ECLI:NL:RBAMS:2015:2713

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2015
Publicatiedatum
11 mei 2015
Zaaknummer
C-13-565316 - HA ZA 14-519
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van de bank bij handelingen van een mederekeninghouder

In deze zaak vorderden de eisers, erfgenamen van de overleden rekeninghouder, een verklaring voor recht dat ABN AMRO aansprakelijk was voor schade die zij hadden geleden door de vrijgave van banksaldi aan de partner van de overleden rekeninghouder. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat ABN AMRO niet onrechtmatig had gehandeld door het geld aan de partner uit te betalen zonder de andere erfgenamen te raadplegen. De rechtbank stelde vast dat de partner als mederekeninghouder bevoegd was om de kasopname te doen en dat ABN AMRO gehouden was om op haar verzoek het geld uit te betalen. De rechtbank erkende dat ABN AMRO een zorgplicht had jegens de mederekeninghouders en erfgenamen, maar oordeelde dat er in dit specifieke geval onvoldoende aanleiding was voor ABN AMRO om te twijfelen aan de legitimiteit van de kasopname. De rechtbank concludeerde dat ABN AMRO niet tekort was geschoten in haar zorgplicht en wees de vordering van de eisers af. De eisers werden veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/565316 / HA ZA 14-519
Vonnis van 20 mei 2015
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
3.
MR. G. VAN ATTEN in hoedanigheid van bijzondere curator van de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3],
kantoorhoudende te Amsterdam,
eisers,
advocaat: mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. A.J. Haasjes te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers gezamenlijk] (afzonderlijk: [eiser sub 1], [eiser sub 2] en Curator) respectievelijk ABN AMRO worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 juli 2014 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 oktober 2014,
  • het proces-verbaal van de voortzetting van de comparitie van 19 februari 2015 met de
daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[erflater] is op [datum] overleden. Erfgenamen zijn diens kinderen.
2.2.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn de kinderen van wijlen [erflater] en diens voormalige echtgenote, [voormalige echtgenote], die in 1984 van echt zijn gescheiden.
2.3.
Na de echtscheiding heeft [erflater] een relatie gehad met [partner] (hierna: [partner]). Zij hebben samen vier kinderen gekregen. Eén van de kinderen, [naam 1], is overleden. [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] worden vertegenwoordigd door de Curator.
2.4.
[erflater] was rekeninghouder bij ABN AMRO. Het ging om de volgende rekeningen (hierna ook: de Rekeningen):
  • een privérekening met [rekeningnummer] (de Privérekening);
  • een groeigemak spaarrekening met [rekeningnummer] en
  • een bonusspaarrekening met [rekeningnummer] (de Bonusspaarrekening).
2.5.
Omdat [erflater], [partner] en hun kinderen in 2006 naar Spanje verhuisden, is [eiser sub 2] destijds gevolmachtigd tot de Rekeningen.
2.6.
In 2008 is het gezin van [erflater] teruggekeerd naar Nederland in verband met, naar later bleek ernstige, ziekte van [erflater]. Op enig moment is ook [partner] gevolmachtigd tot de Rekeningen.
2.7.
In november 2008 zijn de Rekeningen van [erflater] om praktische redenen omgezet in gemeenschappelijke rekeningen (‘en/of’), in die zin dat [eiser sub 2] en [partner] rekeninghouder werden naast [erflater] zodat zij alle drie hoofdelijk schuldeiser van ABN AMRO werden ten aanzien van de saldi op de Rekeningen.
2.8.
Op 2 april 2009 heeft [partner] ABN AMRO in kennis gesteld van het overlijden van [erflater].
2.9.
ABN AMRO heeft vervolgens de tenaamstelling van de Rekeningen gewijzigd naar: [partner] en/of [eiser sub 2] en/of de boedel van [erflater].
2.10.
