Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
,
Raad voor de Kinderbeschermingte Amsterdam,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 april 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen, ingediend door de voogd. De minderjarigen, geboren in Nederland, dreigen te worden uitgezet naar Suriname, waar zij nooit eerder zijn geweest. De rechtbank heeft de minderjarigen en de voogd gehoord, waarbij de minderjarigen aangaven dat zij het fijn vinden om bij de voogd te wonen en dat zij graag in Nederland willen blijven. De voogd heeft verklaard dat hij de minderjarigen al jaren onder zijn hoede heeft en dat de dreigende uitzetting een ernstige bedreiging vormt voor hun welzijn. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook verklaard dat de situatie van de minderjarigen zorgwekkend is, gezien hun onzekere verblijfsstatus en het gebrek aan adequate hulpverlening.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen in een kwetsbare positie verkeren, met een dreigende uitzetting die hun ontwikkeling ernstig kan schaden. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, met name artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek, in overweging genomen en geconcludeerd dat de minderjarigen onder toezicht moeten worden gesteld. De rechtbank heeft het verzoek van de voogd tot ondertoezichtstelling toegewezen en bepaald dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling zal plaatsvinden door de stichting Nidos. Het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming is afgewezen, omdat hun verzoek geen verdere behandeling behoeft nu het verzoek van de voogd is toegewezen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek om een bijzonder curator voor de minderjarigen afgewezen.