ECLI:NL:RBAMS:2015:2740

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
11 mei 2015
Zaaknummer
AMS 13-4397
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van schadevergoeding voor waardevermindering van een woning door de aanleg van de Westrandweg

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de eigenaar van een woning nabij de Westrandweg, en de Minister van Infrastructuur en Milieu. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister, waarin haar bezwaar tegen de vastgestelde taxatiewaarde en de waardevermindering van haar woning als gevolg van de aanleg van de Westrandweg ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelt dat er geen aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de door de adviescommissie vastgestelde taxatiewaarde van € 650.000,- op de peildatum van 23 maart 2008. De rechtbank stelt vast dat de adviescommissie niet enkel op intuïtie heeft gehandeld, maar de taxatie ook heeft gecontroleerd door middel van rekenkundig onderzoek. Eiseres had betoogd dat de waardevermindering van 1,2% niet gerechtvaardigd was, maar de rechtbank oordeelt dat de commissie voldoende gemotiveerd heeft waarom dit percentage in dit specifieke geval van toepassing is. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond, omdat de Minister ten onrechte geen vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand heeft toegekend. De rechtbank herroept het besluit van de Minister en kent eiseres een vergoeding van € 245,- toe voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand. Tevens wordt het betaalde griffierecht van € 160,- aan eiseres vergoed. De rechtbank veroordeelt de Minister in de proceskosten van eiseres tot een totaalbedrag van € 1.475,58.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/4397

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 april 2015 in de zaak tussen

[naam persoon], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. C.J.J. Hartendorf),
en

de Minister van Infrastructuur en Milieu, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Herczog).

Procesverloop

Bij besluit van 11 januari 2013, verzonden 16 januari 2013, (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van de Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 (de Regeling) aan eiseres een schadevergoeding toegekend van € 7.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij besluit van 27 juni 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2015.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. M.A. Hoogkamer, kantoorgenoot en waarnemer van gemachtigde van eiseres. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Namens verweerder is eveneens verschenen [naam persoon 1]. Tevens is met verweerder verschenen [naam deskundige], lid van de deskundigencommissie Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 (de Commissie Ten Kate).

Overwegingen

1. Eiseres is sinds 30 juni 1989 eigenaar van het perceel met woning gelegen aan de
[adres] te [woonplaats]. De woning van eiseres ligt op circa 225 meter afstand van de zogenaamde teen van het talud van de Westrandweg.
2. Op 13 maart 2008 heeft verweerder het Tracébesluit Westrandweg (het Tracébesluit) vastgesteld voor de aanleg van de Westrandweg. Het Tracébesluit is op 23 maart 2008 bekend gemaakt en op 29 juli 2009 onherroepelijk geworden. Het ziet op een nieuw aan te leggen stuk snelweg van de rijksweg A5 met twee keer twee rijstroken, gepland tussen knooppunt Raasdorp en een beoogde nieuwe aansluiting op de rijksweg A10, nabij de Coentunnel.
3. Eiseres heeft op 19 oktober 2010 bij verweerder een verzoek ingediend om schadevergoeding op grond van de Regeling ten gevolge van schade veroorzaakt door het Tracébesluit en de daaropvolgende aanleg van de Westrandweg.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder, onder overneming van het definitieve advies van de Commissie Ten Kate van 4 oktober 2012, aan eiseres een schadevergoeding toegekend van € 7.500,- voor permanente schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De schadevergoeding voor permanente schade is berekend met toepassing van de planschadesystematiek. Verweerder heeft geen schadevergoeding toegekend voor tijdelijke schade. Evenmin heeft verweerder een vergoeding toegekend voor de door eiseres gemaakte kosten voor een adviseur.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder meer verwijzend naar het aanvullende advies van de Commissie Ten Kate van 10 juni 2013, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Permanente schade
6. De rechtbank stelt voorop - en tussen partijen is niet langer in geschil - dat het verzoek om vergoeding van schade die wordt geleden ten gevolge van het Tracébesluit, beoordeeld dient te worden naar de maatstaven die gelden voor de beoordeling van planschade.
7. Eiseres heeft in beroep aangevoerd – kort gezegd – dat zij zich niet kan verenigen met de door de Commissie Ten Kate getaxeerde waarde van haar woning vóór de inwerkingtreding van het Tracébesluit op 23 maart 2008, te weten € 650.000. Zij heeft zowel in de primaire als in de bezwaarfase taxatierapporten van makelaar [naam makelaar] ingebracht, gedateerd 30 juli 2008 en 9 april 2013, waaruit blijkt dat de waarde van de woning voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Tracébesluit € 950.000 was. Uit de adviezen van de Commissie Ten Kate, waarin onder meer wordt gereageerd op de rapporten van makelaar [naam makelaar], blijkt volgens eiseres dat de taxatie van de Commissie hoofdzakelijk is gebaseerd op de intuïtie van twee taxateurs uit twee andere gemeentes, hoewel door een zeer deskundig en plaatselijk goed bekend staande makelaar/taxateur uit [woonplaats] al eerder een taxatie was verricht. Het argument van de Commissie dat de gehanteerde rekenkundige methode van makelaar [naam makelaar] te zeer van de keuze en beschikbaarheid van de vergelijkingstransacties afhankelijk is, snijdt volgens eiseres dan ook geen hout. Voorts kan eiseres zich niet verenigen met het door verweerder overgenomen standpunt van de Commissie Ten Kate dat de daling van 1,2% van de waarde van de woning – ten opzichte van een gemiddelde waardedaling van 7% in de nabije omgeving – gerechtvaardigd is. De waardedaling is volgens eiseres ondeugdelijk gemotiveerd, omdat verweerder slechts verwijst naar het advies van de Commissie, en het enkele verwijzen getuigt van onzorgvuldige voorbereiding van de besluitvorming.
8. De Commissie Ten Kate heeft blijkens het conceptadvies van 20 maart 2012 de waarde van de woning van eiseres direct vóór de inwerkingtreding van het Tracébesluit op 23 maart 2008 op een bedrag van € 650.000,- getaxeerd. De Commissie taxeert dat de woning direct na inwerkingtreding van het Tracébesluit nog een waarde had van € 642.500 ,- zodat de permanente waardevermindering van de woning € 7.500,- bedraagt. De Commissie heeft de waardevermindering bepaald door het maken van een vergelijking tussen enerzijds de waarde van de woning zonder Tracébesluit, uitgaande van een maximale invulling van bouwmogelijkheden op basis van het bestemmingsplan, en anderzijds de waarde die de woning na aanleg van de Westrandweg vermoedelijk zal hebben. Deze vergelijking, de zogenaamde intuïtieve toetsing, is gebaseerd op de ervaring, kennis en intuïtie van de commissieleden. Vervolgens heeft de Commissie deze intuïtieve bepaling van de waardevermindering getoetst door middel van onderzoek naar transacties die betrekking hebben op woningen aan de [adres] en tot stand zijn gekomen na 1990. Het betreft transacties met betrekking tot woningen gelegen op een afstand van minder dan 300 meter van de rand van de Westrandweg en woningen gelegen op een afstand van meer dan 300 meter van de rand van de Westrandweg. De Commissie heeft ingeschat dat de overeengekomen prijzen van woningen behorend tot de eerste groep wel en de prijzen van woningen behorend tot de tweede groep niet door de komst van de Westrandweg en de plannen die daartoe zijn opgesteld beïnvloed zijn. Voor beide groepen is, na indexering van de koopprijzen naar de peildatum 23 maart 2008, een gemiddelde prijs per m2 woonoppervlak bepaald. Het verschil tussen de gemiddelde waarde per m2 woonoppervlak van een aantal onderzochte woningen gelegen op minder dan 300 meter van de Westrandweg en de gemiddelde waarde per m2 woonoppervlak van de onderzochte woningen gelegen op meer dan 300 meter van de Westrandweg is afgerond 7%. Volgens de Commissie is 7% een bruikbare maat ter bepaling van de waardevermindering van de woningen in de omgeving van het tracé van de Westrandweg. In een concreet geval zal telkens onderzocht moeten worden of en in hoeverre er aanleiding bestaat om van dit gemiddelde af te wijken. De door de Commissie getaxeerde waardevermindering van € 7.500,- is ongeveer gelijk aan 1,2% van de door de Commissie getaxeerde waarde van de woning voorafgaande aan het in werking treden van het Tracébesluit. De Commissie acht dat – van de gangbare maat afwijkende – percentage gezien de omstandigheden gerechtvaardigd. Doordat de Westrandweg ten noorden van de Osdorpervaart in noordelijke richting van de woning afbuigt, blijft het effect van de aanleg van dit deel van de Westrandweg op het zicht vanuit de achtertuin en de woning beperkt. Ook het effect op het zicht vanuit de voortuin en de woning van de aanleg van het zuidelijk van de [adres] gelegen deel van de Westrandweg zal beperkt blijven, doordat dit deel van de Westrandweg zich ten westen van de woning bevindt terwijl de woning in zuidwestelijke richting is georiënteerd, aldus de Commissie. Over de taxatie van makelaar [naam makelaar] merkt de Commissie op dat de door [naam makelaar] afgegeven waardeverklaring van
€ 950.000 niet maatgevend is. De taxatie geeft naar de overtuiging van de Commissie niet het bedrag weer dat redelijk handelende partijen bij een verkoop van de woning overeen zouden komen. Uit de verklaring blijkt niet hoe de makelaar tot zijn, in de ogen van de Commissie afwijkende, taxatie is gekomen.
9. In het definitieve advies van 4 oktober 2012 van de Commissie Ten Kate is – onder meer – verwezen naar bovengenoemde punten in het conceptadvies en is het advies ten aanzien van de getaxeerde beginwaarde van de woning noch ten aanzien van de waardevermindering gewijzigd ten opzichte van het conceptadvies. De Commissie heeft – onder verwijzing naar het conceptadvies – nader toegelicht dat een taxatie van de waardevermindering op basis van planvergelijking zal leiden tot een lagere uitkomst dan uit marktgegevens lijkt te volgen, omdat in de ‘oude’ situatie het zicht vanuit de woning bij maximale invulling van de planologische mogelijkheden minder is dan in werkelijkheid. De Commissie heeft verder toegelicht waarom woningverkopen vanaf 1990 betrokken zijn in de toetsing van de intuïtieve toets. De reden daarvoor was gelegen in het eerdere Tracébesluit van 8 maart 1991 waarvan kort daarna nog niet was te voorzien dat de komst van de Westrandweg nog een groot aantal jaren op zich zou laten wachten. De Commissie heeft voorts met betrekking tot het zicht op de Westrandweg vanuit de woning en de voortuin
nader toegelicht dat er minder zicht op de Westrandweg bestaat dan het geval geweest zou zijn wanneer de woning, die in zuidwestelijke richting is georiënteerd, in de richting van de Westrandweg georiënteerd zou zijn. De door eiseres geschetste situatie dat het zicht vanuit de woning en de tuin volledig wordt overheerst door de Westrandweg doet zich volgens de Commissie niet voor. De Commissie heeft benadrukt dat de in het conceptadvies opgenomen becijferingen een toetsing vormen van haar intuïtieve taxatie. De Commissie heeft niet willen zeggen dat de waardevermindering op basis van die becijferingen eenduidig bepaald kan worden. De Commissie heeft de waardevermindering intuïtief bepaald, en heeft vervolgens onderzocht of de aldus gevonden waardevermindering de door haar beschreven toetsing doorstaat. Dat is naar het oordeel van de Commissie het geval.
