ECLI:NL:RBAMS:2015:2532

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2015
Publicatiedatum
4 mei 2015
Zaaknummer
13/741336-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en mishandeling in Amsterdam met recidivegevaar en tbs-maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 30 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting, mishandeling van zijn levensgezellin en haar moeder, en vernieling. De feiten vonden plaats in Amsterdam tussen 25 en 27 december 2013. De verdachte heeft op 25 december 2013 een vrouw, aangeduid als [slachtoffer 1], verkracht in de bosjes langs een fietspad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw met geweld heeft gedwongen tot seksuele handelingen. Op 27 december 2013 heeft de verdachte zijn levensgezellin, aangeduid als [slachtoffer 2], mishandeld door haar keel dicht te knijpen. Tevens heeft hij haar moeder, [moeder van slachtoffer 2], mishandeld en een deur vernield. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2], waarvan hij werd vrijgesproken. De rechtbank heeft rekening gehouden met het recidivegevaar van de verdachte, zijn persoonlijkheidsstoornis, en eerdere mislukte interventies. Gezien de ernst van de feiten en het gevaar voor de maatschappelijke veiligheid heeft de rechtbank besloten tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met daarnaast de maatregel van tbs met dwangverpleging. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €6.554,78 toegewezen aan [slachtoffer 1] voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/741336-13 (Promis)
Datum uitspraak: 30 april 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA-adres], doch thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie 1]” te [plaats].

1.Onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2015.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W. van Schaijck, en van wat verdachte en diens raadsman, mr. L.M.A. Schwartz, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 december 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feiteljkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en)
die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van
voornoemde [slachtoffer 1], hebbende verdachte voornoemde [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat
verdachte
  • zijn, verdachtes, vinger(s) eenmaal of meermalen in de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] duwde/bracht en/of (met kracht) heen en weer bewoog in de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
  • zijn, verdachtes, penis in de mond van voornoemde [slachtoffer 1] duwde/bracht en/of heen en weer bewoog in de mond van voornoemde [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
  • (in het donker) achter voornoemde [slachtoffer 1] aan is gefietst en/of gegaan en/of voornoemde [slachtoffer 1] (in het donker) heeft gevolgd en/of
  • voornoemde [slachtoffer 1] van de fiets heeft trachten te trekken en/of haar fiets heeft vastgepakt en/of
  • nadat voornoemde [slachtoffer 1] van haar fiets was gestapt en wegrende, achter voornoemde [slachtoffer 1] is aangerend en/of aangegaan en/of
  • (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of de bosjes/struiken in heeft getrokken en/of gesleurd en/of
  • in voornoemde bosjes en/of struiken de panty en/of de onderbroek van voornoemde [slachtoffer 1] uit heeft getrokken en/of gedaan en/of
  • voornoemde [slachtoffer 1] met kracht tegen de grond heeft geduwd en/of tegen de grond heeft gehouden en/of zijn hand over de mond en/of het gezicht van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of
  • (toen voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd: “Pijp me dan”, in elk geval woorden van gelijke aard of strekking en/of
  • met kracht aan de haren van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gerukt en/of getrokken en/of de haren van voornoemde [slachtoffer 1] uit het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gerukt en/of getrokken
en/of (aldus) voor voornoemde [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(Artikel 242 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 27 december 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2], zijn levensgezel, opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht de keel en/of de luchtpijp
van voornoemde [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of heeft dichtgeknepen en/of
dichtgeknepen heeft gehouden;
(Artikel 302/3 04 juncto artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 27 december 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk
zijn levensgezel [slachtoffer 2], heeft mishandeld, welke mishandeling bestond uit het vastpakken
en/of vastgrijpen en/of dichtknijpen en/of dichtgeknepen houden van de keel en/of luchtpijp
van voornoemde [slachtoffer 2], waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
(Artikel 300/304 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 27 december 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [moeder van slachtoffer 2],
de moeder van zijn levensgezel [slachtoffer 2], heeft mishandeld, welke mishandeling bestond uit
het
  • met de hand/vuist slaan en/of stompen en/of schampen (langs) (in) het gezicht van voornoemde [moeder van slachtoffer 2] en/of
  • eenmaal of meermalen schoppen en1of trappen tegen het lichaam van voornoemde [moeder van slachtoffer 2],
waardoor voornoemde [moeder van slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 27 december 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en
wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [moeder van slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met kracht eenmaal of meermalen tegen
voornoemde deur te slaan en/of te stompen;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde. De officier van justitie acht het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen, nu het niet aannemelijk is dat het opzet van verdachte er op was gericht om [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is, met de officier van justitie, van mening dat de feiten 1, 2 subsidiair, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend en het bewijsmateriaal in het dossier is voldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht – met de verdediging en de officier van justitie - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Voor een veroordeling wegens een poging tot zware mishandeling moet het opzet van verdachte gericht zijn geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Aldus moet ten minste komen vast te staan, dat sprake is van een handeling zijdens verdachte die naar haar aard de aanmerkelijke kans oplevert dat als gevolg daarvan bij aangeefster [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel optreedt. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte haar keel dichtkneep met de topjes van zijn vingers en zijn duim maar dat haar moeder direct in actie kwam en verdachte heeft weggeduwd en geslagen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 2] niet zo lang bij de keel heeft vastgehouden en dat hij haar uit eigen beweging heeft losgelaten. De rechtbank acht daarom in het onderhavige geval niet bewezen dat het opzet van verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2], zodat hij van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
4.3.2.
