet straffeloos zal blijven als zijn overlevering wordt geweigerd.
Het voorgaande heeft de officier van justitie tot de slotsom gebracht dat in dit geval de overlevering moet worden geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 6, vijfde lid, van de OLW in combinatie met artikel 6, tweede lid, van de OLW.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 6, vijfde lid, van de OLW in combinatie met artikel 6, tweede lid, van de OLW.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de voorwaarden voor gelijkstelling van de opgeëiste persoon met een Nederlander, die zijn gesteld in artikel 6, vijfde lid, van de OLW.
Gelet hierop is de weigeringsgrond van artikel 6, tweede lid, van de OLW van toepassing.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat een weigeringsgrond aan de overlevering in de weg staat, dient de overlevering te worden geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 6 van de OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Circuit Law Court in Swidnica(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
HEFT OPhet geschorste bevel tot overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. C.A.E. Wijnker en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2015.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.