10. In het aanvullende advies van 10 juni 2013 heeft de Commissie Ten Kate gereageerd op de door eiseres in de bezwaarprocedure overgelegde taxatie van makelaar [naam makelaar] van 9 april 2013. Deze taxatie bevat een nadere onderbouwing van de al eerder ingebrachte waardeverklaring van 30 juli 2008. De Commissie meent dat de waarde van een woning niet volgens de door [naam makelaar] gehanteerde rekenkundige methode kan worden bepaald, zeker niet wanneer er maar een zeer beperkt aantal transacties gebruikt wordt en de kenmerken van elk van deze transacties zeer van elkaar verschillen. In een dergelijk geval is de uitkomst te zeer van de keuze en beschikbaarheid van de vergelijkingstransacties afhankelijk en geven gemiddelden geen betrouwbaar beeld. De Commissie meent dat de woning waarmee de woning van eiseres is vergeleken door makelaar [naam makelaar] aanmerkelijk verschilt van de woning van eiseres. De woning is van beduidend recentere datum en kent mede als gevolg daarvan een volledig andere architectuur en functionaliteit. Ook ten aanzien van de door de Commissie aangeduide vergelijkingsobjecten zijn belangrijke verschillen aan te wijzen, maar die verschillen zijn op een juiste wijze in de taxatie van de Commissie verwerkt, aldus de Commissie. De Commissie kan verder niet verklaren hoe makelaar [naam makelaar] is gekomen tot de geïndexeerde waarden van de door hem genoemde objecten. Op basis van NVM-marktcijfers voor de regio [woonplaats] komt de Commissie in een berekening op een aanmerkelijk lager bedrag uit dan makelaar [naam makelaar]. Over een vergelijking met WOZ-taxaties merkt de Commissie op dat in verschillende gevallen de waarde van een woning zonder tracébesluit volgens de WOZ-taxatie zeer aanzienlijk bleek af te wijken van de taxatie van de Commissie en die van de betreffende verzoekers, waaronder eiseres. De op 31 januari 2010 door eiseres ontvangen aanslag in de onroerendezaakbelasting is gebaseerd op een waarde van het woonhuis per 1 januari 2009 van € 496.500,-. De aanslag van 28 februari 2009 is gebaseerd op een waarde van € 470.500,-, peildatum 1 januari 2008. Ter vergelijking geeft de Commissie aan dat de Commissie de woning per 23 maart 2008 getaxeerd heeft op € 650.000, terwijl eiseres zelf meent dat haar woning een waarde heeft van € 950.000,-. Tot slot merkt de Commissie op dat zij begrijpelijk acht dat andere woningen, die dichter bij de Westrandweg gelegen zijn en mogelijk ook anders ten opzichte van de Westrandweg zijn georiënteerd een andere (procentueel hogere) waardevermindering ondergaan.
11. Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:176) mag een bestuursorgaan een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade baseren op een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige, indien uit dat advies blijkt welke feiten en omstandigheden aan de conclusies van dat advies ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dat advies naar voren zijn gebracht. In deze uitspraak heeft de Afdeling tevens overwogen
dat de rechter een door een bestuursorgaan aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegde deskundigenoordeel slechts terughoudend kan toetsen. De maatstaf bij de te verrichten toetsing is niet de eigen waardering door de rechter van de nadelen van de planologische wijziging, maar de vraag of grond bestaat voor het oordeel dat het bestuursorgaan, gelet op de motivering van het advies, zich bij de besluitvorming in redelijkheid niet op dat deskundigenoordeel heeft kunnen baseren. Dit laat onverlet dat de besluitvorming dient te voldoen aan de eisen die door het recht aan de zorgvuldigheid en de motivering worden gesteld en dat de rechter de besluitvorming daaraan dient te toetsen.
