ECLI:NL:RBAMS:2015:2759

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
3982284 en 3982290
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gijzeling wegens betalingsonmacht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 april 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot gijzeling, ingediend door de Officier van Justitie. De zaak betreft twee vorderingen met betrekking tot administratieve sancties die aan de betrokkene zijn opgelegd. De Officier van Justitie verzocht om het dwangmiddel gijzeling toe te passen voor een periode van respectievelijk zes en zeven dagen, omdat de betrokkene niet in staat zou zijn geweest om de opgelegde boetes te betalen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de betrokkene, die samen met zijn vader aanwezig was, in een slechte financiële situatie verkeert. Hij had een schuld van meer dan € 120.000,00 door het faillissement van zijn vennootschap onder firma en had angst ontwikkeld voor autoriteiten, wat leidde tot betalingsonwil.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Officier van Justitie niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de betalingsonwil van de betrokkene. De rechter concludeerde dat er geen reële verwachting was dat de betrokkene in staat was om de sancties te voldoen, gezien de financiële onmacht die hij vertoonde. De rechter benadrukte dat gijzeling bedoeld is voor mensen die wel kunnen maar niet willen betalen, en dat in dit geval de betrokkene niet in staat was om te betalen. De kantonrechter heeft daarom de vorderingen van de Officier van Justitie afgewezen en geadviseerd om in gesprek te gaan over een mogelijke betalingsregeling.

De beslissing is genomen met het oog op de omstandigheden van de betrokkene en de noodzaak om een passende oplossing te vinden voor de openstaande sancties. De kantonrechter heeft de vorderingen van de Officier van Justitie afgewezen, en de zaak is afgesloten met de hoop op een constructieve dialoog tussen de betrokkene en het CJIB.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht – team kanton
Zaaknummers: 3982284 en 3982290
CJIB-nummers: [CJIBnr. 1] en [CJIBnr. 2]
Beslissing op de vordering – met bovengenoemde zaaknummers – als bedoeld in artikel 28 Wet Administratieve Handhaving Verkeersvoorschriften (Wahv).
Aangaande:
[betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: “betrokkene”
De vordering is behandeld op de terechtzitting van dinsdag 28 april 2015, waarbij het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.B. Bellaart. Betrokkene is, samen met zijn vader, ter zitting verschenen.

Beoordeling

1. De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam verzoekt de kantonrechter te Amsterdam in twee zaken ex artikel 28, eerste lid Wahv om hem te machtigen het dwangmiddel gijzeling toe te passen voor de duur van respectievelijk zes en zeven dagen.
2. In de zaak met CJIB-nummer
[CJIBnr. 1]gaat het om een administratieve sanctie vanwege de gedraging “voor het motorrijtuig van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren” van een personenauto met het kenteken
[kentekennummer], waarvoor op 31 december 2011 een beschikking aan betrokkene is opgelegd.
3. In de zaak met CJIB-nummer
[CJIBnr. 2]gaat het om een administratieve sanctie vanwege de gedraging “voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden” van een personenauto met het kenteken [kentekennummer], waarvoor op 15 november 2011 een beschikking aan betrokkene is opgelegd.
4. Uit de door de officier van justitie overgelegde gegevens blijkt het volgende:
a. a) tegen de beschikkingen is door betrokkene geen beroep ingesteld;
b) de sanctiebedragen zijn niet volledig betaald en zijn vanwege het uitblijven van betaling van rechtswege tweemaal verhoogd bij het versturen van een eerste en een tweede aanmaning tot een bedrag van in totaal € 1.440,00;
c) op 13 januari 2014 heeft betrokkene een bedrag van € 694,72 betaald aan de gerechtsdeurwaarder in de hiervoor onder 3 genoemde zaak. Thans bedraagt de vordering in totaal € 745,28;
d) betrokkene is niet opgenomen in een bewind-, curatele- of insolventieregister;
e) het CJIB heeft vergeefs getracht het uitstaande bedrag te verhalen via een beslag voorlopige teruggave bij de Belastingdienst;
f) het CJIB heeft de vorderingen overgedragen ter incasso aan de deurwaarder en die heeft het dossier na twee jaar geretourneerd;
g) betrokkene is op 12 februari 2014 en 27 maart 2014 vergeefs gemaand zijn rijbewijs in te leveren voor een periode van vier weken ex artikel 28a Wahv;
h) de officier van justitie heeft in beide zaken aan de politie opdracht gegeven tot buitengebruikstelling van het voertuig conform artikel 28b Wahv. De politie heeft het voertuig van betrokkene niet buiten gebruik kunnen stellen, omdat betrokkene niet in het bezit is van een voertuig.
Op grond van het voorgaande concludeert de officier van justitie dat betrokkene betalingsmachtig is en dat slechts de mogelijkheid resteert om het dwangmiddel gijzeling toe te passen ten einde betrokkene aan te zetten tot betaling van de sancties.
5. Ter zitting heeft de vader van betrokkene (gedocumenteerd met stukken) toegelicht dat de financiële situatie van betrokkene slecht is. Betrokkene was vennoot in een vennootschap onder firma. Door het faillissement van die vof heeft betrokkene een schuld opgebouwd van ruim € 120.000,00. Betrokkene heeft angst voor autoriteiten ontwikkeld en heeft lange tijd zijn post niet opgemaakt. Vader van betrokkene heeft ruim 400 ongeopende enveloppen in de woning van betrokkene aangetroffen. De auto waarop de onderhavige boetes betrekking hebben is in 2010 slechts twee weken in bezit van betrokkene geweest. De auto is vervolgens gestolen. Omdat betrokkene niet meer over de juiste papieren beschikte weigerde de politie aangifte op te nemen en lukte het lange tijd niet de auto van de naam van betrokkene af te krijgen. De vader van betrokkene heeft geconstateerd dat betrokkene in verband met het voorgaande al grote bedragen ten onrechte heeft moeten betalen en wil met de belastingdienst en het CJIB hierover in overleg treden.