Waardering van het bewijs ten aanzien van de onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten:
De rechtbank leidt voorts uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende af.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] leidt de rechtbank af dat zij op 25 december 2013, omstreeks 22:30 uur, vanaf het Dollardpad te Amsterdam via de Waddenweg in de richting van de Loenermark, terug naar huis fietst. Ter hoogte van de Waddenweg bemerkt zij dat een man, naar later blijkt verdachte, achter haar aan fietst. De fiets van verdachte valt haar op vanwege de felle verlichting van de koplamp. Op een gegeven moment merkt [slachtoffer 1] dat zij niet de juiste route heeft genomen en besluit om te keren. Zij ziet dat verdachte haar op ongeveer twee à drie meter is genaderd. [slachtoffer 1] hoort verdachte vragen: “Neuken?”. [slachtoffer 1] antwoordt ontkennend, keert weer om en fietst hard weg. Zij hoort dat verdachte haar achtervolgt. [slachtoffer 1] voelt dat verdachte haar kleding en/of haar fiets probeert beet te pakken, waarna zij van haar fiets springt, haar hoge hakken uitschopt en weg rent in de richting waarin zij eigenlijk fietste. De verdachte rent [slachtoffer 1] achterna, pakt haar vast en sleurt haar de bosjes in. [slachtoffer 1] begint hierop te schreeuwen en te gillen en roept om hulp. Ze praat tegen verdachte en biedt hem haar geld aan. Verdachte reageert niet. Zij belandt op de grond en verdachte trekt haar panty en onderbroek uit. Ze blijft worstelen. Verdachte voegt haar de woorden toe: “Pijp me dan!”. Op dat moment duwt verdachte zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] en beweegt zijn onderlichaam heen en weer zodat zijn penis in haar mond beweegt. Ook steekt verdachte op ruwe wijze meerdere vingers in de vagina van [slachtoffer 1] en beweegt ze heen en weer. Verdachte dwingt [slachtoffer 1] om drie keer in zijn hand te spugen, kennelijk met de intentie om zijn penis te bevochtigen om haar te kunnen penetreren. Ze blijft hem continu smeken dat niet te doen. Gedurende deze handelingen trekt verdachte constant heel hard aan de haren van [slachtoffer 1] wanneer zij hem tegenwerkt of als zij schreeuwt. Hij duwt haar stevig tegen de grond door zijn hand over haar mond en gezicht te houden als er fietsers passeren [1] . Later, tijdens het informatieve gesprek met de politie, nemen verbalisanten ook waar dat [slachtoffer 1] diverse plukken los haar uit haar haren haalt, die door verdachte zijn losgetrokken. [2] Als [slachtoffer 1] voorbijgangers hoort roept zij weer om hulp, hetgeen wordt opgemerkt door een voorbijganger op een scooter. Deze stopt en schijnt met zijn scooterlicht in de bosjes, waarna verdachte wegvlucht.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 25 december 2013 omstreeks 22:45 uur op zijn scooter over de Hans Meerum Terwogtweg te Amsterdam reed en een los wit fietslampje brandend op de weg zag liggen. Even verderop hoort hij iemand om hulp roepen, waarna hij met de lamp van zijn scooter in de bosjes schijnt ter hoogte van alwaar het hulpgeroep vandaan kwam. Op het moment dat [getuige] besluit om zijn weg naar huis te vervolgen hoort hij nogmaals een vrouw om hulp roepen. Toen hij van zijn scooter afstapte zag hij een manspersoon uit de bosjes komen die vervolgens in de richting van de IJdoornlaan rende. [getuige] is gelijk de bosjes ingelopen. Hij ziet een jonge vrouw die volledig overstuur was, zij was aan het huilen. [getuige] trekt [slachtoffer 1] uit de bosjes en ziet dat zij geen onderkleding meer aan heeft. Hij heeft zijn jas om haar lichaam geslagen en haar spullen bijeengezocht, waarna hij haar naar het politiebureau aan de Waddenweg brengt [3] .
[getuige] heeft kort nadat hij het slachtoffer heeft aangetroffen met zijn mobiele telefoon een filmpje gemaakt van de plaats delict, welke hij aan de politie ter beschikking heeft gesteld. Op de printscreens die behoren bij deze video-opname is onder meer een datum en tijdstip te lezen, te weten 25 december 2013, 22:51 uur. [4]
Omstreeks 23:04 uur die dag (25-12-2013) belt verdachte met zijn vriendin[slachtoffer 2], die op bezoek is bij haar vriendin [persoon 1] aan de [adres 1] te [plaats], met de mededeling dat zij nu naar beneden moet komen omdat hij heeft gevochten en zijn hele broek onder de modder zit. De verdachte vertelt aan [slachtoffer 2] tijdens de fietsrit naar huis dat hij vanaf het adres van haar opa af kwam fietsen en in het Noorderpark iemand om hulp hoorde roepen. Verdachte is daar naar toe gefietst en heeft met het felle licht van zijn fiets in de bosjes geschenen. Hij zag toen een vrouw in de bosjes die hij eruit heeft getrokken. Hij zag dat de vrouw van onderen naakt was. Vanuit zijn ooghoek zag hij dat een man hem wilde aanvallen. De vrouw heeft toen een auto aangehouden en verdachte heeft samen met de bestuurder van de auto de man in elkaar geslagen. De man is hierna hard weggerend. Van haar moeder heeft [slachtoffer 2] gehoord dat de vlekken op de broek van verdachte aardevlekken betroffen die zo goed mogelijk van de broek waren afgeveegd [5] . Ook aan zijn schoonmoeder [moeder van slachtoffer 2] heeft verdachte verteld dat hij op 25 december 2013 door het Noorderpark fietste en dat hij een vrouw hoorde en zag dat die vrouw helemaal naakt was. Zijn schoonmoeder ziet dat de broek van verdachte ter hoogte van zijn knieën onder de modder zit. Verdachte wil dat die broek meteen wordt gewassen [6] .