12. Eiseres heeft ter zitting nader toegelicht, onder verwijzing naar de in beroep ingebrachte e-mail van makelaar [naam makelaar] van 6 januari 2015, hoe makelaar [naam makelaar] tot de geïndexeerde waarden van de door hem genoemde objecten is gekomen. Hij heeft daartoe de NVM-cijfers van de regio Zuid-Kennemerland als basis genomen in plaats van de regio Amsterdam, omdat zich op slechts enkele honderden meters van de woning van eiseres de gemeentegrens van Haarlemmerliede en Spaarnwoude bevindt. Volgens makelaar [naam makelaar] heeft het bijzondere karakter van de (omgeving van de) woning van eiseres meer overeenkomst met objecten dan wel het type bebouwing binnen de NVM-regio Zuid-Kennemerland. Het gaat immers om een vrijstaande woning, direct grenzend aan het water, met een riante tuin en zeer brede steiger, met een groot perceeloppervlakte, veel eigen parkeergelegenheid en een ruime garage, gelegen aan een weg met lintbebouwing. Het aanbod van dit soort woningen binnen de regio Amsterdam is zeer schaars, terwijl in de regio Zuid-Kennemerland dit type woning/bebouwing geen uitzondering is. Daarnaast is bij het merendeel van de woningen in de regio Amsterdam sprake van erfpachtgrond, terwijl bij de woning van eiseres, de referentieobjecten en ongeveer 99% van het aanbod binnen de regio Zuid-Kennemerland sprak is van het ‘volle eigendom’. De door [naam makelaar] gehanteerde indexering is dus zuiverder en sluit beter aan op de getaxeerde woning dan de NVM-cijfers voor de regio Amsterdam die de Commissie voor ogen heeft, aldus eiseres. De andere wijze van indexering verklaart overigens geenszins het grote verschil tussen de beide taxaties van € 300.000,-. Vanwege dit grote verschil kan volgens eiseres niet zo maar aan de taxatie van makelaar [naam makelaar] voorbij worden gegaan, met enkel een korte verwijzing naar een daarmee strijdig intuïtief advies. De taxatie van makelaar [naam makelaar] biedt wel degelijk een concreet aanknopingspunt om aan de juistheid van het advies van de Commissie Ten Kate te twijfelen.
13. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd over de taxatiewaarde van haar woning op 23 maart 2008 geen aanknopingspunt voor twijfel aan de door de Commissie Ten Kate vastgestelde taxatiewaarde van € 650.000,- op waardepeildatum 23 maart 2008.
De Commissie Ten Kate heeft in het conceptadvies van 20 maart 2012 en voorts in het definitieve advies van 4 oktober 2012 toegelicht hoe eerst een intuïtieve taxatie is verricht en hoe deze vervolgens is getoetst aan onderzoek naar feitelijk verrichte transacties voor woningaankopen na 1990. Ter zitting heeft deskundige[naam deskundige] nader toegelicht op welke wijze de Commissie te werk is gegaan. De Commissie heeft vooronderzoek gedaan waarbij transacties ten aanzien van 43 panden zijn vergeleken, waarvan 18 woningen binnen een afstand van 300 meter tot de Westrandweg lagen en 25 woningen op een afstand van meer dan 300 meter van de Westrandweg. Op basis daarvan is een gemiddelde prijs per vierkante meter vastgesteld. Vervolgens zijn daar per geval plussen en minnen bij gezet aan de hand van bijvoorbeeld de staat van het onderhoud, de aanwezigheid van bijgebouwen en andere factoren. Uit het rapport van makelaar [naam makelaar] blijkt dat hij ter vaststelling van de waarde van de woning slechts vier vergelijkingsobjecten heeft genomen, waarvan in ieder geval één woning – op nummer 668 – zeer veel verschilt van de woning van eiseres, zoals eiseres ter zitting te kennen heeft gegeven. De rekenkundige exercitie die door de Commissie is uitgevoerd ter controle van haar intuïtieve toets, is gebaseerd op een aanzienlijk groter aantal vergelijkingsobjecten in de nabijheid van de woning van eiseres. Ter zitting heeft deskundige Dekker gereageerd op de in beroep ingebrachte nadere informatie van makelaar [naam makelaar] van 6 januari 2015. Volgens hem betreft het rapport van [naam makelaar] van 9 april 2013 geen taxatierapport, maar is sprake van een waardeverslag, waarbij hij opmerkt dat niet blijkt of de makelaar wel binnen is geweest. Voorts heeft [naam deskundige] te kennen gegeven