ECLI:NL:RBAMS:2015:2509

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
AMS 13-3830
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake ambtenarenzaak met betrekking tot ontslag en loonschalen

In deze bestuursrechtelijke procedure heeft eiseres, een ambtenaar te Amstelveen, beroep ingesteld tegen een besluit van de Stichting Scholengroep Leonardo Da Vinci Leiden, waarbij haar bezwaren tegen een tussentijds ontslag uit haar tijdelijke functie zijn behandeld. De rechtbank Amsterdam heeft op 5 maart 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, die onder zaaknummer AMS 13/3830 viel. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 juni 2013, waarin de bezwaren gedeeltelijk gegrond werden verklaard. De zitting vond plaats op 17 april 2014, waar eiseres en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. Tijdens deze zitting heeft eiseres haar beroepsgronden toegelicht en verschillende punten naar voren gebracht, waaronder onvrede over de akte van aanstelling, loonspecificaties en achterstallig salaris.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar beroepsgrond met betrekking tot de uitbetaling van verlofdagen heeft ingetrokken. Wat betreft de akte van aanstelling heeft verweerder toegezegd deze te herzien, wat eiseres ook heeft ingetrokken. De rechtbank heeft verweerder verzocht om inzicht te geven in de uitbetalingen, waarop verweerder heeft gereageerd met een overzicht van de netto salarisbetalingen. Eiseres heeft echter geen overtuigend bewijs geleverd dat de uitbetalingen onjuist waren.

De rechtbank heeft ook de stellingen van eiseres over het getuigschrift en de loonschaal beoordeeld. Eiseres heeft aangevoerd dat de loonschaal onjuist was en dat er geen salarisschaal werd genoemd. Verweerder heeft toegezegd de loonschaal en deeltijdpercentage aan te passen, wat eiseres heeft geaccepteerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiseres niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de vaststellingen en dat de goede procesorde zich verzet tegen het later openbreken van gemaakte afspraken. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/3830

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 maart 2015 in de zaak tussen

[naam], te Amstelveen, eiseres

en

Stichting Scholengroep Leonardo Da Vinci Leiden, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Brouwer).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 juni 2013, waarbij verweerder de bezwaren van eiseres gegrond heeft verklaard voor zover het betreft tussentijds ontslag uit de tijdelijke functie van [naam functie]. Voor het overige heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2014.
Eiseres is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Namens verweerder is tevens verschenen [gemachtigde 1]. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) is vertegenwoordigd door [naam 1]. Namens het UWV is tevens verschenen [naam 2]
Verweerder heeft vervolgens bij brief van 12 mei 2014 nadere stukken ingediend.
Bij beslissing van 20 mei 2014 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk nadere inlichtingen te verstrekken.
Verweerder heeft vervolgens bij brieven van 5 en 11 juni 2014 nadere stukken overgelegd.
Eiseres heeft daarop bij brief van 28 juli 2014 gereageerd.
De reactie van eiseres is aangemerkt als een nieuw beroepschrift. Als gevolg daarvan is de zaak AMS 14/5395 aangemaakt.
Eiseres heeft in de procedure AMS 13/3830 vervolgens bij brieven van 22 oktober 2014 en 15 januari 2015 een reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 29 januari 2015.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar ex-echtgenoot.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [gemachtigde verweerder].