Verdachte heeft verklaard dat hij die avond bij de opa van [slachtoffer 2] op bezoek was. [7] Uit de bewakingsbeelden van verpleeghuis [verpleeghuis] te [plaats], alwaar de opa van [slachtoffer 2] verbleef, is te zien dat verdachte om 22:36 uur via de receptie het verpleeghuis verlaat. Het fietspad dat [slachtoffer 1] volgde op het moment dat zij bemerkte dat zij door de latere dader werd gevolgd kruist het fietspad langs Loenermark, nabij verpleeghuis [verpleeghuis]. [8]
Een GGD-arts heeft geconstateerd dat bij het slachtoffer [slachtoffer 1] ter plaatse van haar schaamregio, aan de linkerzijde naast haar grote schaamlippen, een snijwond zichtbaar is van circa 3 centimeter, alsmede aan zowel de voor- als achterzijde van haar bovenbenen en op haar onderarm ter hoogte van het polsgewricht meerdere rode streepvormige krasverwondingen variërend van 2 – 6 centimeter en meerdere rode plekken op haar onderrug. [9]
Tenslotte volgt uit DNA-onderzoek dat uit een bemonstering van de mond (mondgebied nat) en de vagina van aangeefster (binnenste schaamlippen) een onvolledig Y-chromosomaal DNA-profiel is verkregen, dat matcht met het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte. [10]
Verdachte heeft voorts ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer [slachtoffer 1] op 25 december 2013 te Amsterdam heeft verkracht en dat het klopt wat zij heeft verklaard [11] .
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde:
Op 28 december 2013 doet [slachtoffer 2] aangifte tegen verdachte. Zij verklaart dat verdachte haar op 27 december 2013 te Amsterdam bij haar keel vastpakte en haar luchtpijp heeft dichtgeknepen met de topjes van zijn vingers en duim. Voorts verklaart [slachtoffer 2] dat verdachte in zijn hand is gestoken waardoor zijn hand op slot kan slaan en hij niet meer los kan laten. Doordat de moeder van [slachtoffer 2] wist dat dat kon gebeuren, is zij direct in actie gekomen en heeft verdachte gemept en geduwd om ervoor te zorgen dat hij los liet [12] .Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het klopt dat vanwege een eerdere steekverwonding in zijn hand zijn hand op slot kan gaan en hij dan niet meer kan loslaten.
[moeder van slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op voormelde datum te Amsterdam zag dat verdachte haar dochter [slachtoffer 2] met kracht bij de keel greep, haar keel dichtdrukte en haar tegelijkertijd tegen de deurstijl aan drukte. [moeder van slachtoffer 2] verklaart voorts dat verdachte de vriend van haar dochter [slachtoffer 2] is en dat hij sinds mei/juni 2014 samen met [slachtoffer 2] – die op dat moment zwanger was van verdachte – bij haar in huis woont. [13]
Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat een persoon pijn ondervindt, indien diens keel wordt dichtdrukt.
Verdachte heeft voorts ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 2] op 27 december 2013 heeft mishandeld door haar keel korte tijd dicht te knijpen [14] .
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde:
Op 27 december 2013 ontvangen verbalisanten een melding om naar de [adres 2] te [plaats] te gaan, alwaar sprake zou zijn van huiselijk geweld. Daar aangekomen, zien zij een vrouw zonder jas en op haar blote voeten over straat rennen (naar later bleek [slachtoffer 2], die vriendin van verdachte). Zij huilt en is kennelijk in paniek. Nadat verbalisanten haar aanspreken schreeuwt zij dat haar moeder in elkaar is geslagen door [verdachte]. Hierop gaan verbalisanten het opgegeven adres in. In de woning constateren verbalisanten dat in de deur van de kamer op de eerste verdieping vier gaten zitten. [slachtoffer 2] verklaart dat verdachte tegen de deur heeft geslagen en dat hij de vernieling heeft gepleegd en dat verdachte haar moeder heeft geslagen. Desgevraagd verklaart de moeder, [moeder van slachtoffer 2], dat verdachte haar een stomp met gebalde vuist tegen haar kaak wilde geven en zij zich kon afweren door haar gezicht weg te draaien. Vervolgens slaat verdachte haar met gebalde vuist op haar rug en schopt tegen haar linker been aan waar zij een prothese heeft. Hierdoor heeft zij pijn ondervonden en letsel bekomen. [15]
Op 27 december 2013 doet [moeder van slachtoffer 2] aangifte [16] tegen verdachte gedaan terzake bedreiging, vernieling en eenvoudige mishandeling. Zij verklaart dat zij op 27 december 2013 te Amsterdam ruzie heeft gehad met verdachte, de vriend van haar dochter, dat hij zijn rechterhand tot een vuist balde en met kracht en hoge snelheid in de richting van haar gezicht sloeg. [slachtoffer 2] kan die slag ontwijken door haar gezicht nog net op tijd weg te trekken, waardoor de slag van verdachte in de deur terechtkwam en er een gat in de deur ontstond. Vervolgens heeft verdachte met zijn vuist haar kin geschampt waardoor haar kin nu pijn doet. Ook ziet en voelt [slachtoffer 2] dat verdachte op haar in begint te trappen. Verbalisant zien op 28 december 2013 dat bij [moeder van slachtoffer 2] een rode verkleuring onder haar linkeroog. [17]
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij [moeder van slachtoffer 2] op 27 december 2013 heeft geslagen en dat hij de deur heeft vernield, doch ontkent aangeefster te hebben geschopt [18] .
