ECLI:NL:RBAMS:2015:261

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2015
Publicatiedatum
22 januari 2015
Zaaknummer
13/731033-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak wegens wapenbezit en witwassen

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], heeft de rechtbank Amsterdam op 19 januari 2015 uitspraak gedaan. De zaak betreft een vrijspraak voor alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten, waaronder wapenbezit en witwassen. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 9 en 10 december 2014 en 5 januari 2015. De officier van justitie, mr. H. Oppe, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd vertegenwoordigd door mrs. J. de Vries, C.W. Flokstra en N.C.J. Meijering.

De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, alsook het verwerven en voorhanden hebben van geldbedragen en horloges die mogelijk van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, maar kon niet vaststellen dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen of de andere goederen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van wapenbezit en witwassen, en sprak de verdachte integraal vrij van alle ten laste gelegde feiten.

De rechtbank gelastte tevens de teruggave van een in beslag genomen scooter aan de verdachte. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. S. Zuithoff, en is openbaar gemaakt op de zitting van 19 januari 2015.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/731033-13 (promis)
Datum uitspraak: 19 januari 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA-adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 en 10 december 2014 en 5 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Oppe en van wat de raadslieden van verdachte, mrs. J. de Vries, C.W. Flokstra en N.C.J. Meijering, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 november 2012 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie III, te weten een pistool (CZ model 83, kaliber 9mm Browning), en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patro(o)n(en) (9mm Kort Sellier & Bellot), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 26 jo 55 Wet Wapens en Munitie jo 47 Wetboek van Strafrecht)
2. ( na wijziging tenlastelegging ter terechtzitting van 9 december 2014)
hij op of omstreeks 1 november 2012 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer voorwerp(en), te weten
- a) een geldbedrag (bestaande uit onder meer een of meer coupure(s) van 500 euro) van (totaal) (ongeveer) 4.015 euro, althans enig geldbedrag en/of
- b) een of meer (3) horloge(s) (merk: Audemars Piquet en/of Rolex (2)) en/of
- c) een of meer (4) telefoon(s) (merk: Blackberry (2) en/of iPhone (2)), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een of meer voorwerp(en), te weten
- a) een geldbedrag (bestaande uit onder meer een of meer coupure(s) van 500 euro) van (totaal) (ongeveer) 4.015 euro, althans enig geldbedrag en/of
- b) een of meer (3) horloge(s) (merk: Audemars Piquet en/of Rolex (2)) en/of
- c) een of meer (4) telefoon(s) (merk: Blackberry (2) en/of iPhone (2)),
gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(artikel 420bis en/of 420quater jo 47 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 1 november 2012 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk een of meer radiozendappara(a)t(en), te weten een GSM-jammer heeft aangelegd en/of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat/die radiozendappara(a)t(en) op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend;
(artikel 10.9 Telecommunicatiewet jo 1 en 2 Wet op de Economische Delicten jo 47 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Inleiding

Naar aanleiding van de aanhouding op 31 oktober 2012 van [ex-partner moeder]
(hierna: [ex-partner moeder]), destijds de partner van de moeder van verdachte
(hierna: [moeder van verdachte]), wordt op 1 november 2012 een doorzoeking gedaan in de woning van verdachte en [moeder van verdachte] op het adres [adres te plaats], omdat bekend was dat [ex-partner moeder] daar verbleef.
In de woning worden de volgende goederen aangetroffen:
- in de woonkamer in de TV-kast een vuurwapen;
- in de slaapkamer van [moeder van verdachte] en [ex-partner moeder], in de ladekast € 4.015,- (bestaande uit in ieder geval 8 x € 500,-), op de ladekast een horloge van het merk Rolex en in de kledingkast onder de kleding in een tasje een jammer;
- in de slaapkamer van verdachte, op de stellage een horloge van het merk Rolex en een kist met daarin een horloge van het merk Audemars Piquet;
- en in de slaapkamer van [moeder van verdachte] en [ex-partner moeder] twee IPhone’s en twee Blackberry’s.
De politie vermoedt dat het geldbedrag, de horloges en de telefoons - middellijk dan wel onmiddellijk - afkomstig zijn uit enig misdrijf.
De vragen die ter beantwoording aan de rechtbank voorliggen zijn:
- of verdachte het in zijn woning aangetroffen vuurwapen voorhanden heeft gehad;
- of verdachte wist of rederlijkwijs moest vermoeden dat het geld, de horloges en de telefoons van misdrijf afkomstig waren;
- of verdachte de in zijn woning aangetroffen jammer voorhanden heeft gehad.
Voordat die vragen beantwoord kunnen worden zal eerst de vraag moeten worden beantwoord of de politie de woning van verdachte rechtmatig heeft doorzocht.