dat [naam makelaar] uit is gegaan van een foutieve peildatum, namelijk van 30 juli 2008 in plaats van 23 maart 2008. Bovendien heeft [naam makelaar] vergeleken met objecten uit de regio Zuid-Kennemerland in plaats van de regio Amsterdam, terwijl de regio Amsterdam ook gemeenten als Amstelveen en Abcoude omvat met woningen met vergelijkbare kenmerken als de woning van eiseres. De regio Zuid-Kennemerland omvat gemeenten als Heemstede en Bloemendaal en is een kustregio, die niet te vergelijken is met de regio Amsterdam. Tot slot merkt hij op dat de Commissie een veel groter aantal vergelijkingsobjecten heeft gehanteerd. Aldus is volgens hem de taxatiewaarde die [naam makelaar] heeft vastgesteld niet juist.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de inhoud van de adviezen en hetgeen is toegelicht ter zitting van de zijde van deskundige [naam deskundige], de Commissie voldoende en deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de door haar vastgestelde taxatiewaarde als uitgangspunt kan dienen voor het vaststellen van de waardevermindering van de woning van eiseres. De Commissie is daarbij, anders dan eiseres stelt, niet enkel op de intuïtie en ervaring van de Commissieleden afgegaan, maar heeft de intuïtief bepaalde waarde wel degelijk ook gecontroleerd door middel van rekenkundig onderzoek. Deskundige [naam deskundige] heeft voorts ter zitting voldoende duidelijk toegelicht waarom de taxatiewaarde van makelaar [naam makelaar] niet als uitgangspunt kan dienen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het advies van de Commissie volledig is en dat verweerder zich op dit punt op het advies mocht baseren.
14. Eiseres heeft ten aanzien van de waardevermindering aangevoerd dat het van de gangbare maat van 7% afwijkende percentage van 1,2 % door de Commissie wordt verklaard door een aantal bijzondere omstandigheden, die volgens eiseres niet juist zijn. Zo gaat de Commissie er volledig aan voorbij dat (vrijwel) alle woningen die zijn meegenomen in het vergelijkende onderzoek, niet recht op de Westrandweg uitkijken. Waarom nu specifiek in dit geval dit een verklaring zou geven voor de afwijking van de maatstaf, blijft volstrekt onduidelijk. Eiseres kijkt vanuit de woonkamer rechtstreeks op de Westrandweg, het verkeer, de matrixborden en de geluidswal. Ook de groter dan gemiddelde afstand tot het tracé van de woning van eiseres en het afbuigen van de weg aan de achterzijde kunnen het verschil niet verklaren. Dat laatste geldt ook voor zeer veel woningen die in de vergelijking zijn betrokken, aldus eiseres.
15. De rechtbank ziet evenmin aanknopingspunt in hetgeen eiseres heeft aangevoerd voor twijfel aan de door de Commissie Ten Kate getaxeerde waardevermindering. De rechtbank verwijst naar hetgeen in rechtsoverweging 13 is geoordeeld over de werkwijze van de Commissie. Ter zitting heeft deskundige [naam deskundige] toegelicht dat ten aanzien van de waardevermindering tevens is gekeken of de schade zich aan de voorzijde en/of de achterzijde van de woning voordeed. Als de schade maar op één zijde betrekking had, is het percentage gehalveerd. Vervolgens is gekeken of het percentage dat zo werd berekend paste bij de intuïtieve taxatie, aldus [naam deskundige]. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Commissie voldoende gemotiveerd waarom zij in het geval van eiseres op een van de gangbare maat afwijkend percentage uitkomt voor de waardevermindering. Dat de Commissie omstandigheden als de ligging van de woning en de tuin en het zicht vanuit de woning en de tuin op de weg op de Westrandweg heeft betrokken bij haar taxatie, en dat daardoor een lager percentage wordt gehanteerd dan de gangbare maat, komt de rechtbank niet onredelijk voor. Uit de adviezen blijkt genoegzaam welke feiten en omstandigheden aan de conclusies van de adviezen van de Commissie ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies zijn voorts niet onbegrijpelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich met betrekking tot de waardevermindering en vergoeding van de permanente schade op de adviezen van de Commissie mocht baseren.