Motivering van de beslissing

6. Uitgangspunt bij een verzoek tot toepassing van gijzeling is dat dit dwangmiddel is bedoeld voor mensen die wel kunnen maar niet willen betalen. Slechts in uiterste noodzaak zal tot gijzeling worden overgegaan (memorie van toelichting Wahv). Gijzeling is, anders dan vervangende hechtenis, geen straf, maar een dwangmiddel. Als gijzeling wordt toegepast blijft de verplichting tot betaling van de opgelegde sanctie in stand. Gelet op de doelstelling van het dwangmiddel van gijzeling moet sprake zijn van een reële verwachting dat betrokkene in staat is de sancties te voldoen. Indien vaststaat dat betaling niet tot de mogelijkheden behoort, is er geen sprake van de bedoelde reële verwachting en zal het doel van de gijzeling niet kunnen worden bereikt.
7. Uit het voorgaande blijkt dat op diverse manieren vergeefs is getracht de openstaande sancties volledig te incasseren. De deurwaarder heeft na twee jaar het dossier van betrokkene teruggegeven aan het CJIB. Uit de door de officier van justitie overgelegde stukken blijkt niet waarom dit is gebeurd en of er naast de onderhavige sancties nog getracht is andere openstaande bedragen te incasseren. Uit het relaas van betrokkene en zijn vader is voldoende aannemelijk geworden dat hij de sancties op dit moment niet kan voldoen. Dat er in het verleden (januari 2014) een bedrag is betaald, zoals door de officier van justitie aangevoerd, betekent niet dat betrokkene op dit moment in staat is tot volledige betaling over te gaan.
8. De kantonrechter constateert dat er sprake is van financiële onmacht aan de zijde van betrokkene om de openstaande bedragen te voldoen. Op dit moment ligt het veeleer voor de hand, zoals ook aangeboden door de vader van betrokkene ter zitting, dat er tussen betrokkene en het CJIB gesproken wordt en dat er duidelijkheid komt over hetgeen betrokkene in het verleden heeft betaald aan het CJIB. Alsdan kan gesproken worden over een passende regeling met eventueel de mogelijkheid om de opgelegde sancties (gedeeltelijk) kwijt te schelden, dan wel betalingsregelingen te treffen. De vorderingen van de officier van justitie zullen op grond van het vorenstaande worden afgewezen.

Beslissing:

De kantonrechter wijst de vorderingen af.
Deze beslissing is gegeven te Amsterdam door mr. L. Voetelink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 28 april 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.
Een afschrift van deze beslissing is aan dhr. [betrokkene], aan de officier van justitie en aan het CJIB toegezonden op: