ECLI:NL:RBAMS:2015:2092

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2015
Publicatiedatum
13 april 2015
Zaaknummer
EA VERZ 14-1129
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in arbeidszaak wegens gebrek aan belang

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 februari 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in een arbeidszaak. Verzoekster, IBM Nederland B.V., heeft het verzoek ingediend omdat zij meent dat IBM onvoldoende zorg en nazorg heeft geboden, wat heeft geleid tot een burn-out. Verzoekster is sinds oktober 2007 in dienst bij IBM en heeft sinds juli 2009 een gedeeltelijke WIA-uitkering. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat verzoekster niet voldoende belang heeft aangetoond voor het getuigenverhoor. De rechter oordeelde dat de feiten die verzoekster wilde bewijzen al duidelijk waren en dat het verzoek misbruik van bevoegdheid zou kunnen zijn. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat verzoekster niet heeft toegelicht waarom het belangrijk zou zijn om getuigen te horen over de re-integratieverplichtingen van IBM. De beslissing houdt in dat verzoekster als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld, die zijn begroot op € 125,00 voor het salaris van de gemachtigde. De uitspraak is gedaan door mr. M.V. Ulrici en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3613738 EA VERZ 14-1129
beschikking van: 26 februari 2015
func.: 560

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoekster]

wonende te [woonplaats]
verzoekster
nader te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. F.C. Schirmeister
t e g e n

IBM Nederland B.V.

gevestigd te Amsterdam
verweerster
nader te noemen: IBM
gemachtigde: mr. B.S. Hagemann

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij beschikking van 13 november 2014 is onderhavige procedure ter behandeling verwezen naar de kantonrechter.
Het verzoek is mondeling behandeld ter terechtzitting van 5 februari 2015. [verzoekster] is verschenen bij haar gemachtigde. IBM is verschenen bij mr. R.J.F. Campagne, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben het woord gevoerd. Na verder debat is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Uitgegaan wordt van het volgende.
1.1.
[verzoekster] is sinds oktober 2007 in dienst bij IBM en bekleedt vanaf 1 januari 2009 de functie van[functie].
1.2.
In juli 2009 is [verzoekster] arbeidsongeschikt geraakt wegens ziekte.
1.3.
[verzoekster] is thans geschikt voor passende arbeid. Zij heeft een gedeeltelijke WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 51,53%.
1.4.
[verzoekster] heeft IBM aansprakelijk gesteld voor de schade die [verzoekster] lijdt en zal lijden doordat IBM haar verantwoordelijkheid vanuit arbozorg onvoldoende heeft ingevuld.
1.5.
IBM heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.

Verzoek

2. [verzoekster] verzoekt om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. [verzoekster] stelt hiertoe, kort samengevat en zakelijk weergegeven, dat IBM onvoldoende zorg en nazorg aan [verzoekster] heeft besteed en haar heeft opgezadeld met een extreem hoge werkdruk als gevolg waarvan [verzoekster] een burn-out heeft opgelopen. [verzoekster] wil een civiele procedure starten tegen IBM en zij heeft daarom recht en belang bij het onderhavige verzoek om aldus duidelijkheid te krijgen over feiten en omstandigheden die voor het voeren van een dergelijke procedure van belang zijn en om haar procespositie op goede wijze te kunnen inschatten. [verzoekster] wijst er daarnaast op dat moet worden voorkomen dat getuigenbewijs verloren gaat als gevolg van het voortschrijden van de tijd. Het probandum heeft als thema het aan het licht brengen van de feiten en omstandigheden waaronder [verzoekster] de aan haar opgedragen werkzaamheden bij IBM heeft moeten verrichten en over de wijze waarop IBM, na de burn out, aan haar re-integratieverplichtingen jegens [verzoekster] heeft voldaan. Ter zitting heeft [verzoekster] desgevraagd medegedeeld dat de grondslag wanprestatie in de arbeidsovereenkomst betreft.

Verweer

3. IBM heeft zich verzet tegen het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor. Haar verweer komt bij de beoordeling aan de orde.

Beoordeling

4. Om te beoordelen of een verzoek als de onderhavige voor toewijzing in aanmerking komt, dient te worden bezien of de in het verzoekschrift te stellen feiten die verzoeker wil bewijzen, gegeven de aard en het beloop van de rechtsvordering, relevant zijn (artikel 166Rv). In dat geval bestaat er in beginsel recht op een getuigenverhoor, tenzij met het verzoek misbruik van bevoegdheid wordt gemaakt, het verzoek in strijd is met een goede procesorde of een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar dan wel dat diegene die het verzoek heeft gedaan daarbij geen belang als bedoeld in artikel 3:303 BW heeft.
5. De (toenmalige) gemachtigde van [verzoekster] heeft bij brief van 7 april 2014 aan IBM onder meer geschreven: “
uiteraard zullen wij onze stellingen juridisch dienen te onderbouwen. Ik ben van mening dat we dit ook kunnen, zelfs al beschikken we helaas nog niet over het volledige personeelsdossier van cliënte.” [verzoekster] heeft daarnaast gesteld dat bij brief van 14 juli 2014 door mr. Schikhof, aan IBM is bericht dat uit de beschikbare stukken evident blijkt van een zeer hoge werkdruk en van het negeren van signalen daarover door leidinggevenden van [verzoekster]. Tegen deze achtergrond heeft [verzoekster] onvoldoende duidelijk gemaakt waarom zij een voorlopig getuigenverhoor wenst over de omstandigheden waaronder [verzoekster] haar opgedragen werkzaamheden bij IBM heeft moeten verrichten. Het voorlopig getuigenverhoor ziet er immers op om gelegenheid te bieden vooraf opheldering te verkrijgen omtrent bepaalde feiten, zulks teneinde een belanghebbende in staat te stellen hun positie te bepalen. Uit hetgeen [verzoekster] heeft gesteld volgt echter dat die duidelijkheid er voor haar al is. Het had onder deze omstandigheden op de weg van [verzoekster] gelegen om uiteen te zetten welke feiten daarnaast nog relevant zijn voor de vraag of IBM tekort is geschoten in de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst.
6. [verzoekster] heeft voorts gesteld dat zij feiten en omstandigheden aan het licht wil brengen over de wijze waarop IBM, na de burn-out van [verzoekster], aan haar re-integratieverplichtingen jegens [verzoekster] heeft voldaan. [verzoekster] heeft echter niet toegelicht wat het belang is om daarover getuigen te horen. Dit had wel op haar weg gelegen, omdat die feiten in beginsel toch bij haar bekend moeten zijn. Zij is immers diegene die moet worden gere-integreerd en weet wat er in het kader van de re-integratie heeft plaatsgevonden.
7. Het voorgaande betekent dat het verzoek wegens onvoldoende belang wordt afgewezen.
8. [verzoekster] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast
.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van IBM begroot op € 125,00 voor salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw.
Aldus gegeven door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.