5.Rechtmatige doorzoeking?

5.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de doorzoeking in de woning van verdachte onrechtmatig was, nu:
- de verdenking tegen [ex-partner moeder] van het medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens was geconstrueerd en niet op concrete feiten en omstandigheden was gebaseerd, zodat niet redelijkerwijs kon worden vermoed dat op zijn verblijfplaats vuurwapens aanwezig zouden zijn;
- er geen enkel onderzoek was gedaan of, dan wel was vastgesteld dat [ex-partner moeder] daadwerkelijk verbleef op het adres van verdachte, waardoor niet redelijkerwijs kon worden vermoed dat in de woning van verdachte vuurwapens aanwezig zouden zijn.
Deze onrechtmatigheid levert een schending op van artikel 8 Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) die dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van al hetgeen dat is aangetroffen in de woning.
5.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de combinatie van goederen die bij [ex-partner moeder] en de overige met hem aangehouden verdachten waren aangetroffen, genoeg reden opleverde om de woning van verdachte, waar [ex-partner moeder] verbleef, te doorzoeken. Daarbij kan verdachte geen beroep doen op eventuele onrechtmatigheden in de zaak tegen [ex-partner moeder].
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat er voldoende aanleiding was om de verblijfplaats van [ex-partner moeder] te doorzoeken, nu hij op de Dam was aangehouden met twee andere verdachten die allebei een doorgeladen vuurwapen bij zich droegen en met een verdachte die vermommingsspullen bij zich had, terwijl hijzelf een kogelvrij vest droeg en als vuurwapengevaarlijk in de politiesystemen bekend was, waarbij door agenten was gezien dat dit viertal veelvuldig met elkaar handen schudde alsof er iets werd overgedragen. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, maakt dat redelijkerwijs vermoed kon worden dat op zijn verblijfplaats vuurwapens aanwezig zouden zijn.
Ook de tweede door de verdediging aangevoerde grond wordt verworpen, zodat het gehele verweer faalt, nu de politie er wel degelijk vanuit mocht gaan dat [ex-partner moeder] in de woning van verdachte op het adres [adres te plaats] verbleef. In de woning op de [adres 2 te plaats], waar [ex-partner moeder] stond ingeschreven, waren immers geen persoonlijke eigendommen van [ex-partner moeder] aangetroffen. Daaruit kon worden opgemaakt dat [ex-partner moeder] daar niet feitelijk verbleef. Daarbij komt dat [ex-partner moeder] het adres van verdachte had opgegeven bij zijn verlofaanvraag in april 2012. Daarom mocht de politie er van uit gaan dat [ex-partner moeder] daar verbleef.
Derhalve was de doorzoeking rechtmatig en kunnen alle in de woning aangetroffen goederen voor het bewijs worden gebruikt.