Tijdelijke schade
16. Eiseres heeft tevens verzocht om vergoeding van tijdelijke schade, omdat zij gedurende 18 maanden geluidsoverlast heeft ondervonden. Indien eiseres de overlast wilde ontvluchten, diende zij haar eigen woning te verlaten. Zij is dus ernstig gehinderd in het genot van haar eigendom. Voor eiseres was deze hinder ook niet te voorzien. De duur, intensiteit en omvang van de hinder zijn van dien aard dat deze het normaal maatschappelijk risico te boven gaan. Het gaat om grootschalige bouwactiviteiten, waaronder heiwerkzaamheden. Er reden vrijwel dagelijks – van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat – zware vrachtwagens af en aan.
17. De rechtbank overweegt dat op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling gestelde schade die niet of niet uitsluitend kan worden aangemerkt als een rechtstreeks gevolg van het Tracébesluit maar wel aan daaruit voortvloeiende besluiten of uitvoeringshandelingen dient te worden aangemerkt als een verzoek om nadeelcompensatie, waarbij alsdan onder meer de vraag dient te worden beantwoord of er sprake is van buiten het normale risico vallende en op een beperkte groep burgers drukkende schade (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT0572). Ook bij tijdelijke hinder dient te worden onderzocht of er voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de woon- en leefsituatie ten gevolge van uitvoeringshandelingen in negatieve zin zou worden gewijzigd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2006 ECLI:NL:RVS: 2006: AZ5163). Onder omstandigheden kan er aanleiding zijn schade bestaande uit tijdelijk verlies van woongenot ten laste van de benadeelde te laten, indien de aard, de geringe ernst en de beperkte duur van dat verlies daartoe aanleiding geven (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 juni 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA6794).
18. Verweerder heeft ten aanzien van de door eiseres ondervonden overlast er op gewezen dat het vooral ging om last van het geluid van vrachtwagens en van de heiwerkzaamheden. Er is een aangepaste heimethode gebruikt die minder overlast gaf, aldus verweerder. Bij de aanleg van de Westrandweg is vooral doordeweeks en overdag gewerkt, gedurende een periode van achttien maanden. Incidenteel is er in het weekend overdag gewerkt. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de intensiteit en de omvang van de hinder niet van dien aard zijn dat deze het normaal maatschappelijk risico te boven gaan. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op de adviezen van de Commissie Ten Kate.
19. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht geen aanleiding voor
het oordeel dat verweerder zich bij de afwijzing van vergoeding van tijdelijke schade niet op de adviezen van de Commissie Ten Kate heeft mogen baseren. De rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de ondervonden overlast en hinder behorende bij de aanleg van de Westrandweg van dien aard is (geweest) dat dit het normaal maatschappelijk risico te boven gaat. Eiseres heeft niet dan wel onvoldoende onderbouwd waaruit de specifieke overlast zou hebben bestaan, die maakt dat er gelet op de aard en de ernst van die overlast aanleiding zou bestaan de tijdelijke schade te vergoeden.
Kosten deskundige bijstand
20. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van de kosten van deskundige bijstand. Deze bijstand was noodzakelijk vanwege de discussie tussen verweerder en de adviescommissie over de toepasselijke systematiek (planschade of nadeelcompensatie), die het advies van de Commissie zodanig gecompliceerd maakte dat van eiseres niet kon worden verwacht deze discussie zonder deskundige bijstand volledig te doorgronden.
