In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 mei 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen [naam bedrijf] in liquidatie en de korpschef van politie. Eiseres, vertegenwoordigd door drs. mr. J.J.O. Zandt, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin het bezwaar tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelt dat het primaire besluit op 8 november 2012 is verzonden naar eiseres, maar niet naar de gemachtigde, wat een schending van artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inhoudt. Echter, de rechtbank concludeert dat de gemachtigde tijdig op de hoogte is geraakt van het besluit, waardoor er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Daarnaast heeft eiseres gesteld dat verweerder te laat een beslissing op haar Wob-verzoek heeft genomen, waardoor een dwangsom verschuldigd zou zijn. De rechtbank stelt vast dat verweerder tijdig heeft beslist op het Wob-verzoek, waardoor er geen dwangsom is verbeurd. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep van eiseres ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 mei 2015.