6.Waardering van het bewijs

6.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte het wapen samen met [ex-partner moeder] en [moeder van verdachte] voorhanden heeft gehad. Het vuurwapen werd immers in de woonkamer in de TV-kast gevonden, een plek waar alle bewoners directe en vrije toegang tot hadden. Dat gegeven brengt een zekere mate van bewustheid van aanwezigheid van dat wapen met zich, nu die directe en vrije toegang tot die TV-kast impliceert dat men zich van dat wapen bewust moet zijn.
Met betrekking tot het witwassen stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat uit het dossier blijkt dat zowel het geld als de aangetroffen horloges gemeenschappelijk bezit waren. Daarnaast is aannemelijk dat één Blackberry en één Iphone aan verdachte toebehoren. Nu verdachte, [moeder van verdachte] en [ex-partner moeder] niet hebben willen verklaren over de herkomst van de horloges, telefoons en het geldbedrag, het daardoor niet duidelijk is hoe de horloges en de telefoons zijn gefinancierd en nu uit de onderzochte financiële gegevens van verdachte, [moeder van verdachte] en [ex-partner moeder] geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat die uitgaven niet gedekt worden door legale inkomsten, kan het niet anders zijn dan dat het geldbedrag, de horloges en de telefoons van enig misdrijf afkomstig zijn. Dit wordt ondersteund door het feit dat [ex-partner moeder] veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen en [moeder van verdachte] ook zelf ter zake het medeplegen van witwassen is veroordeeld.
Tot slot acht de officier van justitie niet bewezen dat verdachte de jammer aanwezig heeft gehad, nu niet kan worden vastgesteld dat hij wist dat de jammer op de slaapkamer van [moeder van verdachte] lag.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte zich niet bewust was van de aanwezigheid van het wapen en dat dit niet wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Het enkele feit dat het wapen in een tasje in een toegankelijke kast lag, maakt niet dat daaruit de bewustheid van de aanwezigheid van dat wapen volgt. Immers, onduidelijk is of verdachte het bestaan van het tasje kende, laat staan de inhoud. Zeker nu niet is vast te stellen hoe het tasje in de meubelkast lag en het maar zeer de vraag is of het tasje ook was opgeborgen zoals op de foto in het dossier is afgebeeld. Om de bewustheid te bewijzen is meer nodig dan het enkele feit dat de kast toegankelijk was. Daarnaast is het ontbreken van biologische sporen op het wapen of het tasje een contra-indicatie. Verdachte dient daarom van feit 1 te worden vrijgesproken.
Ook dient verdachte te worden vrijgesproken van het witwassen, nu bij verdachte geen bewustheid was van de aanwezigheid van het geld. Uit geen van de bewijsmiddelen kan dat volgen, terwijl wel duidelijk is dat het geld lag bij de spullen die toebehoorden aan [ex-partner moeder]. Met betrekking tot de drie aangetroffen horloges kan niet worden bewezen dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van die horloges en dat verdachte beschikkingsmacht had over die horloges. Met betrekking tot de aangetroffen telefoons is de verdediging van mening dat die aanwezigheid niet schreeuwt om een uitleg door verdachte, terwijl er daarnaast ook voldoende legale financiële middelen waren om die telefoons aan te schaffen. Van een goed afkomstig van enig misdrijf is dus geen sprake en verdachte dient dan ook van feit 2 te worden vrijgesproken.
Tot slot ontbreekt ook ten aanzien van de aangetroffen jammer de bewustheid bij verdachte. De jammer blijkt ook te zijn aangetroffen onder in een kledingkast in een tasje. Daarnaast zijn er geen biologische sporen van verdachte op de jammer aangetroffen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1.
Vuurwapen
Voor een veroordeling ter zake van artikel 26 van de Wet wapens en munitie (WWM) is in de eerste plaats vereist dat er sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de tv-kast een toegankelijke plek is. Nu echter uit het dossier niet valt op te maken hoe lang het blauwe tasje met het vuurwapen in die tv-kast heeft gelegen en of het tasje direct zichtbaar was bij het openen van de kast, en evenmin is vast te stellen of het tasje ook daadwerkelijk is aangetroffen zoals op pagina 520 van het witwasdossier is afgebeeld, kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich ervan bewust was dat daar een vuurwapen lag. Daarom dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
6.3.2.
Witwassen
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte wist, dan wel moest vermoeden dat de horloges van enig misdrijf afkomstig waren. Verdachte was destijds een net 18 jaar geworden jongeman die nog thuis bij zijn moeder woonde. Het dossier bevat geen aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat verdachte wist dat die horloges mogelijk zijn gefinancierd met geld afkomstig uit enig misdrijf. Met name is niet duidelijk of verdachte voldoende op de hoogte was van de financiële handel en wandel van zijn moeder en stiefvader, noch of verdachte voldoende in staat was om de echtheid van de horloges te kennen of te onderkennen. Reeds hierop strandt het verwijt dat verdachte de horloges heeft witgewassen.
Met betrekking tot het aangetroffen geld (€ 4.015,-) gaat de rechtbank er van uit dat, gelet op het feit dat dit geldbedrag in een ladekast is aangetroffen met daarin ook persoonlijke spullen van [ex-partner moeder], dit geld toebehoort aan [ex-partner moeder] Uit het dossier kan niet worden opgemaakt of verdachte bewust was van het feit dat in die ladekast dat geldbedrag lag. Daarom dient verdachte ook van dit onderdeel van de beschuldiging te worden vrijgesproken.
Tot slot overweegt de rechtbank met betrekking tot de aangetroffen telefoons dat de aangedragen feiten en omstandigheden niet van dien aard zijn dat ten aanzien van deze telefoons zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. De inkomenspositie van verdachte en zijn moeder was immers zodanig dat hij twee telefoons kon kopen, waardoor er geen vermoeden van witwassen aanwezig is.
De conclusie uit het voorgaande is dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde witwassen.
6.3.3.
Jammer
Ook ten aanzien van dit feit is vereist dat er sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij verdachte omtrent de aanwezigheid van die jammer.
De jammer lag onder kleding op de bodemplaat van de kledingkast van [moeder van verdachte] in een zwart tasje. Op grond van de stukken van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte bewust was van het feit dat daar een jammer lag. Daarom dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.

7.Beslissing

De rechtbank verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggeven scooter, merk Vespa Piaggo (goednummer 4549447).
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Wieland, voorzitter,
mrs. M.E. Leijten en P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Zuithoff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 januari 2015.