Op 29 april 2009 heeft ABN AMRO een brief gestuurd aan “de nabestaanden van” [erflater], op het bij haar bekende adres [adres]. Dit is ook het adres van [partner]. In deze brief heeft ABN AMRO onder andere medegedeeld dat en/of-rekeningen die op naam van [erflater] staan, niet zullen worden geblokkeerd, en heeft zij aan de nabestaanden verzocht om een verklaring van erfrecht aan de bank te doen toekomen opdat deze kan bepalen wie bevoegd is de ‘boedel’ van [erflater] richting ABN AMRO te vertegenwoordigen.
2.11.
Op 1 mei 2009 heeft ABN AMRO op gezamenlijk verzoek van [eiser sub 2] en [partner] aan hen beiden toegang verschaft tot elektronisch bankieren ten aanzien van de Rekeningen.
2.12.
Tussen april en juni 2009 is [partner] over de Rekeningen blijven beschikken. Na 1 mei 2013 heeft zij in totaal € 29.600,00 overgeboekt van de Bonusspaarrekening naar de Privérekening en daarvan verschillende contante opnames van €1.500 tot € 3.000 gedaan en € 15.600,00 overgemaakt naar haar eigen rekening.
2.13.
Op 22 juni 2009 heeft [partner] bij ABN AMRO aangekondigd dat zij een bedrag van € 115.000,00 in contanten wilde opnemen van de Bonusspaarrekening, althans van één van de Rekeningen. ABN AMRO heeft [partner] toen gevraagd waarvoor zij de contante opname wilde doen en haar gewezen op het risico van zo’n grote contante opname.
2.14.
Op 2 juli 2009 heeft [partner] een bedrag van € 115.000,00 in contanten van de Bonusspaarrekening opgenomen. ABN AMRO heeft [partner] voorafgaand aan deze transactie weer gewezen op het risico van zo’n grote contante opname.
2.15.
Op 2 juli 2009 heeft [partner] aan [eiser sub 2] medegedeeld dat zij eerder op die dag € 115.000,00 in contanten van de Bonusspaarrekening had opgenomen en dat zij vervolgens van dat geld op straat is beroofd. Op dezelfde dag heeft [partner] hiervan aangifte gedaan bij de politie. Het bedrag van € 115.000,00 is niet meer boven water gekomen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers gezamenlijk] vorderen, samengevat, verklaring voor recht dat ABN AMRO aansprakelijk is voor door [eisers gezamenlijk] geleden en te lijden schade als gevolg van de handelwijze van ABN AMRO verband houdende met de vrijgave van de banksaldi aan [partner], en veroordeling van ABN AMRO tot vergoeding van die schade, op te maken bij staat.
3.2.
[eisers gezamenlijk] leggen kort gezegd het volgende aan de vordering ten grondslag. De vijf kinderen [familienaam] zijn de erfgenamen van [erflater]; [partner] is geen erfgenaam. Door het verdwijnen van de € 115.000,00 lopen de kinderen [familienaam] grotendeels hun erfenis mis. ABN AMRO is hiervoor aansprakelijk omdat zij het geld aan [partner] heeft meegegeven zonder de rechtspositie van [partner] ten opzichte van de nalatenschap van [erflater] te verifiëren, hetgeen een schending van de op een bank rustende zorgplicht oplevert. Het is weliswaar zo dat [partner] puur formeel gezien bevoegd was over de tegoeden op de Rekeningen te beschikken, maar gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, te weten het overlijden van [erflater] en de grote contante opname, had ABN AMRO niet zomaar gevolg mogen geven aan het kasopnameverzoek van [partner]; ABN AMRO had eerst mederekeninghouder [eiser sub 2] op de hoogte moeten stellen van de voorgenomen kasopname en instemming van de erven moeten verkrijgen.
3.3.
ABN AMRO voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De klacht van [eisers gezamenlijk] komt er in de kern op neer dat ABN AMRO het geld niet aan [partner] mee had mogen geven zonder bij mederekeninghouder [eiser sub 2] en de andere erfgenamen te vragen of zij het daar wel mee eens waren.
4.2.