Op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en in de voetnoten staan vermeld, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, en mede gelet op de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 16 april 2015 heeft afgelegd, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte de onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 25 december 2013 te Amsterdam door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1], hebbende verdachte voornoemde [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte
  • zijn, verdachtes, vingers in de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] bracht en met kracht heen en weer bewoog in de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] en
  • zijn, verdachtes, penis in de mond van voornoemde [slachtoffer 1] duwde en heen en weer bewoog in de mond van voornoemde [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid hierin dat verdachte
  • in het donker achter voornoemde [slachtoffer 1] aan is gefietst en voornoemde [slachtoffer 1] in het donker heeft gevolgd en
  • voornoemde [slachtoffer 1] van de fiets heeft trachten te trekken en/of haar fiets heeft vastgepakt en
  • nadat voornoemde [slachtoffer 1] van haar fiets was gestapt en wegrende, achter voornoemde [slachtoffer 1] is aangerend en
  • vervolgens voornoemde [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en de bosjes in heeft getrokken en
  • in voornoemde bosjes de panty en de onderbroek van voornoemde [slachtoffer 1] uit heeft getrokken
  • voornoemde [slachtoffer 1] met kracht tegen de grond heeft geduwd en gehouden en zijn hand over de mond en het gezicht van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gehouden en
  • toen voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd: “Pijp me dan”, en
  • met kracht aan de haren van voornoemde [slachtoffer 1] heeft getrokken en de haren van voornoemde [slachtoffer 1] uit het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gerukt
en aldus voor voornoemde [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde:
op 27 december 2013 te Amsterdam opzettelijk zijn levensgezel [slachtoffer 2] heeft mishandeld, welke mishandeling bestond uit het vastpakken en dichtknijpen van de keel van voornoemde [slachtoffer 2], waardoor voornoemde [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 27 december 2013 te Amsterdam [moeder van slachtoffer 2], de moeder van zijn levensgezel [slachtoffer 2], heeft mishandeld, welke mishandeling bestond uit het slaan in het gezicht van voornoemde [moeder van slachtoffer 2] waardoor voornoemde [moeder van slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op 27 december 2013 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deur, toebehorende aan [moeder van slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft beschadigd door met kracht meermalen tegen voornoemde deur te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal-en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaar-digingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 4 jaren op grond van artikel 14b van het Wetboek van Strafrecht en met de bijzondere voorwaarden, zoals geformuleerd in het door D. van Reeuwijk opgestelde reclasseringsadvies van 10 april 2015. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij in haar geheel zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze goederen dienen te worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar en aan verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gewezen op het Pro Justitia rapport van 22 juni 2014 en het rapport van het NIFP van 23 januari 2015 waarin – onder meer – is geconcludeerd dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten en op het reclasseringsrapport van 10 april 2015 waarin geadviseerd wordt verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, begeleiding vanuit Indaad en een ambulante behandeling gericht op impulsbeheersing en het aanleren van copingsvaardigheden. De raadsman van verdachte heeft verder bepleit, in geval van een veroordeling tot gevangenisstraf, de duur van het onvoorwaardelijk deel daarvan te beperken tot de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zodat snel kan worden begonnen met de intensieve begeleiding die de reclassering in genoemd rapport heeft voorgesteld. Het verlies aan arbeidsvermogen van het door de officier van justitie gevorderde bedrag ten behoeve van de benadeelde partij acht de raadsman te complex voor beoordeling in een strafproces, zodat de benadeelde partij ten aanzien van dat deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voor het overige is de vordering van de benadeelde partij volgens de raadsman voor toewijzing vatbaar.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terecht- zitting is gebleken.