21. In artikel 6.5, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat indien burgemeester en wethouders een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 6.1 toekennen, burgemeester en wethouders daarbij tevens de redelijkerwijs gemaakte kosten van rechtsbijstand en andere deskundige bijstand vergoeden. Uit dit artikel, gelezen in samenhang met de uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX1032), volgt dat de kosten van rechtsbijstand alleen worden vergoed als deze redelijkerwijs zijn gemaakt en uitsluitend als het gaat om kosten die de aanvrager maakt vanaf het moment dat de door verweerder ingeschakelde deskundige een conceptadvies dan wel advies over de aanvraag aan verweerder heeft uitgebracht tot het moment dat verweerder op de aanvraag een besluit heeft genomen waartegen rechtsmiddelen kunnen worden ingesteld (dubbele redelijkheidstoets).
22. De rechtbank stelt vast dat wordt gevraagd om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die zijn gemaakt vanaf het moment dat het conceptadvies van de Commissie Ten Kate is uitgebracht tot het moment dat het primaire besluit is genomen. Daarmee voldoet het verzoek wat betreft de periode aan de hierboven genoemde Afdelingsuitspraak. Dit betreft in het geval van eiseres de periode van 20 maart 2012 tot en met 16 januari 2013. Blijkens het kostenoverzicht dat eiseres in beroep heeft overgelegd heeft zij in die periode
€ 1.407,60 aan kosten voor rechtsbijstand gemaakt. Dit overzicht zal, anders dan verweerder ter zitting heeft bepleit, bij de beoordeling worden betrokken.
23. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de bijstand niet redelijkerwijs noodzakelijk was en dat de bijstand die aan eiseres is gegeven niet tot een ander advies heeft geleid. Dit laatste punt – namelijk aanpassing van het advies naar aanleiding van deskundige bijstand – is naar het oordeel van de rechtbank geen criterium bij de beoordeling of eiseres in aanmerking komt voor vergoeding van de gemaakte kosten. De rechtbank verwijst in dit verband naar de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2012.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het inroepen van juridische bijstand in het geval van eiseres redelijk was in bovengenoemde periode. De werkzaamheden die blijkens het overzicht zijn verricht acht de rechtbank niet onredelijk. De rechtbank zal het beroep van eiseres dan ook om die reden gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen voor zover daarbij het verzoek om vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand in de zin van artikel 6.5 van de Wro is afgewezen. De rechtbank zal op dit punt zelf in de zaak voorzien door de primaire besluiten op dit punt te herroepen en de kostenvergoeding vast te stellen en met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b van de Awb, te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit. De rechtbank zoekt wat betreft de omvang van de te vergoeden kosten aansluiting bij het Besluit proceskosten bestuursrecht en de punten die voor een schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek worden toegekend, en acht toekenning van 0,5 punt redelijk. Dat komt neer op een door verweerder te vergoeden bedrag van € 245,-.
24. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
25. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in bezwaar en in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.470,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1). Eiseres heeft voorts verzocht om veroordeling van verweerder in de kosten van de taxatie door makelaar [naam makelaar] ten bedrage van € 465,85 en reiskosten ten bedrage van € 5,58. De door eiseres gevraagde reiskosten van € 5,58 komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten voor de taxatie. Het taxatierapport heeft niet bijgedragen aan de gegrondverklaring van het beroep; dat is immers uitsluitend gegrond verklaard omdat verweerder de vergoeding van kosten voor rechtsbijstand op grond van artikel 6.5 van de Wro niet had toegekend. De aan eiseres te vergoeden proceskosten bedragen in totaal € 1.475,58.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het verzoek om vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand in de zin van artikel 6.5 van de Wro is afgewezen;
  • herroept de primaire besluiten voor zover daarbij is beslist dat het verzoek om vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand in de zin van artikel 6.5 van de Wro is afgewezen, bepaalt dat verweerder eiseres een vergoeding voor rechtsbijstand in de zin van artikel 6.5 van de Wro toekent van € 245,- en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.475,58.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, voorzitter, en mr. M.M. Verberne en
mr. S.E. Reichert, leden, in aanwezigheid van mr. J.M. Breimer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2015.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.