Uitgangspunt bij dat alles is dat [partner] als mederekeninghoudster bevoegd was de kasopname te doen en dat ABN AMRO dus gehouden was op haar verzoek het geld uit te betalen. Met [eisers gezamenlijk] kan vervolgens worden aanvaard dat de bijzondere maatschappelijke positie van ABN AMRO meebrengt dat op haar jegens mederekeninghouders zoals hier [eiser sub 2] en ook jegens derden, zoals de erfgenamen een zorgplicht rust die onder omstandigheden kan meebrengen dat ABN AMRO de mederekeninghouder en de erfgenamen eerst op de hoogte dient te stellen alvorens zij uitvoering geeft aan een in beginsel rechtsgeldig verstrekte opdracht. Daarvoor is dan wel nodig dat de specifieke omstandigheden van het geval ABN AMRO concreet aanleiding geven te twijfelen aan de legitimiteit van (het oogmerk van) de verstrekte opdracht en dat ABN AMRO weet dat de belangen van derden door de gewraakte transactie worden geraakt.
4.3.
Vast staat dat [partner] op 22 juni 2009 bij ABN AMRO kenbaar heeft gemaakt dat zij de kasopname wilde doen. Op dat moment was bij ABN AMRO bekend dat:
  • de Rekeningen sinds de zomer van 2008 waren gewijzigd in gezamenlijke rekeningen op naam van [partner] en/of [eiser sub 2] en/of [erflater]
  • [partner] op 2 april 2009 had bericht dat [erflater] op 25 maart 2009 was overleden;
  • de Rekeningen daarom op naam waren gesteld van [partner] en/of [eiser sub 2] en/of de boedel van [erflater];
  • bij brieven van 22 april 2009 en 9 juni 2009 was verzocht om een verklaring van erfrecht teneinde vast te stellen wie bevoegd was om in de plaats van [erflater] als rekeninghouder op te treden en dat in die brieven werd medegedeeld dat gezamenlijke (en/of) rekeningen niet zouden worden geblokkeerd;
  • geen verklaring van erfrecht was ontvangen;
  • op 1 mei 2009 op hun gezamenlijk verzoek aan [eiser sub 2] en [partner] toegang was verleend tot elektronisch bankieren ten aanzien van de Rekeningen;
  • na 31 maart 2009 door [partner] aanzienlijke bedragen van de Bonusspaarrekening en de Privérekening waren afgeschreven en opgenomen en dat daartegen niet was geprotesteerd.
Verder staat als onbetwist vast dat ABN AMRO bij [partner] navraag heeft gedaan naar de reden voor de contante opname en dat zij toen heeft gezegd dat daarmee onroerend goed in Marokko gekocht zou gaan worden en dat ABN AMRO [partner] bij herhaling heeft gewaarschuwd voor de risico’s van een dergelijk grote kasopname.
4.4.
De rechtbank is, anders dan [eisers gezamenlijk] van oordeel dat gelet op het voorgaande voor ABN AMRO onvoldoende aanleiding bestond [eiser sub 2] en/of de erfgenamen op de hoogte te stellen van de voorgenomen kasopname. De situatie was op 22 juni en 2 juli 2009 voor ABN AMRO immers niet anders dan dat [partner] nog steeds bevoegd was om over de rekening te beschikken en dat zij dat vanaf 2 april 2009 kennelijk met instemming van [eiser sub 2] ook deed, waarbij zonder bezwaar (zeer) aanzienlijke bedragen van de Rekeningen werden opgenomen. Dat [partner] niet en de andere kinderen wel erfgenaam waren van [erflater] was aan ABN AMRO, ondanks herhaald verzoek om een verklaring van erfrecht niet bekend gemaakt en zij hoefde dat ook niet te weten. Tegen die achtergrond heeft ABN AMRO in redelijkheid genoegen kunnen nemen met de verklaring van [partner] dat de kasopname bestemd was om onroerend goed in Marokko te kopen en hoefde zij op grond van de enkele omstandigheid dat het ging om een zeer grote kasopname niet te twijfelen aan de legitimiteit van (het oogmerk van) die kasopname. Onder deze omstandigheden kan ABN AMRO niet als een tekortkoming of onrechtmatige handelen worden toegerekend dat zij uitvoering heeft gegeven aan de rechtsgeldige opdracht van [partner] en haar op 2 juli 2009 het geld heeft meegegeven zonder bij mederekeninghouder [eiser sub 2] of de erfgenamen te vragen of zij het daar wel mee eens waren. Dit leidt reeds tot afwijzing van de vordering. In aanvulling hierop wordt nog het volgende overwogen.
