In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 april 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.I. L'Ghdas, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op zijn ouderdomspensioen op te schorten. Dit besluit was genomen omdat verzoeker zijn CIN-nummer (Carte Nationale d'Identité) niet wilde verstrekken, wat volgens de SVB noodzakelijk was voor het uitvoeren van een rechtmatigheidsonderzoek naar zijn vermogen in Marokko. Verzoeker betwistte de rechtmatigheid van het opvragen van het CIN-nummer en stelde dat er geen wettelijke grondslag voor was.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt. De rechter stelde vast dat de SVB op elk moment een rechtmatigheidsonderzoek mag starten en dat het opvragen van het CIN-nummer niet vergelijkbaar is met een huisbezoek, dat veel ingrijpender is. De voorzieningenrechter concludeerde dat de SVB het CIN-nummer mocht opvragen en dat de opschorting van de AIO-aanvulling op basis van artikel 54 van de Participatiewet gerechtvaardigd was. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht toegewezen.
De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de SVB om gegevens op te vragen voor het uitvoeren van haar controlerende taken en de noodzaak voor belanghebbenden om mee te werken aan dergelijke onderzoeken. De voorzieningenrechter wees erop dat de SVB in de toekomst bij iedereen met een AIO-aanvulling zal controleren op buitenlandse bezittingen, wat de breedte van de controle aangeeft.