Verdachte heeft allereerst zich schuldig gemaakt aan verkrachting en daarmee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft de gevoelens van het slachtoffer genegeerd en door geweld ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Een voorbijganger heeft het slachtoffer halfnaakt en ontredderd in de bosjes langs de openbare weg aangetroffen, hetgeen voor haar een vernederende en traumatische ervaring moet zijn geweest. Door zijn handelen draagt verdachte sterk bij aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid juist voor gewelddadige verkrachtingen. Van alle verkrachtingen die in Nederland plaatsvinden, is er slechts een klein percentage dat geschiedt door mannen die het slachtoffer in het geheel niet kennen [19] . Slachtoffers van feiten als de onderhavige ondervinden daarvan vaak langdurig psychisch nadelige gevolgen. Dit blijkt ook hier het geval te zijn, zoals blijkt uit de bijlage bij het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces en de slachtofferverklaring van het slachtoffer tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Hierin is gerelateerd dat bij het slachtoffer na de verkrachting een posttraumatische stress stoornis is gediagnosticeerd en zij constant rondloopt met gevoelens van onveiligheid, angst en wantrouwen , waarvoor zij behandeld wordt.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vriendin en levensgezellin [slachtoffer 2] en haar moeder, [moeder van slachtoffer 2]. Het opzettelijk geweld uitoefenen op het lichaam van een ander is op zichzelf al ernstig. Nu dit tevens is gebeurd ten opzichte van zijn levensgezellin, maakt dit het feit nog ernstiger. De wetgever heeft niet voor niets in het wetboek van strafrecht opgenomen dat mishandeling tegenover naaste verwanten een hogere straf rechtvaardigt. Voorts heeft verdachte uit boosheid goederen van zijn schoonmoeder [moeder van slachtoffer 2] vernield.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 maart 2015 betreffende verdachte, blijkt dat verdachte niet eerder terzake van zedendelicten is veroordeeld, doch dat verdachte de afgelopen vijf jaar meermalen met politie en justitie in aanraking is geweest wegens geweldsdelicten en vermogensdelicten, waarvoor forse straffen zijn opgelegd.
Rapportages:
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht geslagen op de volgende stukken:
  • een Trajectconsult van het NIFPP d.d. 14 januari 2014, opgesteld door M. van Berkel, psychiater;
  • een beknopt reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland d.d. 8 april 2014, opgesteld door D. van Reeuwijk;
  • een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland d.d. 27 juni 2014, opgesteld door D. van Reeuwijk;
  • het Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek d.d. 10 juni 2014, opgesteld door drs. I. Maksimovic, psychiater;
  • het Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek d.d. 22 juni 2014, opgesteld door drs. N.M. ten Hoor, GZ-psycholoog;
  • het Pro Justitia rapport d.d. 23 januari 2015, opgesteld door drs. F.R. Kruisdijk, psychiater, en drs. P.A.E.M.T. Cremers, psycholoog (hierna: PBC-rapport);
  • een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland d.d. 10 april 2015, opgesteld door D. van Reeuwijk.
Invoormeld Pro Justitia rapport van 22 juni 2014, opgesteld door GZ-psycholoog drs. Ten Hoor en in het PBC rapport d.d. 23 januari 2015 wordt het volgende vermeld. Verdachte staat bekend als hardekernjongere en behoort tot de top 600. Vanaf 9-jarige leeftijd komt hij veelvuldig in aanraking met politie en justitie en al op twaalfjarige leeftijd pleegde hij diefstal met geweld. Sinds 2010 is hij zes keer veroordeeld onder andere vanwege openlijk geweld en poging tot een plofkraak.
Voorts is sprake is van een langdurige hulpverleningsgeschiedenis. In 2003 komt er een zorgmelding vanuit de Sociaal Pedagogische Dienst en Bureau Jeugdzorg. Er volgt een Maatregel Hulp en Steun bij de William Schrikker Jeugdreclassering en in 2004 een plaatsing in [behandelinstituut], een specialistisch behandelinstituut voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking in combinatie met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrie. Verdachte moet [behandelinstituut] vroegtijdig verlaten vanwege gedragsproblemen en omdat er een mes op zijn kamer was gevonden. In 2006 krijgt hij een OTS en wordt verdachte in [behandelcentrum] geplaatst, een orthopedagogisch behandelcentrum voor kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking en gedragsproblemen, doch verdachte vecht, bedreigt en loopt vier keer weg; vervolgens wordt hij van school gestuurd. Er volgt een crisisplaatsing binnen [behandelcentrum] waar verdachte een raam intrapt en opnieuw probeert weg te lopen. Vervolgens verblijft hij een half jaar in de gesloten Justitiële Jeugdinrichting [naam 1], locatie [locatie 2]. In april 2007 wordt verdachte in Forensisch Centrum [naam 2] geplaatst waar hij gedurende een jaar wordt behandeld. Als individuele risicofactoren worden daar onder andere impulsiviteit, boosheid en stress gezien. Verdere behandeling geniet de voorkeur, maar zowel verdachte als zijn ouders willen dat hij weer thuis komt wonen, waardoor verdachte wordt teruggeplaatst en verdachte vervolgens afwisselend bij zijn vader en zijn moeder woont. Zijn moeder is verstandelijk beperkt en zijn vader kan onverwachts in woede ontsteken.
Vanaf november 2008 heeft verdachte deelgenomen aan groepsbehandeling voor moeilijk lerende jongeren, maar ook deze behandeling wordt voortijdig afgebroken omdat hij niet meer verschijnt. Na enkele maanden komt verdachte opnieuw diverse keren in aanraking met de politie. Eerder aan verdachte opgelegde reclasseringstoezichten bij de William Schrikker Jeugdreclassering worden in juni 2009 en in maart 2010 geretourneerd, omdat verdachte niet gemotiveerd was deel te nemen en omdat hij tijdens zijn proeftijd gedetineerd raakt. Ook een eerder opgelegd toezicht bij de Reclassering Nederland is retour gezonden omdat verdachte niet reageert op uitnodigingen. Hulpverlening komt niet tot stand of verdachte houdt dit slechts enige maanden vol. Naar aanleiding van het Pro Justitia advies uit 2009 is verdachte bijvoorbeeld een maand in behandeling geweest bij Cordaan, langer hield hij het niet vol. Wel heeft hij naar eigen zeggen regelmatig gesprekken met een vaste behandelaar van Indaad , dhr. M. Ouali. Indaad heeft verdachte aangemeld bij forensische polikliniek De Waag voor ADHD onderzoek, maar verdachte is daar nooit verschenen.
