In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, stond de toekenning van de boventalligheidsstatus aan eiser centraal. Eiser, werkzaam bij de Dienst Stadstoezicht, werd per 8 september 2012 boventallig verklaard in het kader van een reorganisatie. De rechtbank oordeelde dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, voldaan had aan zijn verplichtingen in de plaatsingsfase op basis van het Sociaal Plan. Eiser had geen belangstelling getoond voor de beschikbare functies, wat leidde tot de conclusie dat hij geen functievolger was en derhalve boventallig kon worden verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen rechtsplicht op verweerder rustte om maatregelen te treffen voor de feitelijke inpassing van eiser in een functie, en dat de procedure zorgvuldig was gevolgd.
Daarnaast werd eiser schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase. De rechtbank stelde vast dat de behandeling van de zaak meer dan twee jaar had geduurd, wat in strijd was met de normen van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Eiser kreeg een schadevergoeding van € 1.000,00 toegewezen, omdat de overschrijding volledig aan de rechterlijke fase kon worden toegerekend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar veroordeelde de Staat der Nederlanden tot betaling van de schadevergoeding aan eiser.