Overwegingen

1. Het onderzoek ter zitting is aangevangen op 17 april 2014. Eiseres heeft ter zitting haar beroepsgronden toegelicht. Zij heeft aangevoerd dat zij niet tevreden is over de akte van aanstelling en over het getuigschrift. Verder heeft zij problemen met de uitbetaling van haar verlofdagen, wil zij kloppende loonspecificaties ontvangen en heeft zij naar eigen zeggen achterstallig salaris tegoed.
Na bespreking ter zitting heeft eiseres vervolgens haar beroepsgrond ten aanzien van de uitbetaling van verlofdagen ingetrokken.
2. Eiseres heeft ten aanzien van de akte van aanstelling aangevoerd dat in de akte een verkeerd aanvangstijdstip wordt genoemd. Verweerder heeft vervolgens ter zitting toegezegd de akte van aanstelling ter herzien en het aanvangstijdstip te wijzigen. Na deze toezegging heeft eiseres haar beroepsgrond ten aanzien van de akte van aanstelling onvoorwaardelijk ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens uitvoering gegeven aan deze afspraak.
3. Ten aanzien van het door eiseres gevorderde loon en de loonspecificaties overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft verweerder voorafgaand aan de zitting van 17 april 2014 verzocht inzichtelijk te maken wanneer welke betaling heeft plaatsgevonden. In reactie op dit verzoek heeft verweerder op 15 april 2014 een overzicht van de uitbetalingen toegezonden met daarbij loonspecificaties. Eiseres heeft ter zitting een kopie van deze stukken ontvangen. Ter zitting van 17 april 2014 heeft verweerder nog een nadere toelichting op de stukken gegeven. Vervolgens heeft verweerder op 5 juni 2014 nog een overzicht van de netto salarisbetalingen nagestuurd. Eiseres heeft weliswaar vele uitgebreide berekeningen gemaakt waaruit zou moeten blijken dat verweerder haar netto te weinig loon heeft uitbetaald, maar deze zijn te weinig inzichtelijk om aan te nemen dat de berekeningen en daarmee de uitbetalingen zoals door verweerder verstrekt, niet juist zijn. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding de berekeningen van verweerder voor onjuist te houden.
4. Ten aanzien van het getuigschrift heeft eiseres aangevoerd dat de omvang van de aanstelling onjuist is vermeld en dat er geen salarisschaal wordt genoemd. Verweerder heeft vervolgens toegezegd de loonschaal lb-13 en het deeltijdpercentage 0,68 in het getuigschrift op te nemen, conform de wens van eiseres. Na deze toezegging door verweerder heeft eiseres haar beroepsgrond ten aanzien van het getuigschrift onvoorwaardelijk ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens uitvoering gegeven aan de gemaakte afspraak.
5. Eiseres heeft desgevraagd aan het eind van de zitting te kennen gegeven dat er geen andere punten meer zijn die geregeld of besproken moeten worden.
6. Partijen hebben daarna beide berichten verzonden aan de rechtbank. Wat eiseres betreft gaat het daarbij om brieven van 28 juli 2014, 22 oktober 2014 en 15 januari 2015.
Uit hetgeen ter zitting van 29 januari 2015 is besproken, blijkt dat eiseres de brief van 28 juli 2014 heeft bedoeld als aanvullend beroepschrift in deze zaak. De rechtbank zal deze reactie dan ook bij de beoordeling betrekken. De zaak met zaaknummer AMS 14/5395 komt daarmee te vervallen. De rechtbank overweegt in die nog lopende beroepszaak van eiseres verder als volgt.
7. Eiseres heeft aangevoerd dat zij zou moeten zijn aangesteld in loonschaal 14 in plaats van lb-13, dat het deeltijdpercentage 0,77 zou moeten zijn in plaats van 0,68 en dat verweerder te weinig heeft betaald aan het pensioenfonds.
8. Niet is gebleken dat eiseres destijds tegen deze vaststellingen bezwaar heeft gemaakt. Daar komt bij dat eiseres uitdrukkelijk akkoord is gegaan met de afspraken ter zitting om uit te gaan van loonschaal lb-13 en een deeltijdfactor van 0,68.
Ter verklaring voor het alsnog opvoeren ervan heeft eiseres gezegd dat zij zich eerder niet had verdiept in de loonschalen.
Zoals ter zitting is besproken kent de Algemene wet bestuursrecht (Awb) echter een dwingende termijn van bezwaar en beroep van zes weken. Die termijn vangt aan bij de toezending van een besluit (bijvoorbeeld een besluit tot aanstelling voor 0,68 in lb-13). Daarbij wordt in het geheel geen rekening gehouden met het moment waarop aan betrokkene duidelijk is geworden welke nadelige consequenties aan een besluit vastzitten. Dit argument baat eiseres daarom niet.
Daar komt nog bij dat ook de goede procesorde zich ertegen verzet dat eiseres afspraken die ter zitting met verweerder en de rechtbank zijn gemaakt, later weer openbreekt.
Ook om die reden zal de rechtbank de stellingen van eiseres met betrekking tot de loonschaal en de deeltijdfactor verder buiten beschouwing laten.
9. De stelling van eiseres met betrekking tot het pensioenoverzicht houdt geen verband met het bestreden besluit waartegen het beroep oorspronkelijk was gericht. Die stelling valt daarom buiten de omvang van dit geding. Op die stelling zal de rechtbank daarom inhoudelijk verder in het geheel niet ingaan.
10. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.P.J. de Graaf, voorzitter, en mr. H.J. Tijselink en mr. L.C. Bachrach, leden, in aanwezigheid van mr. C. Pol, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2015.
griffier
voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Afschrift verzonden aan partijen op:
D: B