Al sinds 2005 blijkt uit cognitief onderzoek dat verdachte licht zwakzinnig is hetgeen in alle latere rapporten wordt bevestigd. Zowel in het psychologisch rapport van GZ-psycholoog drs. Ten Hoor als in het PBC rapport wordt bij verdachte ten tijde van het telastegelegde een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een licht verstandelijke beperking (lichte zwakzinnigheid) geconstateerd, hetgeen een aandoening is met een chronisch en blijvend karakter. Het PBC rapport komt voorts tot de diagnose ADHD.
Volgens Ten Hoor was ten tijde van het ten laste gelegde naast de lichte zwakzinnigheid ook een ziekelijke stoornis in de vorm van een ernstige gedragsstoornis en mogelijk ook ADHD aanwezig. Door de gevonden beperkingen en stoornissen was verdachte in verminderde mate in staat om zijn impulsen af te remmen. Zijn beperkte inzicht in oorzaakgevolg relaties, zijn onvoldoende ontwikkelde empathische vermogens, zijn beperkingen in de gewetensfuncties en zijn gebrekkige impulscontrole, maakten dat hij in verminderde mate invloed uit kon oefenen op zijn gedragskeuzemogelijkheden.
Psycholoog Ten Hoor, wier onderzoek gebaseerd is op onder andere acht uur gesprekscontacten met verdachte, en waaraan verdachte zijn volledige medewerking heeft verleend, heeft verschillende gevalideerde risicotaxatie-instrumenten gebruikt om het risico van seksuele en/of gewelddadige recidive op basis van de delictkenmerken en specifieke persoonskenmerken in te schatten. Uit de hoge scores blijkt dat verdachte hoort tot de 4% plegers met het hoogste recidiverisico voor seksuele of gewelddadige delicten [20] .
Op grond van deze risicotaxatie wordt het risico van seksuele en/of gewelddadige recidive door Ten Hoor ingeschat als zeer hoog. Gezien de (destijds ontkennende) houding van verdachte en de beperkte beïnvloedingsmogelijkheden die uit eerdere hulpverleningstrajecten en reclasseringstoezichten naar voren zijn gekomen, is Ten Hoor van mening dat een klinische opname in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) geïndiceerd is om de toerekeningsvatbaarheid te beoordelen, de kans op recidive nader in te schatten en te komen tot een passend behandeladvies.
Verdachte is van 23 september 2014 tot 11 november 2014 opgenomen geweest in het PBC.
De gedragsdeskundigen van het PBC hebben in hun rapportage geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een beperking van de verstandelijke vermogens (licht zwakzinnig). Naast de lage intelligentie is ook sprake van een ernstige aandachtsstoornis wijzend op ADHD (aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit) met een mogelijke co-morbide dyslexie. Voornoemde stoornissen, de verstandelijke beperking en de ADHD zijn aandoeningen met een vroeg begin, vanaf de geboorte, en hebben een chronisch en blijvend karakter. Er kan derhalve worden uitgegaan van de aanwezigheid van deze ziekelijke stoornissen ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
De gedragsdeskundigen van het PBC hebben ondanks de inmiddels bekennende houding van verdachte geen delictscenario kunnen reconstrueren voor wat betreft de onder 1 ten laste gelegde verkrachting. Zij komen daarom voor wat betreft de verkrachting niet tot een conclusie over de toerekeningsvatbaarheid of een behandeladvies in verband daarmee.
Met betrekking tot de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten constateren zij dat verdachte door zijn beperkte verstandelijke vermogens en beperkingen vanuit zijn ADHD een verlies aan overzicht en controle op zijn handelen ondervond. Verdachte kon ten tijde van deze feiten beperkt over zijn vrije wil beschikken en is derhalve als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Ten aanzien van de kans op recidive, zo heeft psychiater Kruisdijk ter zitting toegelicht, is wel een risicotaxatie verricht maar daarbij is de verkrachting buiten beschouwing gelaten.
Uit voormeld reclasseringsadvies van 10 april 2015 blijkt dat verdachte al vanaf jonge leeftijd langdurig en frequent contact heeft gehad met jeugdhulpverleningsinstanties, hetgeen tot op heden niet heeft geleid tot recidivevermindering. Het recidiverisico wordt gezien verdachtes eerdere justitiecontacten, het gebrek aan probleeminzicht en verantwoordelijkheid nemen, de problemen in de relatiesfeer en zijn verstandelijke beperking ingeschat als hoog.
In tegenstelling tot het advies vanuit het PBC, ziet de reclassering wel indicaties voor behandeling. Verdachte is in het verleden meerdere malen veroordeeld voor geweldsdelicten en indien de verkrachting ook bewezen wordt geacht bestaan er ook zorgen omtrent de impulscontrole en verdachtes copingvaardigheden op seksueel gebied.
Straf en/of maatregel
Over de vraag welke straf en/of maatregel passend is, overweegt de rechtbank tegen de achtergrond van het voorgaande als volgt.
