ECLI:NL:RBAMS:2015:2384

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
28 april 2015
Zaaknummer
awb 15/1709
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting AIO-aanvulling op ouderdomspensioen en rechtmatigheidsonderzoek naar CIN-nummer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 april 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.I. L'Ghdas, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op zijn ouderdomspensioen op te schorten. Dit besluit was genomen omdat verzoeker zijn CIN-nummer (Carte Nationale d'Identité) niet wilde verstrekken, wat volgens de SVB noodzakelijk was voor het uitvoeren van een rechtmatigheidsonderzoek naar zijn vermogen in Marokko. Verzoeker betwistte de rechtmatigheid van het opvragen van het CIN-nummer en stelde dat er geen wettelijke grondslag voor was.

De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt. De rechter stelde vast dat de SVB op elk moment een rechtmatigheidsonderzoek mag starten en dat het opvragen van het CIN-nummer niet vergelijkbaar is met een huisbezoek, dat veel ingrijpender is. De voorzieningenrechter concludeerde dat de SVB het CIN-nummer mocht opvragen en dat de opschorting van de AIO-aanvulling op basis van artikel 54 van de Participatiewet gerechtvaardigd was. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht toegewezen.

De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de SVB om gegevens op te vragen voor het uitvoeren van haar controlerende taken en de noodzaak voor belanghebbenden om mee te werken aan dergelijke onderzoeken. De voorzieningenrechter wees erop dat de SVB in de toekomst bij iedereen met een AIO-aanvulling zal controleren op buitenlandse bezittingen, wat de breedte van de controle aangeeft.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 15/1709

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 april 2015 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats] verzoeker,
(gemachtigde: mr. M.I. L'Ghdas),
en
de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder
(gemachtigde: A. v.d. Weerd).

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvullende inkomensvoorziening ouderen ( de zogenoemde AIO-aanvulling) op verzoekers ouderdomspensioen opgeschort. Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2015. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door [naam] die de zaak voor de gemachtigde waarneemt. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Verweerder heeft bij het bestreden besluit van 11 maart 2015 meegedeeld dat verzoeker voorlopig geen recht meer heeft op de zogenoemde AIO-aanvulling op zijn ouderdomspensioen. Verweerder heeft die aanvulling opgeschort omdat verzoeker zijn
CIN-nummer (Carte Nationale d'Identité) niet wilde afgeven aan verweerder. Zonder dat nummer kunnen de Marokkaanse autoriteiten moeilijk of geen inlichtingen verstrekken aan verweerder over eventueel vermogen van verzoeker aldaar, aldus verweerder.
2.2
Kort gezegd stelt verzoeker zich op het standpunt dat verweerder zonder wettelijke grondslag het CIN-nummer heeft opgevraagd en er evenmin een aanleiding zou zijn dat te doen.
3.1.
Verweerder verstrekt op verzoekers ouderdomspensioen een aanvulling tot bijstandsniveau op grond van artikel 47a, van de Participatiewet (Pw). Op grond van voornoemd artikel heeft de SVB tot taak algemene bijstand te verstrekken in de vorm van een AIO-aanvulling. Op grond van artikel 47a, derde lid, van de Pw zijn de artikelen 53a en 54 van de Pw van toepassing op de uitvoering van de taak door de SVB.
Op grond van artikel 47b, eerste lid, van de Pw wordt, voor de toepassing van artikel 47a, eerste lid, in de artikelen 53a en 54 voor het college telkens de SVB gelezen.
Op grond van artikel 53a, eerste lid, eerste zin, van de Pw bepaalt verweerder welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd.
Op grond van artikel 54, eerste lid, van de Pw kan verweerder de bijstand opschorten voor de duur van ten hoogste acht weken als de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent.
3.2
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag verweerder wel degelijk op elk moment een rechtmatigheidsonderzoek starten. Verweerder ziet zich daarin terecht gesteund door een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 mei 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BQ7881). Daar staat bij r.o. 4.3.5: “
Ingevolge artikel 53a, tweede lid, van de WWB is het college bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand.
Anders dan verzoeker meent is er, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, dan ook geen bijzondere aanleiding nodig voor het starten van een rechtmatigheidsonderzoek. Voor zover verzoeker een vergelijking maakt met de jurisprudentie over huisbezoeken en de inbreuk die dat meebrengt, overweegt de voorzieningenrechter dat die vergelijking mank gaat. Het gaat hier om iets dat vergelijkbaar is met het opvragen van het Burgerservicenummer. Het binnentreden van een woning is veel ingrijpender.
3.3
Verweerder heeft aanvankelijk zondermeer CIN-nummers opgevraagd. Na protesten hiertegen en na beantwoording van Kamervragen hierover heeft verweerder dit gestaakt. Op de website van verweerder is hierover op 28 mei 2014 een bericht geplaatst. Hierin staat dat de SVB wel doorgaat met het controle-onderzoek naar de AIO-uitkering en daarbij pas het CIN-nummer zal opvragen als nader onderzoek in Marokko nodig is. Verweerder legt hierover op de site uit: “
het opvragen van het CIN-nummer was bedoeld om het onderzoek op een praktische manier aan te pakken. Mede aan de hand van de vragen van klanten hebben we nog eens zorgvuldig gekeken of het ook anders kan. De gegevens die wij van u vragen gebruiken wij om te beoordelen of wij een vervolgonderzoek willen uitvoeren. Daarvoor hebben we het CIN-nummer nu niet nodig. Als het vervolgonderzoek in Marokko moet plaatsvinden zullen wij alsnog uw CIN-nummer opvragen.
3.4
Verzoeker heeft onder verwijzing naar deze publicatie gesteld dat het verzoek van de SVB in strijd is met haar eigen beleid, dat er op neer komt dat het CIN-nummer pas wordt gevraagd als nader onderzoek in Marokko nodig is. In dit geval is er echter geen aanleiding geweest voor dat nadere onderzoek. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter, is de in r.o 3.3 genoemde publicatie op de website van verweerder er echter een van slechts informatieve aard. Zoals de gemachtigde ter zitting heeft voorgehouden zal verweerder in de loop van de tijd bij iedereen met een AIO-aanvulling op het pensioen gaan controleren of er bezittingen in het buitenland zijn. De voorzieningenrechter ziet gelet op het voorgaande dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat het hier gaat om beleid waarbij verweerder zich zelf een beperking heeft opgelegd ten aanzien van zijn controlerende taak.
3.5
De voorzieningenrechter ziet vooralsnog dan ook geen aanleiding dat verweerder het CIN-nummer niet aan verzoeker had mogen vragen. Gelet op artikel 54, eerste lid, van de Pw kon verweerder de AIO-aanvulling dan ook opschorten. Het besluit zal in alle waarschijnlijkheid in bezwaar kunnen standhouden. Ondanks het gestelde spoedeisend belang zal de voorzieningenrechter het verzoek dan ook afwijzen.
4. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding te bepalen dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2015
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.