4.4.1.
[eisers gezamenlijk] hebben erop gewezen dat ABN AMRO heeft toegestaan dat [partner] contant geld van de Bonusspaarrekening opnam, alhoewel in de bij de Rekeningen behorende en door ABN AMRO gebruikte algemene voorwaarden is bepaald dat over spaargelden slechts kan worden beschikt door middel van overboeking naar de Privérekening. Volgens ABN AMRO is dit op zichzelf juist, maar betreft het hier een afwijking van de algemene voorwaarden ten gunste en niet ten nadele van de klant. [partner] was immers ook bevoegd over de Bonusspaarrekening te beschikken en had zo nodig ter plekke op 2 juli 2009 de gelden naar de Privérekening kunnen overboeken om vervolgens alsnog de kasopname te doen. Dat ABN AMRO haar die moeite heeft bespaard levert geen normschending op, terwijl de desbetreffende algemene voorwaarde bovendien niet is geschreven met het doel dat de bevoegde rekeninghouders geen contante opnames kunnen doen, aldus steeds ABN AMRO. [eisers gezamenlijk] hebben dit alles niet meer bestreden, zodat de vordering ook op dit punt niet kan slagen.
4.4.2.
[eisers gezamenlijk] hebben tot slot er op gewezen dat andere banken wél zouden overgaan tot blokkering van en/of-rekeningen in geval van overlijden van een van de rekeninghouders. Wat hier ook van zij, in deze zaak staat vast dat ABN AMRO de Rekeningen niet heeft geblokkeerd en dat zij daar op grond van de tussen partijen geldende voorwaarden ook niet toe gehouden was. ABN AMRO heeft dit bij brieven van 22 april 2009 en 9 juni 2009 uitdrukkelijk meegedeeld en [eiser sub 2] wist ook dat de Rekeningen niet geblokkeerd waren en nog door [partner] werden gebruikt. Hij heeft daar ook geen bezwaar tegen gemaakt en meegewerkt aan de mede ten behoeve van [partner] gedane aanvraag voor toegang tot elektronisch bankieren. Onder die omstandigheden kan ABN AMRO niet worden verweten dat zij de rekeningen niet heeft geblokkeerd.
4.5.
De slotsom is dat geen van de daartoe aangevoerde gronden tot toewijzing van de vordering kunnen lijden. Het gevorderde zal om die reden worden afgewezen. [eisers gezamenlijk] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van ABN AMRO begroot op:
€ 608,00 aan griffierecht
€ 904,00aan salaris advocaat (2 punten, tarief II)
€ 1.512,00 tot heden, terwijl de nakosten worden begroot op € 131,00 aan nasalaris advocaat, in geval van betekening nog te vermeerderen met € 68,00, een en ander nog te vermeerderen met wettelijke rente en uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, een en ander op de vordering daartoe van ABN AMRO en zoals hierna onder de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de kosten van het geding, aan de zijde van ABN AMRO tot heden begroot op € 1.512,00, voor zover van toepassing inclusief btw, te vermeerderen met nasalaris begroot op een bedrag van € 131,00, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eisers gezamenlijk] niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis hebben voldaan, te vermeerderen met de gewone wettelijke rente over € 1.512,00 en € 131,00 vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis tot de dag der voldoening, te vermeerderen met de gewone wettelijke rente over € 68,00 vanaf de dag van betekening tot de dag der voldoening,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.H. Vink en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2015. [1]

Voetnoten

1.*