Uit het PBC-rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van stoornissen (de verstandelijke beperking en de ADHD) met een chronisch en blijvend karakter, zodat er kan worden uitgegaan van de aanwezigheid van deze ziekelijke stoornissen ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Ook psycholoog N.M. ten Hoor heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis (een gedragsstoornis, misbruik van alcohol en mogelijk ADHD) en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens (licht verstandelijke beperking).
Zowel in het PBC-rapport als in het rapport van Ten Hoor wordt verdachte voor de feiten ten laste gelegd onder 2, 3 en 4 verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank concludeert dat de bij verdachte geconstateerde stoornissen gezien hun ernst en omvang, zoals blijkt uit de genoemde rapportages en de levensgeschiedenis van verdachte, de gedragskeuzes van verdachte ook ten tijde van de bewezenverklaarde verkrachting hebben beïnvloed. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat, zoals in het rapport van drs. Ten Hoor wordt geconstateerd, uit verdachtes zwakzinnigheid en gedragsstoornis een beperkte impulscontrole, beperkte empathische vermogens en beperkte gewetensfuncties voortvloeien bij hem. Verdachte wordt dientengevolge voor alle bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte in een strafrechtelijk kader voor deze stoornissen moet worden behandeld en zo ja, in welk kader dat dan moet gebeuren. Daartoe dient allereerst te worden beoordeeld of verdachte een gevaar vormt voor de maatschappelijke veiligheid. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Verdachte is eerder veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten. Gelet op de thans bewezenverklaarde feiten kan worden gesproken van een zorgelijke antisociale ontwikkeling en een opbouw in de ernst van de delicten. Voorts liep verdachte nog in een proeftijd, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Ten slotte heeft gedragsdeskundige drs. Ten Hoor vastgesteld dat het recidiverisico voor seksuele en/of geweldsdelicten statistisch gezien (zeer) hoog is. Gelet op deze omstandigheden, ook in onderlinge samenhang bezien, vormt verdachte naar het oordeel van de rechtbank een gevaar voor de algemene veiligheid van personen.
De omstandigheid dat de deskundigen van het PBC op gedragskundige gronden geen uitspraak hebben kunnen doen over de toerekeningsvatbaarheid of het recidivegevaar omdat zij geen delictscenario hebben kunnen reconstrueren, doet hieraan niet af. De rechtbank zal op dit punt in het vervolg nader ingaan.
De rechtbank is van oordeel dat, met het oog op de maatschappelijke veiligheid, een verplichte behandeling van verdachte in een strafrechtelijk kader is aangewezen. Daarvoor ziet de rechtbank slechts twee opties: een ambulante behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf, zoals de officier van justitie heeft voorgesteld, of een behandeling in het kader van een tbs-maatregel.
De rechtbank overweegt dat eerdere behandelingen, zowel ambulant als klinisch, geen effect hebben gesorteerd in zoverre dat verdachte nadien opnieuw steeds ernstigere strafbare feiten heeft gepleegd. Het overgrote deel van de ambulante en klinische behandelingen, waaronder bij [behandelinstituut], [behandelcentrum], De Waag, De Bascule, groepsbehandeling voor moeilijk lerende jongeren, Cordaan alsmede opgelegde reclasseringscontacten zijn voortijdig afgebroken wegens gedragsproblemen en onvoldoende medewerking van verdachte. De rechtbank heeft er derhalve onvoldoende vertrouwen in dat een ambulante behandeling in het kader van een vrijwillige setting haalbaar is, noch in het kader van een deels voorwaardelijke straf met een fors aantal maanden gevangenisstraf boven het hoofd, noch in het kader van tbs met voorwaarden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de behandeling van verdachte, die in verband met de maatschappelijke veiligheid noodzakelijk is, redelijkerwijs alleen kan plaatsvinden in het kader van de maatregel van tbs met dwangverpleging. Gelet op de ernst en het chronisch karakter van de stoornissen van verdachte acht de rechtbank het niet verantwoord de verdachte zonder dat dit gevaar is weggenomen of in belangrijke mate is gereduceerd in de maatschappij te laten terugkeren. Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit zal de rechtbank dan ook gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
Aan de wettelijke voorwaarden is voldaan: het onder 1 bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld), tijdens het begaan van dit feit bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, en de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van deze maatregel.
De rechtbank overweegt in dit verband dat een causaal verband tussen de stoornis en het bewezenverklaarde feit niet is vereist (Hoge Raad 22 januari 2008,ECLI:NL:HR:2008:BC1311). De omstandigheid dat de gedragsdeskundigen geen uitspraak hebben kunnen doen over dit causaal verband, staat aan het opleggen van de tbs-maatregel dan ook niet in de weg. Slechts de gelijktijdigheid van de stoornis en het delict is vereist. Aan dat vereiste is, zoals hiervoor is overwogen, voldaan.
De rechtbank overweegt ten slotte uitdrukkelijk dat de maatregel van tbs met dwangverpleging wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een verkrachting. Om die reden zal, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, een totale duur van de maatregel van meer dan vier jaren niet op voorhand uitgesloten zijn.
De rechtbank is van oordeel dat - gelet op de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van verdachte en de mate van toerekeningsvatbaarheid - naast de maatregel van tbs met dwangverpleging ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd. Bij de hoogte van deze straf heeft de rechtbank nadrukkelijk in aanmerking genomen dat aan verdachte tevens de maatregel van tbs met dwangverpleging wordt opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[slachtoffer 1], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘reiskosten, jas, slip en panty, ketting, T-shirt en eigen risico zorgverzekering’ zijn niet betwist en zijn door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De vordering van de benadeelde partij met betrekking tot het gevorderde verlies van arbeidsvermogen kan naar het oordeel van de rechtbank eveneens worden toegewezen, aangezien deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit en deze in de toelichting op de vordering voldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal het materiële schadebedrag dan ook vaststellen op een bedrag van € 3.554,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf het moment van ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
Voorts acht de rechtbank de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 3.000,00 als vergoeding ter zake van immateriële schade, tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu de omvang daarvan niet is betwist en is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Voor matiging van het toe te wijzen bedrag ziet de rechtbank geen aanleiding.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het schadebedrag vaststellen op een totaalbedrag van € 6.554,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf het moment van ontstaan van de schade, te weten 25 december 2013, tot de dag der algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[slachtoffer 1]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Beslag
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman van verdachte, van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen die staan vermeld op de lijst met in beslag genomen voorwerpen die aan het vonnis is gehecht onder de nummers 7 t/m 11 dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. De rechtbank is voorst van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 1 t/m 6 dienen te worden teruggegeven aan [slachtoffer 1]. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze personen als rechthebbenden kunnen worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38e, 57, 63, 242, 300, 304, en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit:
Verkrachting.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit:
Mishandeling, ten aanzien van de schuldige die het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit:
Mishandeling.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
16 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Wijst de vordering van [slachtoffer 1], wonende op het adres [adres te plaats], toe tot € 6.554,78 (zegge: zesduizend vijfhonderdenvierenvijftig euro en achtenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 6.554,78 (zegge: zesduizend vijfhonderdenvierenvijftig euro en achtenzeventig cent) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 67 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de teruggave van de op de beslaglijst onder nummer 1, 2, 3, 4, 5, en 6 vermelde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan [slachtoffer 1].
Gelast de teruggave van de op de beslaglijst onder nummer 7, 8, 9, 10 en 11 vermelde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Bank-Buijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 april 2015.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van aangifte van 27 december 2013 met nummer PL135D-2013316790-1, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 25 e.v.), inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]
2.Een proces-verbaal informatie gesprek zeden van 26 december 2013 met nummer PL135D-2013316790-2, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 19 e.v.), inhoudende de verklaringen van voornoemde verbalisanten en van [slachtoffer 1]
3.Een proces-verbaal van verhoor van 26 december 2013 met nummer PL131F-2013316790-4, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s 16 e.v.), inhoudende de verklaring van [getuige]
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 3 januari 2014 met nummer 2013316790, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (doorgenummerde pagina’s 175 e.v.), inhoudende de verklaringen van voornoemde verbalisant
5.Een proces-verbaal van verhoor van 28 december 2013 met nummer PL131C-2013316790-24, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (doorgenummerde pagina’s 89 e.v.), inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2013 met nummer PL131C-2013316790-23, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 7] (doorgenummerde pagina’s 82 e.v.), inhoudende de verklaring van [moeder van slachtoffer 2]
7.Een proces-verbaal 2e verhoor verdachte [verdachte] van 29 december 2013 met nummer PL135D-2013316790-28, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 101 e.v.), inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant en van verdachte
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 januari 2014 met nummer PL135D-2013316790-46, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (doorgenummerde pagina 198), inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant
9.Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring / letselbeschrijving d.d. 26 december 2013 opgemaakt door drs. M. Balai, forensisch arts bij de GGD Amsterdam (doorgenummerde pagina 51)
10.Een geschrift, te weten een kopie van een rapport van het NFI van 26 februari 2014, opgemaakt door dr. J. Warnaar, inhoudende een onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedendelict gepleegd in Amsterdam op 25 december 2013 (doorgenummerde pagina’s 247 e.v.).
11.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 april 2015.
12.Een proces-verbaal van verhoor van 28 december 2013 met nummer PL131C-2013317809-7, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (doorgenummerde pagina’s 69 e.v.), inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]
13.Een proces-verbaal van aangifte van 27 december 2013 met nummer PL131C-2013317809-1, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 10] (doorgenummerde pagina’s 65 e.v.), inhoudende de verklaring van [moeder van slachtoffer 2]
14.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 april 2015.
15.Een proces-verbaal van bevindingen van 27 december 2013 met nummer PL131C-2013317809-2, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 11] en [verbalisant 12] (doorgenummerde pagina’s 61 e.v.), inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisanten, en de verklaringen van [slachtoffer 2] en [moeder van slachtoffer 2]
16.Een proces-verbaal van aangifte van 27 december 2013 met nummer PL13W3-2013317809-1, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 10] (doorgenummerde pagina’s 65 e.v.), inhoudende de verklaring van [moeder van slachtoffer 2]
17.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2013 met nummer PL131B-2013317809-6, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 13] (doorgenummerde pagina 72), inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant en de verklaring van [moeder van slachtoffer 2]
18.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 april 2015.
19.Zie o.a. Seksuele gezondheid in Nederland 2009, F. Bakker et al
20.het Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek d.d. 22 juni 2014, opgesteld door drs. N.M. ten Hoor, GZ-psycholoog (doorgenummerde pagina 24).